RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850227-09
Datum uitspraak : 4 november 2009
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte 2],
[geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2007 (voortgezet op 6 juli 2009), 26 augustus 2009 en van 14 oktober 2009 (voortgezet op 21 oktober 2009).
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2008 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
b.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid geld in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
- het dreigen althans tonen van een mes, in elk geval een scherp voorwerp aan genoemde [slachtoffer 6] en/of
- het slaan van deze [slachtoffer 6] en/of
- het (daarbij) op dreigende wijze zeggen: "Kluis, kluis"., in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
art. 317/312 Wetboek van Strafrecht;
2.
hij op of omstreeks 31 december 2008 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een GSM (merk Nokia, type 6300), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art. 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 oktober 2009 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, nu verdachte consequent heeft ontkend daarbij betrokken te zijn. Een eventuele betrokkenheid van verdachte bij de overval wordt gebaseerd op de verklaringen van de medeverdachten [verdachte 7] en [verdachte 8]. Deze verklaringen zijn echter niet betrouwbaar. De medeverdachten herkennen verdachte niet op de aan hen getoonde foto’s van de overval, ook niet als de politie de medeverdachten attendeert op de bijzondere kenmerken van de jas van de derde overvaller.
De hoofddader heeft er belang bij om de naam van de derde dader niet te noemen. Voorts suggereert de politie in een verhoor van medeverdachte [verdachte 8] dat de derde dader Ballack zou heten. Nu de politie suggestief de naam van de derde dader noemt, kan de verklaring van [verdachte 8] daarover niet als bewijs worden gebruikt. De verklaringen van [verdachte 8] en [verdachte 7] over de betrokkenheid van verdachte bij de overval zijn niet consequent en consistent en bovendien zijn in de verhoren geen open, maar enkel suggestieve vragen gesteld.
Voorts kan uit het onderzoek van de mobiele telefoon van verdachte niet worden afgeleid dat verdachte in de buurt van het overvallen tankstation is geweest en ontbreekt verder ieder technisch bewijs.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. De medeverdachte [verdachte 8] heeft bekend de telefoon van het slachtoffer [slachtoffer 7] te hebben gepakt en aan verdachte te hebben gegeven. Uit het dossier blijkt niet dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [verdachte 8], om van medeplegen te kunnen spreken.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
7.3. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Slachtoffer [slachtoffer 6] heeft op 31 december 2008 aangifte gedaan van een overval op pompstation [benadeelde 3], gelegen aan de [adres] te Roermond. Deze overval is gepleegd op 31 december 2008 te 14.40 uur. Aangeefster was werkzaam in de shop, alwaar meerdere mensen aanwezig waren. Aangeefster zag dat een man die wilde pinnen door twee mannen, gekleed in het zwart, met een sjaal voor hun gezicht, aan de kant werd geduwd. De twee personen dreigden over de balie te komen. Aangeefster zag dat een van deze personen een greep deed in de kassa. De derde persoon is door de deur, die openstond, achter de balie gekomen. Aangeefster zag dat deze persoon een mes in zijn rechterhand had. Aangeefster hoorde dat de persoon die een greep in de kassa had gedaan, riep om meer geld. Degene die haar met het mes bedreigde riep: “Kluis, kluis”, en sloeg aangeefster met kracht met een gebalde vuist tegen haar rechter bovenarm. Aangeefster heeft de persoon die om de kluis riep een plastic doorzichtig laatje gegegeven met afgeroomd geld, ongeveer € 1.300,00. Aangeefster verklaart dat de wisselkist met ongeveer € 850,00 ook is weggenomen.
Aangeefster heeft zich bedreigd gevoeld toen de persoon die achter de balie stond met een mes stekende/prikkende bewegingen in haar richting maakte.
[verbalisant 7] heeft de camerabeelden van 31 december 2008, net voor, ten tijde van en net na de overval op het [benadeelde 3] tankstation bekeken. De verbalisant ziet dat om 14.26.12 uur vermoedelijk drie personen met een lichtkleurige scooter aankomen rijden/lopen over het fietspad dat is gelegen aan de achterzijde van de wasstraat van het tankstation. Deze personen komen uit de richting van de Oranjelaan. Om 14.38.27 uur komen drie personen de tankshop binnen gerend. Op dat moment zijn er twee klanten in de tankshop aanwezig. Dader 1 en 2 rennen naar de kassa en dader 3 duwt een klant naar binnen die net naar buiten wil lopen. Dader 1 en 2 duwen aan de kassa een andere klant weg en buigen over de balie om kennelijk iets weg te nemen. Dader 1 loopt om achter de balie en komt even later terug met een rood voorwerp en loopt dan weg. Dader 2 neemt een lichtkleurig voorwerp van achter de kassa weg. Dader 3 fouilleert de klant die hij eerder heeft belet om naar buiten te gaan. De daders rijden en rennen rond 14:39.15 uur weg in de richting van de Oranjelaan, met behulp van een scooter aan de achterzijde van het tankstation.
Getuige [getuige 1] fietste over het fietspad aan de achterzijde van het tankstation [benadeelde 3]. De getuige zag aan de rechterzijde een lichtkleurige bromfiets staan, ongeveer 5 meter voorbij de ingang van het tankstation. Getuige zag drie persnonen vanuit het tankstation over een hekwerk springen en het fietspad over rennen richting de bromfiets. De getuige zag dat dader 1 iets in zijn handen had en over het fietspad rende gevolgd door dader 2 en 3. Dader 1 probeerde op de bromfiets te kruipen. Dader 2 en 3 stonden klaar om op de bromfiets te springen. Dit lukte niet omdat dader 1 met haast probeerde weg te komen. De getuige heeft toen een voorwaartse trap gegeven tegen het zadel. Daardoor verloor dader 1 het evenwicht en liet het geld op de grond vallen. Dader 2 zat inmiddels achter op de bromfiets. Dader 3 heeft tot drie maal geprobeerd achterop te springen. De getuige zag voorts dat de drie daders op de bromfiets wegreden.
De getuige verklaart dat het kenteken van de bromfiets was afgeplakt met wat leek op schilderstape en voorts nog dat de grootste voorop en de kleinste achterop de bromfiets zat.
Medeverdachte [verdachte 7] heeft verklaard dat hij een mes bij zich had dat hij heeft gebruikt. Toen ze wilden vluchten heeft hij een kistje verloren en de andere jongen buitgemaakt geld. Voorts is er een telefoon weggenomen. Hij verklaart dat hij het geldkistje achter de balie had weggenomen.
Medeverdachte [verdachte 8] heeft verklaard dat ze met drieën naar de [benadeelde 3] zijn gegaan. Ze zijn met de scooter van [verdachte 7] gegaan. [verdachte 7] had het kenteken met grijs plakband afgeplakt. [verdachte 7] heeft daar de kassalade gepakt. [verdachte 7] is achter de kassa geweest en heeft de hele la meegenomen. Vervolgens zijn ze weggerend. [verdachte 8] heeft voorts verklaard dat hij een Nokia 6300 van een man heeft gepakt.
De rechtbank maakt uit voorgaande bewijsmiddelen op dat [verdachte 7] de persoon is die bij het beschrijven van de camerabeelden als dader 1 is aangemerkt en [verdachte 8] als dader 3.
Zowel [verdachte 8] als [verdachte 7] wijzen verdachte aan als zijnde betrokken bij de overval.
[verdachte 8] verklaart direct na zijn aanhouding op 3 maart 2009, nog voordat hij over de gang van zaken tijdens de overval heeft verklaard, dat hij deze overval samen met [verdachte 7] en een jongen die Ballack genoemd wordt, heeft gepleegd. Verdachte kan zich niet direct de naam van Ballack herinneren, maar als de politie de voornaam [verdachte 2] noemt, verklaart [verdachte 8] dat de achternaam [verdachte 2] is en voegt daaraan toe dat hij met de neef van [verdachte 2] omgaat en daarvan die achternaam weet. Als [verdachte 8] een foto wordt getoond van verdachte, zegt [verdachte 8] , hoewel hij de naam van verdachte wil terugtrekken omdat [verdachte 2] tegen hem heeft gezegd dat [verdachte 2] zijn ballen er af zou snijden als [verdachte 8] de naam van verdachte zou noemen: “Dat is hij, ja. Dat is [verdachte 2]. De persoon die ik wel Ballack noem. Dat is de bijnaam van [verdachte 2].”
[verdachte 7] heeft op 19 februari 2009 verklaard dat hij op oudejaarsdag samen met [verdachte 8] en een jongen waarvan hij de naam niet wil noemen het tankstation [benadeelde 3] aan de Wirosingel te Roermond heeft overvallen. [verdachte 7] heeft op 12 maart 2009 verklaard dat hij de naam van de andere jongen niet wil zeggen. Als hem wordt voorgehouden dat die jongen een bijnaam heeft, vraagt [verdachte 7] of het iets met een B is. Als de politie dit bevestigt en zegt dat het een Duitse voetballer is verklaart [verdachte 7]: “Kan ja, Ballack is wel een Duitse naam.
Diezelfde dag verklaart [verdachte 7] dat de derde persoon de bijnaam heeft van een Duitse voetballer, zoals hij al eerder heeft verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande verdachte kan worden aangemerkt als dader 2 op de camerabeelden.
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij de overval op het tankstation [benadeelde 3] ontkend. Verdachte heeft aangegeven dat hij die dag de hele dag in Eindhoven was.
De raadsman heeft bij pleidooi aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte bij de overval wordt afgeleid uit de verklaringen van medeverdachten [verdachte 7] en [verdachte 8] doch dat deze verklaringen niet consequent en consistent zijn. De verklaringen zijn tegenstrijdig over wat er bij de overval is voorgevallen en over de betrokkenheid van verdachte bij die overval. De naam Ballack wordt medeverdachte [verdachte 7] door de politie in de mond gelegd.
De rechtbank deelt de visie van de raadsman niet. De verklaringen die door de medeverdachten [verdachte 7] en [verdachte 8] direct na hun aanhouding over de overval zijn afgelegd vinden steun in de verklaringen van aangever, de getuige [getuige 1] en in de camerabeelden.
De rechtbank acht de voor het bewijs gebruikte verklaringen van deze verdachten geloofwaardig en betrouwbaar.
De rechtbank overweegt dat medeverdachte [verdachte 8] gelijk na zijn aanhouding een bekennende verklaring heeft afgelegd, onder meer over de overval op de [benadeelde 3], waarin [verdachte 8] zichzelf belast en ook de naam noemt van verdachte als dader van die overval. Op 26 maart 2009 komt [verdachte 8] deels op zijn verklaringen terug of geeft hij een andere draai aan zijn eerdere verklaring. De rechtbank acht het wel mogelijk dat dit is ingegeven door de bedreiging van [verdachte 8] door verdachte.
De rechtbank overweegt dat medeverdachte [verdachte 7] op 12 mei 2009 verklaart dat Ballack niet bij de overval betrokken was. De rechtbank is ambtshalve bekend dat medeverdachte [verdachte 7] op 1 mei 2009 is overgeplaatst naar het huis van bewaring te Roermond, alwaar ook verdachte gedetineerd was. [verdachte 7] verklaart, als hij na een lichting voor verhoor op 12 mei 2009, wordt teruggebracht naar het huis van bewaring, dat het zo maar zou kunnen dat hij de overval op het tankstation met verdachte heeft besproken. Verdachte en [verdachte 7] zitten in het huis van bewaring op dezelfde afdeling, 4 cellen uit elkaar en de rechtbank acht het zeer wel mogelijk dat zij daar met elkaar gesproken hebben en dat daardoor [verdachte 7] ontlastend is gaan verklaren over verdachte.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de ontkenning van verdachte dat hij geen Nokia 6300 telefoon heeft gekregen van medeverdachte [verdachte 8] wordt weerlegd door de hiervoor door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen daaromtrent, alsmede de verklaring van getuige [getuige 2] dat hij de Nokia 6300 van verdachte heeft gekocht.
Getuige [getuige 2] , verklaart, als hem wordt gevraagd waarom hij eerst een andere naam, dan de naam van verdachte heeft genoemd van wie hij de telefoon heeft gekocht, dat hij niet graag ruzie heeft met een persoon als verdachte. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen , dat sprake is van bedreiging van [getuige 2] door mogelijke vrienden van verdachte.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte er kennelijk niet voor terugdeinst om personen die hem belastend tegen hem verklaren, te beïnvloeden.
De rechtbank acht de voor verdachte ontlastende verklaringen van [verdachte 8] en [verdachte 7] dan ook niet geloofwaardig en houdt hen aan de eerder afgelegde verklaringen.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat er geen technisch bewijs voor handen is dat verdachte op het tijdstip van de overval bij het tankstation plaatst. De afstand tussen de Wirosingel en de Mgr. Driessenstraat, waar de telefoon van verdachte op 14.29.33 uur een zendmast heeft aangestraald sluit dat uit.
De rechtbank overweegt dat uit de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon die verdachte bij zijn aanhouding bij zich had is af te leiden dat verdachte niet zoals hij heeft gesteld ten tijde van de overval in Eindhoven is geweest.
Uit die historische verkeersgegevens is af te leiden, dat die telefoon op 31 december 2008, om 14.29:33 uur de zendmast aan de Monseigneur Driessenstraat te Roermond heeft aangestraald. De kortste route tussen voornoemde zendmast en het tankstation (volgens de ANWB) is 3,0 kilometer. De overval is omstreeks 14.40 uur gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat het mogelijk is, nu uit de verklaringen van getuige [getuige 1] en [getuige 3] blijkt dat de verdachten bij de overval gebruik maakten van een bromfiets/scooter, om in de tijd tussen 14:29:33 uur en 14.40 uur van de Monseigneur Driessenstraat naar het tankstation te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank sluit derhalve het aanstralen van de zendmast aan de Monseigneur Driessenstraat door de telefoon van verdachte niet uit dat verdachte betrokken is bij de overval op het tankstation.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 december 2008 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met anderen,
a.
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [benadeelde 3],
b.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan [benadeelde 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
- het dreigen met een mes van genoemde [slachtoffer 6] en
- het slaan van deze [slachtoffer 6] en
- het (daarbij) op dreigende wijze zeggen: "Kluis, kluis".
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
Ten aanzien van. feit 1:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 in verband met artikel 312 en artikel 312 in verband met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 14 oktober 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de eis van de officier van justitie nu hij voor vrijspraak van de gehele tenlastelegging heeft gepleit.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
In de maanden november/december 2008 en januari 2009 werd Roermond en omgeving opgeschrikt door een groot aantal gewapende overvallen op onder andere tankstations, supermarkten, fritures, een restaurant, een woning en een dierenkliniek waarbij sprake was van een grotere en steeds wisselende dadergroep, welke golf van gewapende overvallen veel commotie heeft veroorzaakt en met name voor de slachtoffers en andere ondernemers in die betreffende branches een bijzonder gevoel van onveiligheid teweeg heeft gebracht (Hyena onderzoek).
De door verdachte (tezamen met zijn mededaders) gepleegde gewapende overval op tankstation [benadeelde 3] maakt hiervan deel uit. Tijdens de overval op klaarlichte dag ziet aangeefster, drie daders het tankstation binnen komen, van wie een dader een mes in zijn handen heeft. Verdachte doet een greep in de kassa en een mededader loopt achter de kassa, bedreigt aangeefster met het mes en geeft haar een klap op haar bovenarm.
Naar de ervaring leert heeft een dergelijke gewapende overval een enorme impact op de slachtoffers en kunnen zij nog lange tijd psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Aangeefster heeft verklaard dat zij zich bedreigd heeft gevoeld.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich puur bekommerd om hun behoefte om gemakkelijk aan geld te komen.
De rechtbank acht het uitermate zorgelijk dat verdachte tot het plegen van zo’n buitengewoon ernstig misdrijf in staat blijkt te zijn en daarover geen openheid van zaken geeft, temeer daar uit de verklaringen van de medeverdachten blijkt dat verdachte degene is geweest die een greep in de kassa heeft gedaan.
De omstandigheid dat verdachte, ondanks zijn nog jeugdige leeftijd van thans 21jaar, blijkens zijn uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister reeds eerder ter zake van gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld, hieruit kennelijk geen lering heeft getrokken en door blijft gaan met het plegen van steeds brutaler wordende geweldsdelicten, is voor de rechtbank redengevend om de samenleving voor langere tijd te beschermen tegen verdachte.
Verdachte is in het verleden in het kader van opgelegde straffen verplicht begeleid door de Jeugdreclassering. Verdachte kan vanwege zijn justitie contacten niet terecht bij zijn familie. Verdachte is van mening dat hij zelf in staat is zijn problemen na detentie op te lossen en geeft aan geen bemoeienis van een instelling zoals de reclassering te willen. Een eerder reclasseringstoezicht is geretourneerd omdat verdachte zich niet aan de afspreken hield. Verdachte legt de schuld echter bij de reclassering en wil geen hulpverlening aanvaarden. Een verplicht reclasseringscontact is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aangewezen, nu verdachte dit afwijst en resultaat van eerdere begeleiding is uitgebleven.
De rechtbank is -gelet op vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien- van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van
2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 7], wonende te [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit geleden schade. [slachtoffer 7] heeft in zijn vordering geen schade bedrag genoemd.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt.
Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 312, 317
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 jaar;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
De rechtbank:
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7], [adres], niet-ontvankelijk;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, thans begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. C.A.M. Schaap-Meulemeester, M.I.J. Hegeman en M.J.H.van den Hombergh, rechters, van wie mr. M.J.H. van den Hombergh voorzitter, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 4 november 2009.