ECLI:NL:RBROE:2009:BK7925

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1593
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsgebrek bij projectbesluit Tiskeswej Fase 1 in Nederweert

In deze zaak gaat het om een projectbesluit met betrekking tot de uitbreiding van de kern Nederweert, specifiek het project 'Tiskeswej Fase 1'. Dit projectbesluit, dat op 1 september 2009 door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nederweert is vastgesteld, betreft de oprichting van 45 woningen en de aanleg van infrastructuur. Verzoeker, die zich benadeeld voelt door dit besluit, heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 4 december 2009 de zaak behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B. Smit, en verweerder werd vertegenwoordigd door H.J.G. Slenter en W.C. Delsing.

De rechter concludeert dat er een bevoegdheidsgebrek kleeft aan het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen, zoals vereist door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit gebrek is van belang omdat het artikel 6.12, vierde lid, van de Wro vereist dat een exploitatieplan gelijktijdig met een projectbesluit wordt vastgesteld. De rechter oordeelt dat dit gebrek er waarschijnlijk toe zal leiden dat het bestreden besluit in de hoofdzaak zal worden vernietigd. De rechter verwacht dat verweerder na vernietiging van het besluit opnieuw, en dan bevoegdelijk, de desbetreffende besluiten zal nemen.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de rechter van oordeel is dat verzoeker zonder enig nadeel kan afwachten op de beslissing in de hoofdzaak. De rechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat de materiële inhoud van het vernietigde besluit de rechterlijke toets in de hoofdzaak niet kan doorstaan. De overige beroepsgronden van verzoeker worden als niet kansrijk beoordeeld. De uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, in tegenwoordigheid van griffier L.M.W. Ottenheim, op 11 december 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 09 / 1593
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
inzake
[verzoeker] te Nederweert, verzoeker
gemachtigde mr. B. Smit,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nederweert, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 1 september 2009 heeft verweerder het projectbesluit “Tiskeswej Fase 1” vastgesteld.
1.2. Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld. Tevens heeft verzoeker zich tot de rechtbank gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.
1.3. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:83 van de Awb ingezonden stukken zijn in afschrift aan de gemachtigde van verzoeker gezonden.
1.4. Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 december 2009, waar verzoeker in persoon is verschenen bijgestaan door mr. B. Smit. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H.J.G. Slenter en W.C. Delsing.
2. Overwegingen
2.1. In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit beroep is ingesteld bij de rechtbank, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Als aanstonds moet worden geconcludeerd dat verzoeker zonder enig nadeel een beslissing in de hoofdzaak kan afwachten, dan dient het verzoek om een voorlopige voorziening reeds op die grond te worden afgewezen en komt de rechter aan een verdere belangenweging als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb niet toe. Is een bepaald spoedeisend belang wel aanwezig, dan bestaat pas aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening indien het belang van verzoeker bij de gevraagde voorziening zodanig is dat het zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder bij afwijzing van die voorziening en bij onmiddellijke uitvoering van het besluit. In het kader van die belangenweging kan worden betrokken een voorlopig oordeel van de rechter over het geschil in de hoofdzaak.
2.1.1. Het verzoek als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb is gedaan terwijl beroep is ingesteld bij de rechtbank. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter alsdan onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak indien hij na de behandeling van het verzoek ter zitting van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak. De rechter is
- voorlopig oordelend - van opvatting dat het geschil zich, gezien de impact ervan, niet leent voor toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb. De rechter doet dan ook geen uitspraak in de hoofdzaak.
2.1.2. De rechter concludeert dat aan de eerste twee in artikel 8:81 van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan nu verzoeker een beroepschrift heeft ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de rechtbank te Roermond bevoegd moet worden geacht om van de hoofdzaak kennis te nemen.
2.1.3. Verzoeker is te beschouwen als belanghebbende bij het onderhavige projectbesluit nu dit betrekking heeft op een locatie in de nabijheid van zijn woning. Gelet op de reeds aangevangen werkzaamheden ten behoeve van het bouwrijp maken van het project is de rechter van oordeel dat niet reeds op voorhand gezegd kan worden dat verzoeker zonder enig nadeel een beslissing in de hoofdzaak kan afwachten. Aan de zijde van verzoeker wordt dan ook een bepaald spoedeisend belang aanwezig geacht.
2.2. Met betrekking tot de vraag of het belang van verzoeker bij de gevraagde voorziening zodanig is dat het zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder bij afwijzing van die voorziening overweegt de rechter het volgende.
2.3. In de kern Eind in verweerders gemeente is voorzien in de uitbreidingslocatie “Tiskeswej”, gelegen aan de oostzijde van de kern tussen de Kruisstraat en de Steutenweg: Voor het plangebied, inhoudende een uitbreiding van circa 65 woningen, heeft verweerders gemeenteraad op 27 mei 2008 een structuurplan vastgesteld. Het plangebied past niet binnen het vigerende bestemmingsplan “buitengebied 1998”. Ter realisering van het plangebied wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld waarbij de bestemmingen zullen worden opgedeeld in een deel met een directe bouwtitel en een deel met een uitwerkingsbevoegdheid. Voor het deel van het plangebied met een directe bouwtitel, “Tiskeswej Fase 1” is, vooruitlopend op de bestemmingsplanprocedure, besloten een projectbesluit te nemen als bedoeld in artikel 3.10 van de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening (Wro). “Tiskeswej Fase 1” voorziet in de oprichting van 45 woningen in verschillende typen.
2.4. Het voornemen om een projectbesluit te nemen is bekend gemaakt in de Staatscourant van 16 april 2009 en het voornemen heeft ter inzage gelegen van 17 april 2009 tot en met 28 mei 2009. Onder meer verzoeker heeft zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben niet geleid tot wijziging van het ontwerp.
2.5. Op 1 september 2009 heeft verweerder het projectbesluit “Tiskeswej Fase 1” genomen. Het projectbesluit ziet tevens op de aanleg van infrastructuur en op het bouwrijp maken van dit plandeel. Verweerder heeft tevens besloten geen exploitatieplan vast stellen als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wro.
2.6. Ingevolge artikel 6.12, vierde lid, van de Wro moet een exploitatieplan gelijktijdig worden vastgesteld en bekend gemaakt met - voor zover hiervan belang - een projectbesluit.
2.7. Artikel 8.3, derde lid, van de Wro bepaalt dat voor de mogelijkheid van beroep en de behandeling van en uitspraak op een beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Awb als één besluit worden aangemerkt een besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan en een gelijktijdig vastgesteld projectbesluit.
2.8. De rechter stelt vast dat de raad van verweerders gemeente op 18 juni 2008, op grond van het bepaalde in artikel 3.10, vierde lid, van de Wro, haar bevoegdheid tot het nemen van een projectbesluit heeft gedelegeerd aan verweerder. Delegatie voor wat betreft het onderhavige projectbesluit heeft derhalve tijdig plaats gevonden. Anders is dat voor het besluit voor zover verweerder heeft beslist om geen exploitatieplan vast te stellen. Ten aanzien daarvan heeft de raad eerst op 20 oktober 2009, op grond van artikel 6.12, derde lid, van de Wro, haar bevoegdheid gedelegeerd aan verweerder. Verweerder was derhalve bij het nemen van het onderhavige besluit op 1 oktober 2009 niet bevoegd om te besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
2.9. Dit bevoegdheidsgebrek zal, wegens de koppeling die artikel 6.12, vierde lid, van de Wro legt met het projectbesluit, er naar voorlopig oordeel van de rechter toe leiden dat het bestreden besluit in de hoofdzaak zal moeten worden vernietigd. Nu inmiddels door genoemd delegatiebesluit van de raad verweerder wel bevoegd is om te beslissen omtrent vaststelling van een exploitatieplan, is te verwachten dat verweerder na vernietiging opnieuw, en dan bevoegdelijk, de desbetreffende besluiten zal nemen. Zulks zal naar alle waarschijnlijkheid in de hoofdzaak aanleiding zijn om - behoudens andere gebreken - de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Ook zou verweerder ervoor kunnen kiezen om hangende de procedure het bevoegdheidsgebrek te herstellen, in welk geval het desbetreffende besluit op grond van de artikelen 6:18 en 6:19 in de beoordeling van de hoofdzaak kan worden betrokken.
2.10. In hetgeen door verzoeker is aangevoerd en ook overigens, ziet de rechter vooralsnog geen aanleiding om te oordelen dat de materiële inhoud van het vernietigde besluit de rechterlijke toets in de hoofdzaak niet kan doorstaan. Voorlopig oordelend over de aangevoerde beroepsgronden stelt de rechter namelijk vast dat de beroepsgronden voornamelijk betrekking hebben op de voorgenomen, niet in het voorliggende projectbesluit begrepen, volgende fase van het plan Tiskeswej dat deels geprojecteerd is op gronden die thans eigendom zijn van verzoeker. Die beroepsgronden kunnen echter niet leiden tot aantasting van het bestreden projectbesluit. Voor zover reeds werkzaamheden zijn gedaan ten behoeve van deze volgende fase worden deze niet gedekt door het projectbesluit en moeten in deze procedure buiten beschouwing blijven.
2.11. De overige beroepsgronden betreffende gebreken in (het onderzoek ten behoeve van) de ruimtelijke onderbouwing die volgens verzoeker aanwezig zijn, acht de rechter gelet op hetgeen ter zitting namens verweerder is verklaard, niet op voorhand kansrijk. De rechter gaat ervan uit dat in het verweerschrift nader op deze punten ingegaan zal worden en dat verweerder alle onderzoeksrapportages dienaangaande in het geding zal brengen. Gelet hierop ziet de rechter geen termen om een voorlopige voorziening te treffen
2.12. Beslist wordt zoals aangegeven in rubriek 3.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. T.M. Schelfhout in tegenwoordigheid van L.M.W. Ottenheim als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2009
w.g. L.M.W. Ottenheim,
griffier w.g. mr. T.M. Schelfhout,
voorzieningenrechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 11 december 2009
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.