ECLI:NL:RBROE:2009:BK2807

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
25 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/156
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken van zienswijze in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 25 september 2009 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij eiser, een inwoner van Venlo, in beroep ging tegen een projectbesluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo. Het projectbesluit, genomen op 2 december 2008, betrof de aanleg van een verbindingsweg op het bedrijventerrein De Veegtes. Eiser had geen zienswijze ingediend op het projectbesluit, maar had wel een rol gespeeld in de zienswijze die was ingediend door de Stichting Wijkoverleg. De rechtbank oordeelde dat de zienswijze van de Stichting niet als zienswijze van eiser kon worden beschouwd, omdat deze niet op eigen naam was ingediend.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het eiser redelijkerwijs kon worden verweten dat hij geen zienswijze had ingediend. Eiser had verklaard dat hij op aanraden van ambtenaren van de gemeente had gekozen om via de Stichting een groter draagvlak te creëren. De rechtbank kwam tot de conclusie dat eiser, indien hij had geweten dat de Stichting geen beroep kon instellen, zelf een zienswijze had ingediend. Daarom kon het eiser niet worden verweten dat hij geen zienswijze had ingediend.

Na inhoudelijke behandeling van het beroep oordeelde de rechtbank dat eiser geen belang had bij een oordeel over het projectbesluit, omdat het door hem beoogde resultaat niet kon worden bereikt in deze procedure. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. T.M. Schelfhout, in tegenwoordigheid van M.B.G. Cox-Vorage als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 25 september 2009.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 156
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eiser] te Venlo, eiser,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Op 13 augustus 2008 heeft verweerder het voornemen bekendgemaakt om een projectbesluit te nemen. Op 2 december 2008 heeft verweerder drie projectbesluiten genomen.
1.2. Op 11 januari 2009 heeft eiser een bezwaarschrift ingediend tegen voornoemde projectbesluiten dat verweerder met gebruikmaking van artikel 6:15 van de Awb heeft doorgezonden aan de rechtbank.
1.3. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiser gezonden.
1.4. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 29 mei 2009 waar eiser in persoon is verschenen, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door
J. Vincken.
1.5. De rechtbank heeft op 12 juni 2009 het onderzoek ter zitting heropend.
1.6. Op 10 september 2009 heeft opnieuw een behandeling ter zitting plaatsgevonden, waar eiser in persoon is verschenen en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door J.M.G. Vincken.
2. Overwegingen
De tussenbeslissing van 12 juni 2009
2.1. Tijdens de zitting van 29 mei 2009 is, gelet op hetgeen verweerder had aangevoerd en de stukken die waren overgelegd, alleen behandeld of eisers beroep ontvankelijk is. In de heropeningsbeslissing van 12 juni 2009 heeft de rechtbank overwogen dat eisers beroep ontvankelijk is. Hiertoe zijn in de heropeningsbeslissing de volgende overwegingen opgenomen.
2.1.1. Verweerder heeft met gebruikmaking van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure op 2 december 2008 drie projectbesluiten genomen, waarvan – aldus verweerder – één projectbesluit in deze procedure in geschil is. In de aankondiging van 13 augustus 2008 van het voornemen om een projectbesluit te nemen was dan ook opgenomen dat een ieder een zienswijze kon indienen. Eiser heeft echter geen zienswijze ingediend. Wel heeft de Stichting [naam] (hierna: de Stichting) een zienswijze ingediend. Deze zienswijze is ondertekend door de voorzitter van de Stichting, te weten [voorzitter].
2.1.2. Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
2.1.3. Uit de hiervoor geciteerde wetsbepaling volgt dat alleen de weg naar de rechtbank open staat voor eiser, als hij in de voorfase bij verweerder gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om – in het geval van de hier gevolgde openbare voorbereidingsprocedure – zienswijzen naar voren te brengen. Iemand die dus niet van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, wordt uitgesloten van de mogelijkheid om beroep op de rechter in te stellen, tenzij het hem redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend.
2.1.4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser geen zienswijze op eigen naam naar voren heeft gebracht. De zienswijze waarbij eiser een rol heeft gespeeld is de zienswijze ingediend door de Stichting. Volgens eiser brengt dit met zich mee dat hij wel degelijk een zienswijze heeft ingediend, volgens verweerder is dat niet het geval.
De rechtbank is van oordeel dat, aangezien de zienswijze is ingediend door de Stichting en uit de zienswijze niet valt af te leiden dat deze (ook) namens eiser is ingediend, deze niet als zienswijze van eiser is te beschouwen.
2.1.5. Vervolgens moet worden nagegaan of het eiser kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend. Desgevraagd heeft eiser ter zitting (van 29 mei 2009) verklaard dat hij geen zienswijze heeft ingediend, omdat hij – mede daartoe op het spoor gezet door contacten met ambtenaren van de gemeente – een groter draagvlak wilde creëren en daarvoor aansluiting heeft gezocht bij de Stichting. Eiser heeft voorts verklaard dat hij met nog drie andere personen een actiecomité vormt en dat hij, althans het actiecomité, de drijvende kracht is achter de door de Stichting ingediende zienswijze. Gelet op de door eiser overgelegde correspondentie en hetgeen eiser hierover ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank het aannemelijk dat eiser de zienswijze van de Stichting heeft opgesteld.
Toen eiser in beroep wilde gaan tegen het projectbesluit, bleek dat de Stichting het niet in overeenstemming met haar doelstelling achtte om een beroepsprocedure te voeren. De Stichting is namelijk in het leven geroepen om namens de buurt te communiceren met het gemeentebestuur. De Stichting ontvangt subsidie van de gemeente en verweerders gemachtigde heeft ter zitting aangegeven dat deze subsidie niet is bedoeld om procedures te voeren tegen de gemeente. De rechtbank acht het, gelet op het verklaarde ter zitting, aannemelijk dat eiser hiervan niet op de hoogte was ten tijde van het indienen van de zienswijze. Ook acht de rechtbank het aannemelijk dat eiser mede op instigatie van ambtenaren van verweerders gemeente de Stichting heeft gebruikt als kanaal om zijn zienswijze over te brengen. Ten slotte is aannemelijk dat eiser, indien hij ervan op de hoogte was geweest dat de Stichting geen beroep kon instellen, zelf een zienswijze had ingediend.
2.2. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank in de tussenbeslissing geoordeeld dat het eiser niet redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend. In het verweerschrift van 9 juli 2009 heeft verweerders gemachtigde betoogd dat één van de overwegingen uit de tussenbeslissing niet overeenstemt met hetgeen ter zitting van 29 mei 2009 is behandeld. Ter zitting heeft, aldus verweerder, eiser erkend dat hij er door medewerkers van de gemeente nimmer op is gewezen om via de Stichting een zienswijze in te dienen (in een formele procedure). Eiser is enkel, op een moment (ruim) vóór de ter inzage legging van het ontwerpprojectbesluit gewezen op de mogelijkheid om via de Stichting draagvlak te creëren voor zijn standpunt, zodat de Stichting dit standpunt aan de gemeente kenbaar kon maken. Ter zitting van 10 september 2009 heeft eiser aangegeven dat het inderdaad zo is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank brengt dit niet met zich mee dat het eiser redelijkerwijs kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend. Immers, dit was slechts één van de overwegingen om tot dit oordeel te komen. De overige overwegingen zijn voldoende om de conclusie te trekken dat eiser redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt van het niet indienen van een zienswijze. Daarbij staat het wel degelijk vast dat eiser op aanraden van ambtenaren van de gemeente contact heeft gelegd met de Stichting.
Het procesbelang van eiser
2.3.1. Op 2 december 2008 heeft verweerder drie projectbesluiten genomen. In het besluit waarin verweerder heeft besloten tot de aanleg van een verbindingsweg op het bedrijventerrein De Veegtes, heeft verweerder zich verder op het standpunt gesteld dat het in het kader van revitalisering van dit bedrijventerrein noodzakelijk is dat de interne ontsluiting wordt verbeterd. Om een logische infrastructuur te creëren is het vereist dat een verbindingsweg tussen de Huiskensstraat en de Van Coehoornstraat wordt aangelegd en de waterloop gedeeltelijk wordt gedempt en verlegd.
2.3.2. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de belangen van eiser enkel bij het projectbesluit dat ziet op de aanleg van de verbinding tussen Huiskensstraat en Van Coehoornstraat, rechtstreeks betrokken kunnen zijn. Door de aanleg van deze verbindingsweg zal het verkeer minder gebruikmaken van de Huiskensstraat. Ter zitting van 29 mei 2009 heeft eiser verklaard in het geheel niet tegen de aanleg van de verbindingswegen als zodanig te zijn.
2.3.3. Eiser heeft aangevoerd dat de gemeente in 1993 verwachtingen heeft gewekt om de woonwijk af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. Op 25 mei 1993 heeft de gemeente besloten tot afsluiting van de Huiskensstraat. Deze toezegging is in 2004 gepubliceerd in het blad Veegtes Vitaal. Daarbij is 70% van de bewoners van mening dat de Huiskensstraat moet worden afgesloten voor gemotoriseerd verkeer en de overige bewoners wensen dat het vrachtverkeer uit de straten wordt geweerd. De Grijzendijkweg kan dan worden gebruikt ter ontsluiting.
2.3.4. De rechtbank is van oordeel dat eiser met zijn beroep niet het door hem beoogde resultaat kan bereiken en overweegt daartoe als volgt. De Huiskensstraat is op dit moment afgesloten voor vrachtverkeer, maar dat was ook al het geval voordat het projectbesluit was genomen. De aanleg van de verbindingsweg heeft daarin dus geen verandering gebracht. In het projectbesluit is geen beslissing genomen over de status van de Huiskensstraat. Uit het projectbesluit is evenmin af te leiden dat de aanleg van de verbindingswegen samenhangt met het afgesloten houden van de Huiskensstraat voor vrachtverkeer. Wat eiser wenst te bereiken met deze procedure is dat verweerder een verkeersbesluit neemt, maar de rechtbank vermag de samenhang met het projectbesluit van 2 december 2008 niet in te zien. Dit betekent dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijk oordeel van de rechtbank over het projectbesluit van 2 december 2008, hetgeen met zich meebrengt dat eisers beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.4. De rechtbank ziet geen aanleiding om over te gaan tot een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. T.M. Schelfhout in tegenwoordigheid van M.B.G. Cox-Vorage als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2009.
w.g. M.B.G. Cox-Vorage,
griffier w.g. mr. T.M. Schelfhout,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 25 september 2009.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.