RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850957-08
Parketnummer : 04/850328-09 (ttzgev)
Datum uitspraak : 14 december 2009
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentie-adres].
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2009, 3 juli 2009 (voortgezet op 6 juli 2009), 26 augustus 2009, 13 oktober 2009 en 30 november 2009
De verdachte staat terecht ter zake dat:
In de zaak met parketnummer 04/850957-08:
1.
hij op of omstreeks 07 december 2008 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben/heeft weggenomen een kassalade inhoudende ongeveer 350,= EURO, in elk geval enig goed en/of bedrag aan geld, geheel of ten dele toebehorende aan cafetaria "[benadeelde 1]" en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan dat:
- verdachte en/of één van zijn mededader met een hamer in zijn hand op de vitrine en/of het
werkblad van cafetaria "[benadeelde 1]" is gesprongen en deze hamer boven, zijn,
verdachtes, hoofd heeft gehouden en/of met deze hamer voorover heeft gehangen in de
richting van genoemde [slachtoffer 1] en/of
- verdachte en/of één van zijn mededaders een pistool, in elk geval een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 1] heeft gericht, in elk geval heeft
getoond;
art. 312 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 04 december 2008 tot en met 10 december 2008 in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, een hoeveelheid sigaretten heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze sigaretten wist of redelijkerwijs had moten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art. 416 subs. 417BIS van het Wetboek van Strafrecht;
In de zaak met parketnummer 04/ 850328-09:
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2008 tot en met 17 november 2008 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrag aan geld van 980,05 EURO, in elk geval enig bedrag aan geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het richten van een mes op deze [slachtoffer 2], in elk geval het tonen van een mes aan
deze [slachtoffer 2] en/of
- het duwen en/of vastpakken en/of trekken van/aan voornoemde [slachtoffer 2]
en/of
- het op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 2] zeggen: "Loop naar achter loop naar
achter." en/of "Nergens op duwen nergens op duwen." en/of "Ga op de grond liggen ga op
de grond liggen." en/of "Mevrouw kijk me in de ogen.";
art. 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 30 november 2009 gevorderd dat
het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
In de zaak met parketnummer 04/850957-08 :
Ten aanzien van feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2009 ,
- de aangifte van [slachtoffer 1] ,
Ten aanzien van feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2009 ,
- de aangifte van [slachtoffer 3] ,
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en
[verbalisant 3] ,
In de zaak met parketnummer 04/ 850328-09 :
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 november 2009,
- de aangifte van [slachtoffer 2] .
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 04/850957-08
1.
hij op 07 december 2008 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade inhoudende ongeveer 350,= EURO, toebehorende aan cafetaria "[benadeelde 1]" en/of [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan dat:
- verdachte met een hamer in zijn hand op de vitrine en het werkblad van cafetaria "[benadeelde 1]" is gesprongen en deze hamer boven zijn hoofd heeft gehouden en met deze
hamer voorover heeft gehangen in de richting van genoemde [slachtoffer 1] en
- één van zijn mededaders een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 1] heeft gericht;
2.
hij in de periode van 04 december 2008 tot en met 10 december 2008 in de gemeente Roermond, een hoeveelheid sigaretten voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze sigaretten redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
In de zaak met parketnummer 04/850328-09:
hij in de periode van 16 november 2008 tot en met 17 november 2008 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrag aan geld van 980,05 EURO, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het richten van een mes op deze [slachtoffer 2],
en
- het duwen en vastpakken en trekken van en aan voornoemde [slachtoffer 2]
en
- het op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 2] zeggen: "Loop naar achter loop naar
achter." en "Nergens op duwen nergens op duwen." en "Ga op de grond liggen ga op de
grond liggen." en "Mevrouw kijk me in de ogen.".
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
In de zaak met parketnummer 04/850957-08:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 juncto 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 2:
schuldheling.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
In de zaak met parketnummer 04/850328-09:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 juncto 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 30 november 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de hoogte van de gevangenisstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft verzocht om daarbij rekening te houden met de volgende punten. Hoewel verdachte zich aanvankelijk heeft beroepen op zijn zwijgrecht heeft hij uiteindelijk alle hem ten laste gelegde feiten erkend. Verdachte verblijft al bijna een jaar in voorarrest en wil schoon schip maken. Na zijn detentie wil hij in een ander plaats een nieuwe toekomst opbouwen ver uit de buurt van zijn oude vrienden om te voorkomen dat hij weer zal terugvallen in criminele activiteiten. Verdachte is bereid zich daarbij te laten begeleiden door de reclassering, zodat een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats is. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met het feit dat de zaak van verdachte veel publiciteit heeft gehad.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
In de maanden november/december 2008 en januari 2009 werd Roermond en omgeving opgeschrikt door een groot aantal gewapende overvallen op onder andere tankstations, supermarkten, fritures, een restaurant, een woning en een dierenkliniek waarbij sprake was van een grotere en steeds wisselende dadergroep, welke golf van gewapende overvallen veel commotie heeft veroorzaakt en met name voor de slachtoffers en andere ondernemers in die betreffende branches een bijzonder gevoel van onveiligheid teweeg heeft gebracht (Hyena onderzoek). De door verdachte (tezamen met zijn medeverdachten) gepleegde gewapende overvallen op cafetaria ‘[benadeelde 1]’ en op cafetaria ‘[benadeelde 2]’ maken hiervan deel uit.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van sigaretten die buitgemaakt waren bij een overval op de [benadeelde 3].
Voormelde overvallen moeten voor de slachtoffers schokkende en beangstigende gebeurtenissen geweest zijn, die zij niet snel zullen vergeten. De ervaring leert, dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. De overvallen waarbij een (nep)wapen, een hamer en/of een mes werden gebruikt en de daders zich veelal vermomden met bivakmutsen, sjaals en/of capuchons hebben veel impact op de slachtoffers gehad en hebben dat nog steeds. Dit blijkt uit de aangiftes, de voegingsformulieren benadeelde partij in het strafproces en de schriftelijke slachtofferverklaringen.
Mevrouw [slachtoffer 1] geeft aan dat zij op het moment van de overval doodsangsten heeft uitgestaan. Ze heeft last gehad van nachtmerries en telkens als voor haar gevoel vreemde types de frituur binnenkomen, is ze angstig, extra alert en voelt ze een grote spanning. Het plezier in haar werk in de frituur is nu een stuk minder dan voorheen.
Mevrouw [slachtoffer 2] durft nog steeds niet alleen in de zaak te werken of alleen over straat te gaan. Haar veiligheidsgevoel is weg en ze heeft last van nachtmerries en wisselende stemmingen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich op geen enkel moment rekenschap gegeven van de gevolgen voor hun slachtoffers, maar hebben zich puur bekommerd om hun behoefte aan geld.
De rechtbank acht het uitermate zorgelijk dat verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd
tot het plegen van deze buitengewoon ernstig misdrijven in staat blijkt te zijn en daarover pas openheid van zaken geeft, als hij – gelet op het tegen hem aanwezige bewijs – niet anders meer kan dan erkennen dat hij één van de daders is geweest.
De rechtbank houdt voorts rekening met de rol die verdachte bij de overvallen heeft gespeeld. Bij de overval op ‘[benadeelde 1]’ was hij degene die dreigend met een hamer boven zijn hoofd op de vitrine sprong en bij de overval op ‘[benadeelde 2]’ heeft hij het slachtoffer met een mes bedreigd.
De omstandigheid dat verdachte, ondanks zijn nog jeugdige leeftijd van [-] jaar, blijkens zijn - dertien pagina’s tellend - uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister reeds verschillende malen eerder ter zake van gekwalificeerde diefstal en geweldsdelicten is veroordeeld tot onder meer leer- en werkstraffen alsmede proeftijden met begeleiding door (jeugd)reclassering, hieruit kennelijk onvoldoende lering heeft getrokken en onverminderd door blijft gaan met het plegen van steeds brutaler wordende geweldsdelicten, is voor de rechtbank redengevend om de samenleving voor langere tijd te beschermen tegen verdachte.
De rechtbank is - gelet op vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien - van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal voorts het advies van de Reclassering, zoals vermeld in het rapport d.d. 3 augustus 2009, volgen en verdachte tevens een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met als bijzondere voorwaarde toezicht door de Reclassering, zodat verdachte ondersteund en begeleid kan worden bij zijn voornemens om te breken met zijn criminele verleden.
Met het opleggen van een (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf wordt de strafoplegging tevens dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
11. De vorderingen van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
11.1. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1], wonende te [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 04/850957-08 ten laste gelegde feit 1 geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 424,55 en de immateriële schade op een bedrag van € 1.700,-- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. Omdat van deze schade reeds een bedrag ad € 123,-- is vergoed, bedraagt het bedrag van de schade die in deze procedure wordt gevorderd € 2.001,55.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder parketnummer 04/850957-08 het ten laste gelegde feit 1 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten.
Immateriële schade:
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als
volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor
bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 1.700,-- rechtvaardigt, kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen.
Voor zover deze vordering van immateriële schade het bedrag van € 1.000,-- overstijgt,
is deze vordering naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij voor dit deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen
dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Materiële schade:
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de posten ‘aankoop nieuwe kassalade ad € 74,55’ en ‘gestolen bedrag uit kassalade ad € 350,--’ die door de verdediging niet zijn weersproken, na aftrek van het reeds vergoede bedrag ad € 123,-- voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 1.301,55, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 07 december 2008 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
11.2. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2], wonende te [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder parketnummer 04/850328-09 ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 2] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 2.700,-- en de immateriële schade op een bedrag van € 2.000,-- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is hiervoor het ten laste gelegde feit onder parketnummer 04/850328-09 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten.
Immateriële schade:
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als
volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor
bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 2.000,-- rechtvaardigt, kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen.
Voor zover deze vordering van immateriële schade het bedrag van € 1.500,-- overstijgt, is deze vordering naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij voor dit deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen
dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven een immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 550,-- aan [slachtoffer 2] heeft uitgekeerd, zodat dit bedrag in mindering gebracht dient te worden.
Uit de beslissing van het Schadefonds Geweldsmisdrijven d.d. 27 februari 2009 blijkt dat het slachtoffer mogelijk bij toewijzing van een betaling door de dader het door haar van het Schadefonds Geweldsmisdrijven ontvangen bedrag terug dient te betalen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bedrag € 550,-- niet in mindering gebracht dient te worden.
Materiële schade:
Aangezien de vordering met betrekking tot de materiële schade niet met stukken is onderbouwd en naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal het totale schadebedrag vaststellen op € 1.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 16 november 2008 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn medeverdachten, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.500,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf
16 november 2008 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal
te vervangen door jeugddetentie voor de tijd van 25 dagen, te betalen ten behoeve van
[slachtoffer 2] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
12. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 310, 312, 417bis.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 36 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd
zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden
gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond,
zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering
aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere
voorwaarde;
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende te [adres] en veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1301,55, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 07 december 2008 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voornoemd, voor het overige niet-ontvankelijk, en bepaalt dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1301,55 subsidiair 23 dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 07 december 2008 tot de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat de subsidiaire hechtenis ook van toepassing is op de vervallen rentetermijnen;
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1301,55, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 07 december 2008 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], wonende te [adres], en veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 16 november 2008 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voornoemd voor het overige niet-ontvankelijk, en bepaalt dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is alsnog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1.500,-- subsidiair 25 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 16 november 2008 tot de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat de subsidiaire hechtenis ook van toepassing is op de vervallen rentetermijnen;
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,-- , te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 16 november 2008 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten
behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. C.A.M. Schaap-Meulemeester, M.I.J. Hegeman en M.J.H.
van den Hombergh, rechters, van wie mr. M.J.H. van den Hombergh voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. E.A.C. Tolkamp-Gazenbeek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 14 december 2009.