ECLI:NL:RBROE:2009:BK4082

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
93104 / HA ZA 09-295
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.C.M. Bomans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlegging testament en erfrechtelijke positie van kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 25 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de uitlegging van een testament. De eiseres, in haar hoedanigheid als executrice van de nalatenschap van de erflater, vorderde een verklaring voor recht over de inhoud van het testament van de erflater, die op 6 juni 2006 was overleden. De eiseres stelde dat het testament onduidelijk was met betrekking tot de erfrechtelijke positie van haar kinderen, [minderjarig kind 1] en [minderjarig kind 2]. In het testament was een legaat opgenomen voor het kind waarvan de eiseres in verwachting was, maar de eiseres betoogde dat dit legaat ook voor haar andere kind moest gelden. De rechtbank diende te beoordelen of de bewoordingen van het testament duidelijk waren en of er aanleiding was voor uitlegging op basis van de omstandigheden waaronder het testament was opgesteld.

De rechtbank overwoog dat de erflater, ondanks dat hij op het moment van overlijden niet meer samenwoonde met de eiseres, de bedoeling had om zijn kinderen gelijkelijk te bedelen. De rechtbank concludeerde dat de letterlijke bewoordingen van het testament geen duidelijke zin hadden en dat het testament uitlegging behoefde. De rechtbank oordeelde dat de erflater de gevolgen van zijn overlijden voor zijn gezin had willen regelen en dat beide kinderen recht hadden op een gelijk deel van de nalatenschap. De vordering van de eiseres werd toegewezen, en de rechtbank verklaarde dat het legaat zowel voor [minderjarig kind 1] als voor [minderjarig kind 2] gold, met elk recht op 1/3 van het zuivere saldo van de nalatenschap.

Daarnaast werden de proceskosten aan de zijde van de eiseres en de gedaagde vastgesteld en ten laste van de gehele nalatenschap gebracht. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskosten betrof, en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 93104 / HA ZA 09-295
Vonnis van 25 november 2009
in de zaak van
[eiseres],
in haar hoedanigheid van executrice van de nalatenschap van [er[erflater] als ook
in haar hoedanigheid van erfgename van [erflater] als ook
in haar hoedanigheid van moedervoogdes van de minderjarige [minderjarig kind 1], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. E.J.M. Stals,
tegen
MARTINA HENRIETTE ANNA WIJEN,
Advocaat te Weert, ten dezen handelend als bijzonder curator van [minderjarig kind 2],
gedaagde,
Partijen zullen hierna [eiseres] en Wijen genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] heeft vanaf oktober 1987 met [erflater] ([erflater]) samengewoond en een gemeenschappelijke huishouding gevoerd.
2.2. [eiseres] en [erflater] hebben op 5 april 1994, op welk moment [eiseres] in verwachting was van – naar later bleek – zoon [minderjarig kind 2], een samenlevingscontract gesloten ten overstaan van een notaris. Op dezelfde dag hebben zowel [eiseres] als [erflater] een testament gemaakt, waarbij zij elkaar over en weer tot erfgenaam hebben benoemd.
2.3. In het testament van [erflater] is voor zover relevant het volgende opgenomen:
‘B. Legaat.
Ik legateer aan het kind waarvan [eiseres], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], thans in verwachting is, voor het geval dit kind levend ter wereld komt, een zodanig bedrag in contanten als overeenstemt met de helft van het zuiver saldo van mijn nalatenschap, zulks onder de volgende bepalingen:
1.......
2. De waarde van de tot mijn nalatenschap behorende goederen en schulden zal worden vastgesteld op de wijze als bij de wet is voorgeschreven voor verdeling van een gemeenschap of, indien na te noemen erfgename en de legataris eenstemmig zijn, tegen de waarde door hen in onderling overleg vast te stellen.
C. Erfstelling
Ik benoem tot enige en algehele erfgename van mijn nalatenschap:
[eiseres], voornoemd, met wie ik sedert oktober negentienhonderdzevenentachtig samenwoon en een gemeenschappelijke huishouding voer.
2.4. Uit de relatie is op [geboortedatum] 1994 een zoon genaamd [minderjarig kind 2] en op [geboortedatum] 1996 een dochter genaamd [minderjarig kind 1] geboren.
2.5. [erflater] is op [datum overlijden] 2006 overleden.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert – samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1a. primair te verklaren voor recht dat het testament van [erflater], voor wat betreft het gestelde onder ‘B. Legaat’ uitgelegd moet worden dat dit legaat én voor [minderjarig kind 2] én voor [minderjarig kind 1] geldt, zodat aan hen beiden een zodanig bedrag in contanten toekomt als overeenstemt met 1/3e van het zuivere saldo van zijn nalatenschap, een en ander zoals door de notaris in de aangifte successierecht inzake de nalatenschap van [erflater] voornoemd op 9 juni 2007 is becijferd,
1b. subsidiair te bepalen dat [minderjarig kind 1] in de legitieme wordt gesteld ten aanzien van de afwikkeling van het testament van [erflater] waardoor zowel [minderjarig kind 1] als [minderjarig kind 2] geboren op [geboortedatum] 1994 beiden aanspraak maken op ¼ deel als erfrechtelijke verkrijging.
2. te bepalen dat de kosten van het geding, mede omvattende de kosten van de bijzonder curator ten laste komen van de gehele nalatenschap.
3.2. Wijen heeft zich gerefereerd.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het testament onduidelijk is voor wat betreft de erfrechtelijke positie van dochter [minderjarig kind 1] alsmede dat het de bedoeling van de erflater [erflater] is geweest dat beide kinderen samen met hun moeder voor gelijke delen gerechtigd zijn in de waarde van de nalatenschap, zodat het testament aldus uitgelegd moet worden.
Wijen heeft zich gerefereerd onder de overweging dat de tekst van het testament duidelijk is, zodat er geen plaats is voor uitlegging van het testament. Indien de rechtbank van mening is dat het testament wel dient te worden uitgelegd, dan moet rekening worden gehouden met het feit dat [eiseres] en erflater op het moment van overlijden niet meer samenwoonden.
4.2. De rechtbank overweegt het volgende. Ingevolge de in artikel 4:46 Burgerlijk Wetboek (BW) neergelegde systematiek dient voor de beantwoording van de vraag of de bewoordingen van een uiterste wil duidelijk zijn, dat wil zeggen als verklaring van hetgeen de erflater wil dat na zijn dood met zijn vermogen zal geschieden een duidelijk zin hebben, mede te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk heeft willen regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. Daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wil mogen slechts dan voor de uitleg van de uiterste wil worden gebruikt indien deze zonder deze verklaringen geen duidelijke zin heeft. Dit betekent dat eerst indien de bewoordingen van een testament – gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk heeft willen regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt – onduidelijk zijn, de bedoeling van de erflater mag en moet worden achterhaald.
4.3. De rechtbank dient derhalve allereerst te beoordelen of er met betrekking tot de inhoud van het testament sprake is van onduidelijkheid als bedoeld in artikel 4:46 BW, zodat het testament uitlegging behoeft. In de onderhavige zaak komt dit erop neer dat de rechtbank zal moeten bezien of de tekst van het testament en dan met name van het legaat, dat volgens de letterlijke tekst slechts betrekking heeft op zoon [minderjarig kind 2], gezien de omstandigheden waaronder dit is gemaakt en gelet op de verhoudingen die erflater kennelijk heeft willen regelen een duidelijke zin heeft.
De rechtbank overweegt ten aanzien daarvan het volgende. Op het moment dat [eiseres] in verwachting was van het gezamenlijk kind van haar en erflater, naar later bleek zoon [minderjarig kind 2], woonden partijen reeds jarenlang feitelijk samen en voerden zij reeds jarenlang een gemeenschappelijke huishouding zonder die relatie op enige wijze te formaliseren. Op het moment dat [eiseres] in verwachting was en het er dus naar uitzag, dat [erflater] niet alleen met zijn partner maar ook met hun nakomeling(en) een gezin zou gaan vormen, heeft hij de samenleving geformaliseerd door middel van een samenlevingscontract en heeft hij de door hem gewenste gevolgen van zijn overlijden voor de gezinsleden in een testament laten vast leggen.
De omstandigheid van de gezinsvorming en de daaruit voor de man kennelijk voortvloeiende behoefte om met het oog op het gezinsverband de gevolgen van zijn overlijden voor de leden van zijn (toekomstig) gezin formeel te willen regelen door middel van een testament vormen de omstandigheden waaronder de uiterste wil tot stand is gekomen en de verhoudingen die [erflater] kennelijk heeft willen regelen. Die omstandigheden en verhoudingen in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel, dat de letterlijke bewoordingen van het legaat geen duidelijke zin hebben, zodat het testament uitlegging behoeft.
4.4. Met betrekking tot de kennelijke bedoeling van [erflater] met het testament heeft [eiseres] aangevoerd dat [erflater] door middel van het testament ten gunste van al zijn (toekomstige) kinderen heeft willen beschikken. Met betrekking tot de tekst van het testament is [erflater] afgegaan op de notaris die destijds het testament heeft opgemaakt. De notarisredacteur heeft destijds verzuimd het testament conform die bedoeling op te stellen. De rechtbank overweegt dat bovenstaande ondersteuning vindt in de brief van 25 juli 2007 van notaris mr. Veugen (productie 4 bij de dagvaarding), waarin is opgenomen, dat de notarisredacteur -blijkens navraag door notaris mr. Veugen – destijds in de veronderstelling verkeerde dat er voor kinderen die op het moment van testeren niet bestonden, geen testamentaire beschikking gemaakt kon worden. Tevens heeft [eiseres] aan haar stelling ten grondslag gelegd, dat
[erflater] tot enkele maanden voor zijn overlijden altijd bij zijn gezin heeft gewoond, dat hij altijd zeer gesteld was op zijn kinderen en dat hij zijn kinderen altijd op gelijke wijze heeft behandeld en dat hij ook na zijn vertrek uit de gezinswoning wegens alcohol- en drugsgerelateerde problemen, waarbij hij zeer in de nabijheid van het gezin is blijven wonen, namelijk slechts 1 huis verwijderd van de gezinswoning, nog regelmatig contact met beide kinderen heeft onderhouden. Wijen heeft de aangevoerde feiten en omstandigheden – zoals hiervoor aangegeven – niet betwist, zodat deze zijn komen vast te staan.
Verder refereert de rechtbank nog aan de ervaringsregel, dat ouders in zijn algemeenheid een zorgplicht ten opzichte van hun kinderen voelen, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, welke aanwijzingen niet zijn gesteld, noch anderszins zijn gebleken, zodat het in het licht van de vaststaande feiten en omstandigheden ook zeer onwaarschijnlijk is dat [erflater] voor zijn dochter bij testament niets heeft willen regelen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van al het bovenstaande is komen vast te staan dat [erflater] de bedoeling heeft gehad om door middel van het testament de gevolgen van zijn overlijden voor alle op dat moment achterblijvende gezinsleden te regelen en dat hij daarbij de gezinsleden – en derhalve ook beide kinderen - gelijkelijk heeft willen bedelen, zodat het testament zo uitgelegd moet worden, dat beide kinderen tezamen met de moeder voor gelijke delen zijn gerechtigd in de waarde van de nalatenschap, derhalve ieder voor 1/3 deel. De omstandigheid dat [erflater] op het moment van zijn overlijden niet bij zijn gezin woonde doet daaraan niet af, nu [erflater] daarin kennelijk geen aanleiding heeft gezien om het samenlevingscontract te beëindigen
De rechtbank zal de primair gevorderde verklaring voor recht in bovenbedoelde zin toewijzen.
4.5. [eiseres] heeft nog gevorderd om als onderdeel van de gevraagde verklaring voor recht op te nemen, dat aan beide kinderen een zodanig bedrag in contanten toekomt als overeenstemt met 1/3e van het zuivere saldo van de nalatenschap van [erflater] zoals door de notaris in de aangifte successierecht op 9 juni 2007 (productie 5 bij de dagvaarding is becijferd).
Wijen heeft zich hiertegen niet verzet.
4.6. De rechtbank zal de vordering toewijzen nu deze door Wijen niet is betwist en in het testament de mogelijkheid tot vaststelling van de waarde in onderling overleg is opgenomen.
4.7. [eiseres] heeft gevorderd het vonnis, voor zoveel mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank overweegt dat dit ten aanzien van een verklaring voor recht, welke zich niet leent voor executie, niet mogelijk is. De rechtbank zal dan ook alleen ten aanzien van het bepaalde met betrekking tot de proceskosten het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
4.7. De rechtbank zal bepalen dat de kosten van het geding mede omvattende de kosten van de curator – zoals onbetwist gevorderd – ten laste van de gehele nalatenschap komen.
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,97
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.251,97
De kosten aan de zijde van Wijen worden begroot op:
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.166,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat het testament van [erflater], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, overleden op [datum overlijden] 2006 te [plaats overlijden], voor wat betreft het gestelde onder ‘B. Legaat’ uitgelegd moet worden dat dit legaat én voor [minderjarig kind 2], geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] én voor dochter [minderjarig kind 1], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] geldt, zodat aan hen beiden een zodanig bedrag in contanten toekomt als overeenstemt met 1/3e van het zuivere saldo van zijn nalatenschap, een en ander zoals door de notaris in de aangifte successierecht inzake de nalatenschap van [erflater] voornoemd op 9 juni 2007 becijferd is,
5.2. bepaalt dat de kosten aan de zijde van [eiseres] begroot op EUR 1.251,97 ?
en aan de zijde van Wijen begroot op EUR 1.166,00 ten laste komen van de gehele nalatenschap,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft het onder 5.2 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.M. Bomans en in het openbaar uitgesproken op