ECLI:NL:RBROE:2010:BL7241
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in een hennepkweekzaak wegens schending van het gelijkheidsbeginsel
In de zaak van de verdachte, die betrokken was bij een hennepkwekerij, heeft de politierechter op 26 februari 2010 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die door het openbaar ministerie was ingediend. De verdachte was eerder op 18 december 2007 betrokken bij een hennepkwekerij, maar de zaak tegen een familielid van de verdachte was op 1 april 2009 geseponeerd omdat het een oud feit betrof. De verdachte werd echter op 3 juni 2009 gedagvaard, wat leidde tot de huidige vordering.
De politierechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de verdachte anders behandeld werd dan het familielid, wat in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Dit beginsel vereist dat soortgelijke zaken op een gelijke manier worden behandeld door het openbaar ministerie. De officier van justitie had niet kunnen aantonen dat er relevante verschillen waren tussen de zaken die een afwijkende behandeling rechtvaardigden.
De politierechter concludeerde dat de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard diende te worden in de strafvervolging van de verdachte, omdat de vervolging in strijd was met de beginselen van een behoorlijke procesorde. Dit leidde ook tot de conclusie dat de ontnemingsvordering niet kon worden toegewezen, aangezien de verdachte niet was veroordeeld voor een strafbaar feit. De uitspraak benadrukt het belang van het gelijkheidsbeginsel in het strafrecht en de noodzaak voor het openbaar ministerie om consistent te handelen in vergelijkbare zaken.