ECLI:NL:RBROE:2010:BL6777

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09 / 866 AW
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair strafontslag van een politieagente wegens ongeoorloofd gebruik van een tankpas

In deze zaak gaat het om het disciplinair strafontslag van een politieagente die beschuldigd werd van het ongeoorloofd gebruik van een tankpas van de regiopolitie Limburg-Noord. De rechtbank Roermond heeft op 3 maart 2010 uitspraak gedaan in deze kwestie. De eiseres, een ervaren politieagente, had ten minste tweemaal met de tankpas van het korps getankt voor haar privéauto. Ondanks haar stellingen dat zij zelf had betaald voor tankbeurten met de dienstauto en dat zij niet op de hoogte was van de declaratieregels, heeft de rechtbank geoordeeld dat zij haar stellingen niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het voor eiseres volstrekt duidelijk had moeten zijn dat haar handelwijze ongeoorloofd was, ook zonder specifieke voorschriften.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aan eiseres verweten gedragingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en dat deze als ernstig plichtsverzuim moeten worden gekwalificeerd. De disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag werd door de rechtbank niet onevenredig geacht, gezien de aard van de gedragingen en de hoge eisen die aan de integriteit van politieambtenaren worden gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en handhaafde het besluit van de korpsbeheerder om haar te ontslaan.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor politieambtenaren om zich te houden aan de regels en de verwachtingen van integriteit en betrouwbaarheid die aan hun functie zijn verbonden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 866
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[naam 1] te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr. V.L.J. Schöyer,
tegen
de Korpsbeheerder van de politie Limburg-Noord, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 8 mei 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 15 januari 2009, waarbij verweerder aan eiseres de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag heeft opgelegd, ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
1.2. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiseres gezonden.
1.3. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 3 februari 2010, waar eiseres is verschenen bijgestaan door mr. V.L.J. Schöyer.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.M. Schoonhoven, verbonden aan het Centraal Adviesbureau voor Publiek Recht en Administratie te 's Hertogenbosch en drs. A.F. Quaedvlieg.
2. Overwegingen
2.1. Eiseres is vanaf 1 november 2002 in dienst geweest bij de regiopolitie Limburg-Noord. Van 19 mei 2007 tot en met 16 mei 2008 was eiseres op basis van een tijdelijke tewerkstelling werkzaam in het zogeheten straatteam in Venlo in het kader van het project Hector. Dit rechercheteam is belast met de bestrijding van handel in en overlast door drugs.
2.2. Op enig moment is door de leiding van het politiedistrict Venlo geconstateerd dat er met gebruikmaking van de tankpassen van het straatteam opvallend veel brandstof was getankt, welke hoeveelheid niet in verhouding stond tot het aantal verreden kilometers. Bij verweerder is het vermoeden gerezen dat eiseres oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van een tankpas van het straatteam omdat er meermalen in [woonplaats] was getankt en omdat er meermalen diesel was getankt terwijl vrijwel alle bij het straatteam in gebruik zijnde auto’s op benzine reden.
Op 10 juni 2008 is onder leiding van de officier van justitie te Roermond een opsporingsonderzoek ingesteld tegen eiseres, gericht op het mogelijk zonder toestemming tanken van brandstof ten behoeve van privé-gebruik met gebruikmaking van een tankpas, in gebruik bij de regiopolitie Limburg-Noord.
Bij besluit van 9 juli 2008 heeft verweerder eiseres met onmiddellijke ingang in het belang van de dienst buiten functie gesteld en is haar de toegang tot de gebouwen en de terreinen van het korps ontzegd. Aan eiseres is medegedeeld dat zij werd verdacht van het plegen van een strafbaar feit, welke gedraging is aan te merken als zeer ernstig plichtsverzuim, namelijk het oneigenlijk gebruik maken van een tankpas van de politieregio Limburg-Noord. Bij brief van 22 juli 2008 is eiseres in het belang van de dienst geschorst.
Op 5 november 2008 heeft de districtschef van de politie Venlo, namens de regiopolitie Limburg-Noord, aangifte gedaan van diefstal en/of oplichting en/of verduistering en/of verduistering in dienstbetrekking. Op 12 november 2008 heeft verweerder het strafrechtelijke en disciplinair onderzoek afgerond. Het onderzoek heeft onder andere bestaan uit het horen van alle medewerkers van het straatteam, waaronder eiseres. Daarnaast zijn in het kader van het onderzoek gegevens opgevraagd bij autoverhuurder [naam 2], Esso, T-mobile en de Rabobank.
2.3. Bij brief van 10 december 2008 heeft verweerder aan eiseres het voornemen kenbaar gemaakt om haar vanwege zeer ernstig plichtsverzuim de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ontslag op te leggen.
Bij besluit van 15 januari 2009 heeft verweerder aan eiseres de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd, als bedoeld in artikel 77, eerste lid, sub j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) wegens plichtsverzuim, dat volgens verweerder als zeer ernstig is te beschouwen en derhalve de sanctie van onvoorwaardelijk strafontslag rechtvaardigt.
Bij besluit van 8 mei 2009 heeft verweerder het bezwaar tegen dit besluit, onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie, ongegrond verklaard. Tegen dit laatste besluit richt zich het beroep.
2.4. In beroep heeft eiseres - samengevat - aangevoerd dat, gezien de haar verweten gedragingen, de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag naar haar mening disproportioneel is. Daartoe heeft zij gesteld dat zij diverse malen uit eigen zak heeft moeten betalen voor een tankbeurt met de dienstauto, omdat de tankpas niet in de auto aanwezig was. Zij heeft de door haar betaalde bedragen vervolgens verrekend door met de tankpas van het straatteam voor eenzelfde bedrag haar privéauto te tanken. Van de tankbeurten die eiseres uit eigen zak betaalde heeft zij de bonnen in de dienstauto achtergelaten. Eiseres stelt dat zij over deze handelwijze - alsmede over het opwaarderen van haar Tigercard - altijd open heeft gecommuniceerd met haar leidinggevende.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar feitelijk wordt verweten dat zij niet op een juiste wijze gedeclareerd heeft. Haar afwijkende declaratiemethode was achteraf gezien weliswaar onhandig, doch dit kan haar niet verweten worden nu er niet een eenduidige manier van declareren was binnen het straatteam. De disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag is naar de mening van eiseres een te zwaar middel om haar onhandigheid te bestraffen, gelet op de verstrekkende gevolgen van het besluit voor eiseres, de omstandigheden die hebben geleid tot de noodzaak van het uit eigen zak betalen van benzine en haar staat van dienst.
2.5. Verweerder heeft - samengevat - het standpunt ingenomen dat vast is komen te staan dat eiseres meermalen zonder toestemming diesel heeft getankt in haar privé-voertuig met gebruikmaking van de tankpas van verweerder en waarbij zij tevens tenminste negenmaal haar persoonlijke Tigercard heeft laten opwaarderen met tankpunten. Verweerder is van mening dat de verweten gedragingen aan eiseres kunnen worden toegerekend en dienen te worden gekwalificeerd als zeer ernstig plichtsverzuim. Gelet op de geconstateerde feiten is verweerder van mening dat de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag niet onevenredig is. Van een ambtenaar, meer in het bijzonder van een medewerker bij de politie met een executieve functie aan wie extra eisen aangaande betrouwbaarheid en integriteit gesteld mogen worden, mag immers volledige integriteit worden verwacht.
2.6. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel.
2.7. Ingevolge artikel 76, eerste lid, van het Barp kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft. Blijkens het tweede lid van artikel 76 van het Barp omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 77, eerste lid, onder j, van het Barp kan als straf ontslag worden opgelegd.
2.8. De eerste vraag die derhalve beantwoord dient te worden, is of de aan eiseres verweten gedragingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en als dat het geval is, of deze gedragingen moeten worden aangemerkt als plichtsverzuim. Indien dit het geval is, dient te worden bezien of dit plichtsverzuim aan eiseres kan worden toegerekend. Als daarvan sprake is, bestond voor verweerder de bevoegdheid tot het opleggen van een disciplinaire straf. Vervolgens dient te worden beoordeeld of er tussen de zwaarte van de opgelegde straf en de ernst van het gepleegde plichtsverzuim geen onevenredigheid bestaat.
2.9. Niet in geschil is dat eiseres tenminste tweemaal met gebruikmaking van de tankpas van het straatteam met haar privéauto heeft getankt en dat zij tenminste negen maal haar Tigercard met punten heeft laten opwaarderen na gebruikmaking van voormelde tankpas.
2.10. Eiseres heeft haar stellingen, dat zij meermaals zelf zou hebben betaald voor het tanken met de dienstauto, dat zij niet bekend was met de wijze van declareren binnen het straatteam en dat zij overleg zou hebben gehad met haar leidinggevende over het tanken met de tankpas, op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Bovendien zijn door verweerder de nodige inspanningen geleverd om de waarheid te achterhalen, doch daarbij is niets gevonden dat de stellingen van eiseres zou kunnen ondersteunen. Uit de uitvoerige rapportage van het opsporingsonderzoek blijkt niet dat eiseres toestemming had voor haar handelwijze of dat zij haar handelwijze met collega’s of met haar leidinggevende heeft besproken. Uit het opsporingsonderzoek komt wel naar voren dat de binnen het straatteam gehanteerde declaratiemethode bij alle collega’s bekend was. De rechtbank gaat derhalve aan de stellingen van eiseres voorbij.
2.11. Naar het oordeel van de rechtbank moet het aan eiseres als ervaren politieagente, ook bij afwezigheid van specifieke voorschriften of regels met betrekking tot de wijze van declareren binnen het team, volstrekt duidelijk zijn geweest dat haar handelwijze ongeoorloofd was. Dit geldt temeer nu op geen enkele wijze valt te achterhalen of eiseres daadwerkelijk geldbedragen heeft voorgeschoten teneinde met de dienstauto te kunnen tanken nu zij de bonnen niet heeft bewaard en geen enkel betalingsbewijs heeft overgelegd.
2.12. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen staat naar het oordeel van de rechtbank niet alleen vast dat de aan eiseres verweten gedragingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, maar ook dat die gedragingen onder de gegeven omstandigheden moeten worden aangemerkt als ernstig plichtsverzuim.
2.13. Nu van de zijde van eiseres niets is aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het plichtsverzuim haar niet kan worden toegerekend, was verweerder derhalve tot oplegging van de disciplinaire sanctie bevoegd.
2.14. In het licht van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 januari 2008, LJN BC2391, acht de rechtbank het bij het bestreden besluit gehandhaafde ontslag, gezien de aard en de ernst van de gedragingen en de betekenis hiervan voor het functioneren van eiseres als executieve ambtenaar binnen de politiedienst en de door gedaagde terecht gestelde eisen met betrekking tot betrouwbaarheid en integriteit van medewerkers van die dienst, voorts niet onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim.
2.15. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat het bestreden besluit in stand dient te blijven en het beroep derhalve ongegrond dient te worden verklaard.
2.16. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. P.J. Voncken (voorzitter), T.M. Schelfhout, en E.J. Govaers in tegenwoordigheid van mr. J. Schreurs-van de Langemheen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2010.
w.g. mr. J. Schreurs-van de Langemheen,
griffier
w.g. mr. P.J. Voncken,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 3 maart 2010.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.