ECLI:NL:RBROE:2009:BK1991

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860415-09
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op slijterij met ernstige bedreigingen en geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 3 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval op een slijterij in Gennep op 3 oktober 2008. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft het slachtoffer gedurende 45 minuten geslagen, geschopt en bedreigd met een mes. De overval werd gekenmerkt door extreme geweldsuitingen, waaronder het dreigen met brandstichting en het vastbinden van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid geld en waardevolle goederen hebben weggenomen, waarbij het geweld en de bedreiging met geweld een cruciale rol speelden in de uitvoering van de diefstal. De officier van justitie heeft de verdachte vervolgd op basis van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, dat diefstal met geweld en bedreiging met geweld tegen personen bestraft. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €3750,- aan het slachtoffer te betalen, ter compensatie van de geleden schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860415-09
Datum uitspraak : 3 november 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[medeverdachte 2],
geboren te [plaats en datum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [adres]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 20 oktober 2009.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Gennep tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een of meer (gouden) muntjes en/of een hoeveelheid (gouden) bestek en/of een of meer (gouden) armbanden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het duwen van die [slachtoffer] en/of
- het slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- in de richting van die [slachtoffer] houden en/of drukken/zetten tegen/op de keel en/of de borst
van die [slachtoffer] en/of steken in de neus en/of gezicht van die [slachtoffer], van/met een mes, in elk
geval een scherp voorwerp en/of
- het vasthouden (van achteren) bij de nek en/of keel van die [slachtoffer] (waarbij het hoofd van
die [slachtoffer] naar achteren werd getrokken) en/of
- (daarbij) het leggen van de hand over de mond en de neus van die [slachtoffer] (waarbij die [slachtoffer]
geen lucht meer kreeg) en/of
- het sleuren van die [slachtoffer] over de grond en/of de trap en/of
- het gooien van die [slachtoffer] op de grond en/of
- het roepen/schreeuwen/zeggen: "Ga de benzine maar halen, dan steken we hem aan." en/of
(daarna) het gieten van een vloeistof over die [slachtoffer] en/of (daarbij) het houden van een
aansteker bij (de kleren van) die [slachtoffer] en/of
- het hangen van die [slachtoffer] over de balustrade van de trap en/of (daarbij) het dreigen/zeggen
die [slachtoffer] naar beneden te gooien als die [slachtoffer] niet zei waar meer geld lag en/of
- het (met een koord) vastbinden van de handen van die [slachtoffer] en/of
- het afplakken (met een plakband) van de mond van die [slachtoffer] en/of
- het (daarbij) op dreigende wijze zeggen en/of schreeuwen: "Rustig houden; mond dicht;
kop dicht; waar ligt het geld" en/of "Waar is de sleutel van de kluis" "We komen niet
helemaal uit Amsterdam voor zo'n paar Euro's" en/of "Je bent rijk, je moet meer geld
hebben" en/of "Meer geld of we snijden je vinger eraf" ;
art. 312 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 20 oktober 2009 gevorderd dat
het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Daarbij hecht de officier in het bijzonder belang aan de aangifte van [slachtoffer], alsmede aan de verklaringen zoals afgelegd door verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. Voor wat betreft de rechtmatigheid van het bewijs is de officier van justitie van mening dat de vordering verstrekking verkeersgegevens als bedoeld in artikel 126n Wetboek van Strafvordering gerechtvaardigd was. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat een vordering als bedoeld in artikel 126n Wetboek van Strafvordering ook betrekking kan hebben op andere personen dan alleen verdachten. Echter in onderhavige zaak werd medeverdachte [medeverdachte 3] in de onderbouwing van de zaak wel als verdachte aangemerkt. De officier van jusititie verwijst voor wat betreft die onderbouwing naar het BOB dossier.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat medeverdachte [medeverdachte 3] onterecht als verdachte werd aangemerkt ten tijde van het vorderen van de verkeersgegevens op grond van artikel 126n Wetboek van Strafvordering. Medeverdachte [medeverdachte 3] kon naar aanleiding van de serie-bevraging van de kentekens niet als verdachte worden aangemerkt waardoor er geen bevoegdheid was om de printgegevens van zijn mobiele telefoonnummers op te vragen. Deze onrechtmatigheid dient te leiden tot bewijsuitsluiting van het naar aanleiding van deze vordering verkregen bewijs. Naar de mening van de raadsvrouw betreft dat eveneens de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten, nu deze verklaringen moeten worden gezien als de vruchten van de onrechtmatig verkregen verkeersgegevens. Aldus resteert te weinig bewijs om te komen tot een veroordeling van het feit en zou vrijspraak dienen te volgen.
De raadsvrouw verzoekt subsidiair om verdachte vrij te spreken van het bedreigen van het slachtoffer met een mes tijdens de overval. Zo voert de raadsvrouw aan dat de aanwezigheid van een mes enkel wordt gebaseerd op de verklaring van aangever [slachtoffer]. Verder verzoekt de raadvrouw om verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde over de balustrade van de trap hangen en dreigen het slachtoffer naar beneden te gooien.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
7.2.1 Overweging met betrekking tot de (on)rechtmatige verkrijging van het bewijs
Op het verweer van de raadsvrouw dat medeverdachte [medeverdachte 3] onterecht als verdachte werd aangemerkt ten tijde van het vorderen van verkeersgegevens op grond van artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering overweegt de rechtbank als volgt.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal "Aanvraag vordering ex artikel 126n WvSv (verstrekking van inlichtingen)" d.d. 24 oktober 2008. Dit proces-verbaal houdt - onder meer en zakelijk weergegeven - in:
? Dat op 3 oktober 2008 omstreeks 21.00 uur een overval met geweld plaatsvond in de slijterij van [slachtoffer]. De daders zijn via de tuin van [adres] tegenover de slijterij aan de [park]het [park] gevlucht. Het betreft een onlogische vluchtweg door een hoog omheinde tuin als men ter plaatse niet goed bekend is. Genoemde route is door de politie middels het gebruik van speurhonden vastgesteld;
? Dat een buurtonderzoek bij het klooster [naam] en in het [park] het kenteken [kenteken] opleverde. Een getuige zag op die vrijdagavond omstreeks 20.45 uur –kort voor de overval- op de weg genaamd “[park]” een verdachte auto staan. De bestuurder zat in de auto te telefoneren. Volgens getuige betrof het een klein model donkerkleurige auto. De auto stond dermate vreemd dat getuige extra naar het kenteken keek en dit in haar geheugen prentte. Gelet op de omschrijving van getuige van de plaats waar de auto gestaan heeft, is het ongeveer de plaats waar het vluchtspoor van de twee overvallers volgens de speurhondengeleider eindigt;
? Dat bevraging van kenteken [kenteken] een rode auto opleverde, op naam van een 66-jarige mevrouw uit Amsterdam. Omdat de getuige zeker was van de combinatie van de letters van het kenteken is overgegaan tot een serie-bevraging van het kenteken [kenteken]. De serie-bevraging leverde op dat het kenteken [kenteken] thuishoort bij een inwoner van Gennep, te weten [medeverdachte 3]. De auto betreft een donkergrijze Citroën Saxo;
? Dat het voorgaande leidt tot verdenking van overtreding van de artikel 312 Wetboek van Strafrecht, zijnde een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering;
? Dat het voor het onderzoek van belang is dat inlichtingen worden verstrekt terzake van alle verkeer dat over een openbaar telecommunicatienetwerk, dan wel met gebruikmaking van openbare telecommunicatiediensten, heeft plaatsgevonden en ten aanzien waarvan het vermoeden bestaat dat de bedoelde verdachte eraan heeft deelgenomen, teneinde vast te kunnen stellen met welke mede-verdachten de verdachte contacten onderhield.
Gelet op de hiervoor weergegeven inhoud van het voornoemde proces-verbaal is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie in redelijkheid kon komen tot de vordering verstrekking verkeersgegevens. Dit geldt te meer nu uit de lijst met kentekens die de serie-bevraging opleverde is gebleken dat er maar één kenteken in Gennep geregistreerd was, waarbij dit kenteken slechts één cijfer verschilde van het door de getuige opgegeven kenteken. Dit betrof het kenteken van de auto van verdachte [medeverdachte 3]. Van onrechtmatig verkregen bewijs als door de raadsvrouw aangevoerd is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
7.2.2 De bewijsmiddelen
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 3 oktober 2008 rond 21.00 uur een statafel die voor zijn zaak stond binnen wilde zetten. Hij zag dat er twee, met bivakmutsen gemaskerde, personen uit een naast zijn pand gelegen steegje in zijn richting kwamen lopen. Bij de voordeur werd [slachtoffer] door deze personen krachtig naar binnen geduwd. Vervolgens werd [slachtoffer] door hen met een vuist geslagen en voelde hij een steek van een mes boven zijn neus. [slachtoffer] is hierbij op de grond terechtgekomen. Toen [slachtoffer] op de grond lag werd hij wederom een paar keer geslagen en hoorde hij de daders zeggen dat hij mee naar achteren moest gaan. Een van de daders had [slachtoffer] van achteren om zijn nek vast, zijn hoofd werd naar achteren getrokken. De hand van die dader kwam over de mond en neus van [slachtoffer], waardoor hij bijna geen lucht kreeg. Er werd gezegd: “Rustig houden, mond dicht, kop dicht, waar ligt het geld”? [slachtoffer] verklaart dat hij meermaals werd geslagen en geschopt door beide daders. [slachtoffer] werd naar de gang gebracht en hem werd gevraagd waar de sleutel van de kluis was. Door het gebruikte geweld kon [slachtoffer] niet anders dan vertellen waar de sleutel was. Een dader heeft, op aangeven van [slachtoffer], deze sleutel gepakt en geprobeerd de kluis te openen. Toen dat niet direct lukte kreeg [slachtoffer] wederom klappen. Toen de kluis openging werden de spullen die erin lagen, onder meer geld en gouden bestek, in een linnen tas gedaan. De daders vroegen vervolgens om meer geld en een van hen zei: ”We komen niet helemaal uit Amsterdam voor zo’n paar euro’s”. [slachtoffer] werd vervolgens door de daders naar de eerste verdieping gesleurd waarbij hij geslagen werd. [slachtoffer] heeft toen aangewezen waar het geld zich bevond waarna een van de daders het geld heeft gepakt. De daders hebben [slachtoffer] op de gang van de eerste verdieping gegooid en tegen hem gezegd: “Je bent rijk, je moet meer geld hebben”. Een van de daders zei tegen zijn mededader “ga de benzine maar halen, dan steken we hem aan”. Een van de daders is toen naar beneden gegaan en kwam met een groene fles terug. De vloeistof uit die fles werd vervolgens over de broek en trui van [slachtoffer] gegoten waarna door een van de daders een vlam van een aansteker bij de kleren van die [slachtoffer] werd gehouden. Ook hoorde [slachtoffer] nog dat door de langste dader tegen hem gezegd werd: “Meer geld of we snijden je vingers eraf”. Op de gang hebben de daders [slachtoffer] nog over de balustrade van de trap gehangen. Ze dreigden hem naar beneden te gooien als hij niet zou vertellen waar het geld lag. [slachtoffer] werd vervolgens naar beneden gesleurd en werd daar, op zijn kantoor, vastgebonden. Zijn handen werden met een koord aan elkaar vastgemaakt. Ook werd zijn mond afgeplakt met een stuk grijs plakband. [slachtoffer] kon horen dat de daders alles aan het doorzoeken waren. Op een bepaald moment moest [slachtoffer] mee naar de winkel, omdat de daders de kassa niet open kregen, [slachtoffer] heeft toen de kassa geopend. [slachtoffer] verklaart verder gezien te hebben dat de daders een mes bij zich hadden welk mes hem gedurende de acties meermaals op zijn keel en borst is gezet. [slachtoffer] schat dat de daders ongeveer 45 minuten binnen zijn geweest.
Ter terechtzitting van 20 oktober 2009 heeft verdachte als volgt verklaard.
We waren oorspronkelijk met 4 man. [medeverdachte 3] zou rijden, ik zou op de uitkijk staan en de anderen zouden naar binnen gaan. Enkele weken voor de daadwerkelijke overval zijn wij voor het eerst naar [slachtoffer] gegaan. Ik ging op de uitkijk staan en [medeverdachte 3] was met de auto. Even later werd gebeld dat het niet doorging. Ongeveer een week later wilden wij alsnog de overval plegen. Ook toen ging ik op de uitkijk staan en was [medeverdachte 3] met de auto, ook toen werd de overval afgeblazen. Op 3 oktober 2008 bleek dat de 4e persoon niet kwam opdagen, Ik ben toen samen met [medeverdachte 1] naar [slachtoffer] gelopen, dit was rond 21.00 uur. We zouden een telefoontje krijgen op het moment dat we naar binnen konden gaan maar dat telefoontje bleef uit. Toen we richting [slachtoffer] liepen, was hij bezig met het binnenzetten van de spullen. Ik zag dat [medeverdachte 1] met zijn tot vuist gebalde hand uithaalde naar die [slachtoffer] en hoorde een klap en van alles vallen. [slachtoffer] lag in de winkel en bloedde uit zijn neus. Ik knielde achter [slachtoffer] en heb [slachtoffer] om zijn nek vastgepakt zodat ik hem onder controle kon houden als [slachtoffer] weerstand zou bieden. Ik wilde met [slachtoffer] opstaan, waarbij ik iets meer druk op de keel van [slachtoffer] zette. Ik ben vervolgens met [slachtoffer] de gang op gegaan. [medeverdachte 1] heeft nog getracht de handen van [slachtoffer] vast te tapen,met tape die hij zelf had meegebracht. Vervolgens pakte [medeverdachte 1] een stuk touw uit zijn broek of jas en bond daarmee de handen van [slachtoffer] vast. Ook werd er een stuk tape op de mond van [slachtoffer] geplakt. [medeverdachte 1] vroeg aan [slachtoffer] waar het geld en de kluis was. Op aangeven van [slachtoffer] pakte [medeverdachte 1] de sleutel van de kluis en trok [slachtoffer] naar de ruimte waar de kluis stond. Daar is de kluis door hem geopend. Vervolgens heb ik [slachtoffer] bij zijn schouders omhoog getrokken en zijn we zijn naar boven gegaan. Boven heeft [medeverdachte 1] meerdere ruimtes doorzocht, terwijl ik bij [slachtoffer] bleef. Op enig moment kwam [medeverdachte 1] terug van beneden met een fles in zijn handen. Ik zag dat [medeverdachte 1] de inhoud van die fles over [slachtoffer] leeggoot en zag dat [medeverdachte 1] een aansteker vlak voor het gezicht van die [slachtoffer] hield. Er werd onder andere geroepen: “Bek houden, ik zet je in de fik” en er werd continu naar geld gevraagd. [medeverdachte 1] en ik zijn toen weer met [slachtoffer] naar beneden gegaan. Onderwijl werd [slachtoffer] door [medeverdachte 1] hard met een vuist in zijn buik geslagen. Ik weet niet precies wanneer dat is gebeurd. Ik heb toen de kassa gepakt en deze naast [slachtoffer] neergezet zodat hij deze open kon maken. Vervolgens hebben we het geld uit de kassa en een hand vol goudkleurig bestek uit een gevonden bestekkoffer in een stoffen tas gedaan. Toen zijn [medeverdachte 1] en ik weggerend door het park en naar de auto van [medeverdachte 3]. We zijn in de auto gestapt en weggereden naar de woning van de vader van [medeverdachte 1]. We hebben achteraf met z’n drieën de buit verdeeld, iedereen kreeg evenveel.
De verklaring van [medeverdachte 1] , welke onder meer het volgende inhoudt.
We waren met drie personen: [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en ik. [medeverdachte 3] zou ons waarschuwen als wij naar binnen konden gaan. Hij liet echter niets weten. [medeverdachte 2] en ik zijn toch maar naar binnen gegaan. Ik gaf [slachtoffer] een harde duw, waardoor hij superhard op de grond viel en gelijk een bloedneus had. We namen [slachtoffer] mee naar zijn kantoor en vroegen waar het geld was, we zijn ook boven gaan kijken. Helemaal aan het eind van de overval hebben we hem vastgebonden met een stuk touw. We hebben allebei diverse keren geslagen.
De verklaring van [medeverdachte 3] op 26 mei 2009 tegenover de politie afgelegd waarin hij verklaart dat hij op 3 oktober 2008 werd gebeld dat de overval die dag zou plaatsvinden. [medeverdachte 3] heeft zijn vrienden die dag opgehaald en afgezet bij de Aldi, dit was omstreeks 20.45 uur. Daarna is hij naar het [park] gereden en heeft op hen gewacht. Nadat beide vrienden waren ingestapt is hij weggereden. Vervolgens werd de buit bekeken en verdeeld. Ook verklaart [medeverdachte 3] dat hij van de jongens heeft gehoord dat ze bijna de vinger van [slachtoffer] hadden afgesneden.
7.2.3 De bewijsoverwegingen
Met betrekking tot het verweer van de raadsvrouw aangaande het gebruik van het mes tijdens de overval overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] in zijn aangifte spreekt over een mes. [slachtoffer] heeft verklaard dat het mes hem gedurende de overval meermaals tegen de keel en de borst gedrukt is. Bovendien verklaart [slachtoffer] dat hij is bedreigd met de woorden “Meer geld of we snijden je vingers eraf”. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft op 26 mei 2009 tegenover de politie verklaard dat hij van de jongens heeft gehoord dat ze bijna de vinger van [slachtoffer] hadden afgesneden. Nu de verklaring van [slachtoffer] op dit punt wordt gesteund door de verklaring van [medeverdachte 3] en deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank significante overeenkomsten met elkaar hebben, acht de rechtbank bewezen dat er door verdachten gedurende de overval met een mes werd gedreigd.
Met betrekking tot het verweer dat het slachtoffer niet door verdachte of door de medeverdachte over de balustrade van de trap is gehangen overweegt de rechtbank als volgt. Verdachten verklaren dat het er hardhandig aan toe ging toen verdachten zich met het slachtoffer vanaf de eerste verdieping naar beneden begaven. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat, mede gelet op het verzet van het slachtoffer, het slachtoffer over de balustrade heeft gehangen. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij hierbij niet het oog heeft op een situatie waarbij het slachtoffer door verdachte en/of zijn medeverdachte met zijn gehele lichaam over de balustrade is gehangen, maar veeleer op een situatie waarbij het slachtoffer met zijn onderlijf tegen de balustrade heeft aangestaan en met zijn bovenlichaam over de balustrade heeft gehangen.
7.3. Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 03 oktober 2008 te Gennep tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een hoeveelheid (gouden) bestek toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit
- het duwen van die [slachtoffer] en
- het slaan en schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- het in de richting van die [slachtoffer] houden en/of drukken tegen de keel en de borst van die
[slachtoffer] van een mes en
- het vasthouden (van achteren) bij de nek en/of keel van die [slachtoffer] (waarbij het hoofd van
die [slachtoffer] naar achteren werd getrokken) en
- (daarbij) het leggen van de hand over de mond en de neus van die [slachtoffer] (waarbij die [slachtoffer]
geen lucht meer kreeg) en
- het sleuren van die [slachtoffer] over de grond en de trap en
- het gooien van die [slachtoffer] op de grond en
- het roepen: "Ga de benzine maar halen, dan steken we hem aan" en daarna het gieten van
een vloeistof over die [slachtoffer] en daarbij het houden van een aansteker bij de kleren van die
[slachtoffer] en
- het hangen van die [slachtoffer] over de balustrade van de trap en
- het met een koord vastbinden van de handen van die [slachtoffer] en
- het afplakken met een plakband van de mond van die [slachtoffer] en
- het op dreigende wijze zeggen en/of schreeuwen: "Rustig houden; mond dicht; kop dicht;
waar ligt het geld" en "Waar is de sleutel van de kluis" "We komen niet helemaal uit
Amsterdam voor zo'n paar Euro's" en "Je bent rijk, je moet meer geld hebben" en "Meer
geld of we snijden je vinger eraf".
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
9. De straffen en/of maatregelen
9.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 20 oktober 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 5 jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
9.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt om de gevorderde straf, gelet op de persoon van de verdachte en de instelling van verdachte na het plegen van het ten laste gelegde, te matigen.
9.3. De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een geweldadige overval op een slijterij/woning. Bij deze overval, die zo’n 45 minuten heeft geduurd, is door de verdachte grof geweld toegepast door het slachtoffer te slaan, te schoppen en is het slachtoffer op grove wijze verbaal en non-verbaal bedreigd met geweld onder andere door hem te overgieten met een als benzine geïnsinueerde vloeistof en te dreigen hem in brand te steken met als doel het slachtoffer te dwingen prijs te geven waar hij zijn geld had opgeborgen. Daarnaast werd er door verdachte of diens medeverdachte om vorengenoemde reden met een mes gedreigd. Dat er geweld gebruikt zou gaan worden, was verdachte voorafgaande aan de overval duidelijk. Verdachte en diens medeverdachten hebben verschillende waardevolle spullen en geld van het slachtoffer uit de woning/winkel meegenomen, verdachte was alleen uit op geldelijk gewin. Deze overval is een ernstig feit, dat verdachte door de rechtbank zwaar wordt aangerekend.
De verdachte heeft door zijn betrokkenheid bij deze handelwijze een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Een dergelijke overval is een zeer traumatische ervaring voor het slachtoffer. [slachtoffer] geeft aan dat hij 10 maanden na de overval nog steeds slecht slaapt en de overval herbeleeft. Zijn gevoel van veiligheid is verdwenen. Hij heeft daardoor zelfs overwogen om te stoppen met de winkel. Daarnaast worden door het handelen van verdachte en zijn mededaders de toch al aanwezige gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt.
Dat is een ernstig feit, hetgeen verdachte door de rechtbank zwaar wordt aangerekend.
Door het handelen van verdachte en zijn mededaders worden de toch al aanwezige gevoelens van onveiligheid in de samenleving bovendien versterkt.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld. Bovendien heeft verdachte er ter zitting blijk van gegeven dat hij de onjuistheid van zijn handelen inziet. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
9.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] wonende aan de [adres] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade.
[slachtoffer] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 10.015 en de immateriële schade op een bedrag van € 2.750,- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat ten aanzien van de materiële schade de door [slachtoffer] ingediende vordering voor wat betreft het bedrag van € 1000,- eenvoudig van aard is en voor wat dat gedeelte betreft voor toewijzing vatbaar is. Aangezien de vordering met betrekking tot het overige van de materiële kosten voor een bedrag van € 9.015 naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij voor dat deel niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. De vordering immateriële schade, die door verdachte niet is weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 3750,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 45 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
10. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 310, 312
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaar;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij van € 3750,-;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer], [adres], te betalen een bedrag van € 3750 ,-;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 3750,- subsidiair 45 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of een van zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3750,- , ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of een van zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], voor het overige deel van de materiële schade, aangezien de vordering op dat onderdeel naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, A.H.M.J.F. Piëtte en I.S Peskens, rechters, van wie mr. I.S Peskens voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A.H. Peters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 3 november 2009.