RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 1371
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb
[eiser] te Roermond, eiser,
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond, verweerder.
1.1. Bij besluit van 18 augustus 2009 heeft verweerder het door eiser ingediende bezwaar tegen de beslissing van 30 juni 2009 niet ontvankelijk verklaard omdat de indiener niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.
1.2. Tegen het besluit van 18 augustus 2009 is door eiser bij schrijven van
23 september 2009 beroep ingesteld.
1.3. De rechtbank heeft ambtshalve besloten om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:52 van de Awb. Hiervan zijn partijen in kennis gesteld.
1.4. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiser toegezonden.
2.1. Ingevolge artikel 8:54 van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat zij kennelijk onbevoegd is, dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2.2. De rechtbank acht in dit geval termen aanwezig om van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken.
2.3. Bij beslissing van 30 juni 2009, verzonden op 3 juli 2009, heeft verweerder aan eiser laten weten dat zijn verzoek, ertoe strekkend om handhavend op te treden tegen de door hem aangehaalde reclameobjecten op diverse locaties in de gemeente Roermond, niet in behandeling wordt genomen.
2.4. Tegen dit besluit is door eiser bezwaar gemaakt bij schrijven van
7 juli 2009.
2.5. Bij het bestreden besluit van 18 augustus 2009 is besloten tot niet ontvankelijkverklaring van het bezwaar omdat eiser naar de mening van verweerder niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt.
2.6. De rechtbank dient te beoordelen of het bestreden besluit van 18 augustus 2009 de rechterlijke toets kan doorstaan. Daarbij mag de rechtbank enkel beoordelen of verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard en terecht niet is overgegaan tot inhoudelijke behandeling van het bezwaar.
2.7. Ingevolge artikel 1:3, derde lid, van de Awb wordt onder aanvraag verstaan een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen. Dit impliceert dat een verzoek om handhaving derhalve uitsluitend een aanvraag, als bedoeld in de Awb, is indien het afkomstig is van een belanghebbende. Een beslissing op het verzoek dat afkomstig van een niet-belanghebbende is bijgevolg geen besluit in de zin van de Awb.
2.8. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.9. Zoals eerder vermeld heeft eiser verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen een aantal reclame-objecten op diverse lokaties in Roermond. Niet is betwist dat eiser geen zicht heeft op de bewuste reclame-objecten of in de directe nabijheid daarvan woont. Van eisers zijde is in dit kader benadrukt dat de reclame-objecten de aandacht van passanten trekken en dat zijn aandacht als weggebruiker getrokken wordt waardoor hij om die reden als belanghebbende dient te worden aangemerkt.
2.10. De rechtbank is onder verwijzing naar bovenstaande overwegingen onder 2.8 van oordeel dat de belangen van eiser zich in onvoldoende mate onderscheiden van anderen. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat eisers belangen anderszins rechtstreeks door het besluit zouden worden geraakt. Daarbij zij nog overwogen dat uit vaste rechtspraak voorts volgt dat een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij het besluit, hoe sterk dat gevoel ook moge zijn, daarvoor onvoldoende is. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 8 juli 2009, LJN: BJ1855 en 23 januari 2008, LJN: BC2538.
2.11. Nu eiser geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb was bij zijn verzoek om handhaving, was geen sprake van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De afwijzing van dat verzoek is geen besluit. Het college heeft het tegen de afwijzing van het verzoek om handhavend optreden gerichte bezwaar dan ook terecht, als niet gericht tegen enig besluit, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank ziet zich in haar oordeel gesteund door de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2006, LJN: AY5450.
2.12. Het vorenstaande voert tot het oordeel dat het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep voor ongegrond moet worden gehouden. Een en ander heeft tot gevolg dat de inhoudelijke merites van het geschil verder niet door de rechtbank zullen worden beoordeeld.
2.13. Beslist wordt mitsdien als aangegeven in rubriek 3.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr.drs. E.J. Govaers in tegenwoordigheid van J.B.J.C.L. Caelers-Sijbers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2009.
w.g. A. Caelers-Sijbers,
griffier w.g. E.J. Govaers,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 27 oktober 2009.
AC
Tegen deze uitspraak staat het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na dagtekening van de verzending van het afschrift van deze uitspraak, een verzetschrift aan deze rechtbank (p.a. Rechtbank Roermond Postbus 950, 6040 AZ Roermond) te zenden. Daarin vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. Tevens gelieve u aan te geven of u wel/niet in de gelegenheid gesteld wilt worden over het verzet te worden gehoord.