RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 1881
Proces verbaal van de met toepassing van artikel 8:67 juncto artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedane mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Roermond
[naam 1], verzoeker,
gemachtigde mr. A.C.J. Lina
de Burgemeester van de gemeente Venlo, verweerder.
Zitting hebben: mr.drs. E.J. Govaers, als voorzitter
L.M.W. Ottenheim, als griffier.
1. Mondelinge behandeling
1.1. De mondelinge behandeling van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft plaatsgehad ter zitting van 8 februari 2010, waar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. S.B.M.A. Engelen als waarnemer van mr. Lina voornoemd, en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door [naam 2].
1.2. Na de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter heden, 8 februari 2010 de volgende uitspraak gedaan.
Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
3. Gronden voor de beslissing
3.1. Bij besluit van 5 november 2009 heeft verweerder geweigerd verzoeker een vergunning te verlenen als bedoeld in artikel 2:22 van de Algemene plaatselijke verordening Venlo voor het exploiteren van een horecabedrijf aan de [locatie] te Venlo. Tegen dat besluit is bezwaar gemaakt en is verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
3.2. In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.3. De rechter concludeert dat aan de eerste twee in artikel 8:81 van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan nu verzoeker een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de rechtbank te Roermond bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen.
3.4. Omtrent het vereiste van de onverwijlde spoed overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
3.4.1. Een exploitatievergunning is onlosmakelijk verbonden met een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet, in die zin dat de inrichting zonder drank- en horecavergunning niet kan worden geëxploiteerd. Dit klemt temeer nu het de bedoeling van verzoeker is om ter plaatse alcohol te kunnen schenken.
3.4.2. Ter zitting is gebleken dat verweerder nog niet heeft beslist op de aanvraag om vergunning op grond van de Drank- en Horecawet. Partijen verschillen van mening omtrent de vraag of verzoeker al dan niet heeft voldaan aan de voorwaarden tot toekenning van deze vergunning.
3.4.3. Wat daar ook van zij - (het verlenen van) een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet staat in onderhavige zaak niet ter beoordeling - vaststaat dat verzoeker niet in het bezit is van een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet en derhalve het horecabedrijf niet kan exploiteren.
3.4.4. Gelet op het vorenstaande ontbreekt aan het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening het spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, zodat het verzoek reeds op die grond dient te worden afgewezen en de voorzieningenrechter niet toekomt aan een verdere belangenweging als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.
3.5. Van omstandigheden op grond waarvan het door verzoeker gestorte griffierecht geheel of gedeeltelijk zou moeten worden vergoed of van omstandigheden op grond waarvan een der partijen zou moeten worden veroordeeld in de proceskosten van de andere partij is de voorzieningenrechter niet gebleken.
3.6. Waarvan door de griffier is opgemaakt dit proces verbaal, dat door de voorzieningenrechter en door de griffier is ondertekend.
w.g. L.M.W. Ottenheim,
griffier
w.g. mr.drs. E.J. Govaers,
voorzieningenrechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 9 februari 2010
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.