ECLI:NL:RBROE:2009:BK0267

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2009/459 en 2009/273
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van beroep tegen vrijstellingsbesluit voor woningbouw in Nederweert

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiseres tegen een vrijstellingsbesluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nederweert. Het besluit, genomen op 27 januari 2009, verleende vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor de bouw van 31 woningen. Eiseres, die zich niet kon identificeren als belanghebbende, stelde dat haar belangen werden geschaad door de bouw van de woningen, maar de rechtbank oordeelde dat de afstand tussen haar perceel en het bouwgebied te groot was om haar als belanghebbende te beschouwen. De rechtbank concludeerde dat er geen significante invloed op de verkeerssituatie of op de woonomgeving van eiseres te verwachten was. Eiseres voerde aan dat de realisatie van de woningen haar kansen om toekomstige ontwikkelingen aan te vechten zou verkleinen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om haar als belanghebbende aan te merken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen termen waren voor proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 459
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eiseres] te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr. [gemachtigde]
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nederweert, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 27 januari 2009 heeft verweerder aan [naam 1] te Weert (verder te noemen belanghebbende) vrijstelling verleend op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor de bouw van 31 woningen.
1.2. Tegen dat besluit is bij deze rechtbank -rechtstreeks- beroep ingesteld.
1.3. Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is belanghebbende in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
1.4. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan de gemachtigde van eiseres gezonden.
1.6. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 25 september 2009, gevoegd met de zaak tussen partijen met registratienummer [zaaknummer]. Na de behandeling ter zitting is de behandeling van de zaken weer gesplitst. Eiseres heeft zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. [gemachtigde], en namens verweerder zijn verschenen [naam 2] en [naam 3].
2. Overwegingen
2.1. Naar aanleiding van een door de gemeenschapsraad van [woonplaats] opgestelde Dorpsontwikkelingsvisie, is in opdracht van de gemeenteraad van Nederweert een Dorpsontwikkelingsplan (DOP) opgesteld door een projectgroep, waarin vertegenwoordigd waren genoemde gemeenschapsraad, [naam 4] en de gemeente Nederweert.
2.2. Van het DOP maakt onderdeel uit de verplaatsing van twee sportcomplexen en de huisvesting van de scoutingvereniging ten behoeve van woningbouw. De eerste fase van die woningbouw, zijnde fase IIIA van het DOP, is geprojecteerd op de locatie van een deel van het voormalige sportcomplex en omvat 31 woningen van verschillende typen. Op die locatie is het bestemmingsplan “Buitengebied 1998” van toepassing. Op grond daarvan rust op het desbetreffende perceel de bestemming “Recreatieve doeleinden”. Ten einde woningbouw binnen die bestemming mogelijk te maken heeft belanghebbende op 24 juni 2008 aan verweerder verzocht om op grond van artikel 19, tweede lid, van de toentertijd geldende WRO vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen. Ten behoeve van die aanvraag heeft [naam 4] op 18 september 2008 een ruimtelijke onderbouwing, met een aantal onderzoeksverslagen als bijlagen, opgesteld.
2.3. In het “Weekblad voor Nederweert” heeft verweerder het ontwerp van een besluit om de gevraagde vrijstelling te verlenen, gepubliceerd. Tegen dit ontwerp heeft eiseres bij brief van [datum] zienswijzen naar voren gebracht. Ook door enkele anderen zijn zienswijzen kenbaar gemaakt. Naar aanleiding van die zienswijzen is de ruimtelijke onderbouwing aangevuld en aangepast.
2.4. Bij het bestreden besluit van 27 januari 2009 heeft verweerder de gevraagde vrijstelling verleend, waartoe verwezen is naar het DOP en de opgestelde ruimtelijke onderbouwing. In een bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing is verweerder op de afzonderlijke zienswijzen ingegaan.
2.5. In beroep heeft eiseres –kort gesteld aangevoerd dat de keuze voor verplaatsing van het sportcomplex en locatie van de woningbouw niet op goede gronden berust, dat de uitwerking van het DOP niet had mogen worden opgeknipt in deelprojecten met afzonderlijke besluitvormingsprocedures, dat de aanvraag om vrijstelling incompleet is en dat de ruimtelijke onderbouwing op een aantal punten ondeugdelijk is.
2.6. In het kader van haar taak om de ontvankelijkheid van het beroep te beoordelen dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of eiseres als belanghebbende bij het bestreden besluit is te beschouwen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend om de volgende redenen.
2.6.1. Ter zitting is naar voren gekomen dat de afstand tussen de grens van het gebied waarop de vrijstelling betrekking heeft en het perceel van eiseres tussen de 125 en 150 meter bedraagt en dat vanaf dat perceel slechts in geringe mate zicht op die woningen zal bestaan. Voorts is geen beduidende invloed op de verkeersituatie bij dat perceel te verwachten omdat de ontsluiting van het woongebied elders is geprojecteerd. Evenmin is anderszins zodanig effect op de woonomgeving van eiseres te verwachten dat dit haar tot belanghebbende bij het bestreden besluit zou maken.
2.6.2. Namens eiseres is aangevoerd dat zij niet zozeer door de bouw van de betrokken woningen als zodanig in haar belangen wordt getroffen, maar dat haar belang is gelegen in het voorkomen van een onomkeerbare situatie. Door realisatie van de woonwijk in kwestie zou namelijk haar kans aanzienlijk worden verkleind om met succes een volgende fase van het DOP in haar directe omgeving aan te vechten, te weten de verplaatsing van de tennisvelden en de accommodatie van de voetbal-, tennis- en scoutingvereniging. Naar het oordeel van de rechtbank maakt dit oogmerk eiseres evenwel niet tot belanghebbende bij het thans voorliggende besluit. De realisatie van de in geding zijnde woningen (fase IIIA van het DOP) laat immers onverlet dat in de besluitvorming over de planologische vormgeving van een daarop volgende fase, de daaraan ten grondslag liggende ruimtelijke afwegingen alsmede het totaal van de feitelijk daardoor optredende effecten, waaronder de cumulatie met de gevolgen van de voorafgaande fasen, zullen moeten worden betrokken en dat eiseres, voor zover zij daar belanghebbende bij is, de daaromtrent te nemen besluiten in rechte zal kunnen aanvechten. Voor zover eiseres er gelijk in zou hebben dat haar kansen op het tegenhouden van voor haar onwelgevallige toekomstige ontwikkelingen door de fasering van het DOP kleiner worden, merkt de rechtbank op dat daar tegenover staat dat verweerster en anderen die de bedoelde ontwikkelingen juist voorstaan, het risico lopen dat door de mogelijkheid om nadere besluiten aan te vechten het DOP niet in zijn geheel kan worden uitgevoerd.
2.7. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eiseres voor niet-ontvankelijk moet worden gehouden en dat de rechtbank reeds daarom niet toekomt aan de beoordeling van de beroepsgronden van eiseres.
2.8. Voor vergoeding van een partij in de proceskosten van de andere partij acht de rechtbank geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Aldus gedaan door mrs. P.J. Voncken, Th.M. Schelfhout (voorzitter) en L.M.J.A. van Hövell tot Westerflier-Dassen, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Timmers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2009.
w.g. mr. F.A. Timmers,
griffier w.g. mr. Th.M. Schelfhout,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 13 oktober 2009
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.