ECLI:NL:RBROE:2009:BK0022

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
9 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850364-09
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht en verkrachting van cliënten/patiënten door medewerker zorginstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 9 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een medewerker van een zorginstelling, die beschuldigd werd van ontucht en verkrachting van cliënten. De verdachte, die werkzaam was in de maatschappelijke zorg, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 meermalen seksuele handelingen te hebben verricht met twee cliënten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die zich aan zijn zorg hadden toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. Tevens heeft hij ontucht gepleegd met [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als hulpverlener en dat de feiten grote psychische gevolgen hebben gehad voor de slachtoffers. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op van vier jaar, met een proeftijd van vijf jaar en een beroepsverbod van vijf jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de impact op de omgeving, waaronder andere cliënten en collega's van de verdachte. De rechtbank achtte de bewezenverklaarde feiten ernstig en oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de maatschappij vormde.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850364-09
Datum uitspraak : 9 oktober 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 25 september 2009.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 in de gemeente [plaatsnaam] meermalen, althans eenmaal, (telkens) door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen
tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte (telkens) zijn geslachtsdeel gestoken, althans gebracht in de vagina van genoemde [slachtoffer 1],
en bestaande die bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte genoemde [slachtoffer 1] heeft meegenomen naar een kleine ruimte en vervolgens die ruimte aan de binnenzijde heeft afgesloten
en/of heeft plaatsgenomen voor de deur in die ruimte teneinde te beletten dat iemand in die ruimte naar binnen kan komen en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(art. 242 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 in de gemeente [plaatsnaam] meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] aan een zodanige gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte (telkens) de schaamstreek van genoemde [slachtoffer 1] betast, althans (telkens) gewreven over de schaamstreek van genoemde [slachtoffer 1] en/of (telkens) zijn geslachtsdeel gestoken, althans gebracht in de vagina van
genoemde [slachtoffer 1];
(art. 243 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 in de gemeente [plaatsnaam] meermalen, althans eenmaal, (telkens) door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen
tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (telkens) ontuchtig wrijven over, althans betasten van, de schaamstreek van genoemde [slachtoffer 1] en/of het (telkens steken, althans brengen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de vagina van genoemde [slachtoffer 1],
welke bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) heeft/hebben bestaan in het meenemen van genoemde [slachtoffer 1] naar een kleine ruimte en het vervolgens aan de binnenzijde afsluiten van de deur van die
ruimte en/of het plaatsnemen voor de deur in die ruimte teneinde te beletten dat iemand in die ruimte naar binnen kan komen;
(art. 246 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 in de gemeente [plaatsnaam], terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1], die zich (telkens) als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit het wrijven over, althans betasten van de schaamstreek van genoemde [slachtoffer 1] en/of (telkens )uit het steken, althans brengen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de vagina van genoemde [slachtoffer 1];
(art. 249 wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 in de gemeente [plaatsnaam], terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2], die zich (telkens) als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit het over de kleren betasten van, althans wrijven over de schaamstreek van genoemde [slachtoffer 2];
(art. 249 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 25 september 2009 gevorderd dat het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De officier van justitie is van mening dat op grond van de aangifte door [aangever], de studioverhoren van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en van de getuige [getuige] en de verklaringen van verdachte, de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 1 en 2 heeft verdachte een bedreigende situatie doen ontstaan door [slachtoffer 1] mee te nemen naar de wc en de deur op slot te doen, danwel binnen voor de deur te gaan zitten. [slachtoffer 1] mocht van verdachte niks zeggen over het gebeuren op de wc. Indien verdachte van feit 1 primair wordt vrijgesproken, dan kan in elk geval de subsidiaire variant bewezen worden verklaard. Wat betreft feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de zinsnede “het steken althans brengen van zijn geslachtsdeel in de vagina van [slachtoffer 1]” niet bewezen behoeft te worden verklaard, nu deze feitelijkheid reeds ten laste is gelegd onder feit 1 en er derhalve sprake is van eendaadse samenloop.
De officier van justitie heeft voorts ten aanzien van de ten laste gelegde feiten aangevoerd dat verdachte hulpverlener was en dat hij wist dat de slachtoffers verstandelijk beperkt waren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde.
Naar de mening van de raadsvrouw kan vastgesteld worden dat verdachte en [slachtoffer 1] gemeenschap met elkaar hebben gehad en dat zij seksuele handelingen bij elkaar hebben verricht op het toilet. Dit terwijl verdachte werkzaam was in de maatschappelijke zorg en [slachtoffer 1] aan zijn zorg was toevertrouwd. Feit 2 subsidiair kan derhalve wel bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 1 primair en 2 primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de hiervoor omschreven handelingen niet onder dwang en/of bedreiging hebben plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft zelf gevraagd of verdachte haar vagina wilde controleren en zij vertelde hem uit eigener beweging over haar seksuele gedachtes en behoeften. Van het een kwam het ander en volgens verdachte gebeurde dit steeds met instemming. Verdachte heeft na een paar keer zelf tegen [slachtoffer 1] gezegd dat de seksuele handelingen moesten stoppen, omdat hij een relatie heeft. Verdachte heeft [slachtoffer 1] nooit ‘meegenomen’ naar het toilet. Ze ging steeds uit eigen beweging. De deur van het toilet was afgesloten om hun privacy te waarborgen, niet om [slachtoffer 1] te dwingen.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [slachtoffer 1] weliswaar verstandelijk beperkt is, maar dat zij geen dusdanig gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis heeft dat zij niet of onvoldoende in staat is haar eigen wil te bepalen, kenbaar te maken of weerstand te bieden.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw tot slot aangevoerd dat verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. Hij heeft bij [slachtoffer 2] enkel over haar bovenbeen gewreven. De verklaring van [slachtoffer 2] over hetgeen er gebeurd zou zijn, betreft waarschijnlijk één van haar seksuele fantasieën. De verklaring van [getuige] maakt dit niet anders, aangezien hij de beweerde handelingen vanaf zijn werkplek onmogelijk gezien kan hebben. Bovendien lijkt [getuige] zichzelf graag belangrijker te maken, wat kan verklaren waarom hij stelt het gezien te hebben.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, regionale recherche, opgemaakt proces-verbaal, registratienummer 2009047119-1, gedateerd 28 juli 2009 en de daarbij behorende bijlagen (tevens een doorlopend genummerde print van scan 07-08-2009 van origineel, pag. 1 t/m 265).
Ten aanzien van feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2009 (“Het klopt dat ik in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 te [plaatsnaam] meermalen seks heb gehad met [slachtoffer 1]. Ik ben met mijn penis in haar vagina gegaan. Dit gebeurde telkens op de wc. De deur van de wc was soms op slot, meestal zat ik voor de deur om te beletten dat deze werd geopend.”);
- de aangifte door [aangever] namens [slachtoffer 1] ;
- de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 september 2009 (“Het klopt dat ik in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 te [plaatsnaam] meermalen heb gewreven over de schaamstreek van [slachtoffer 1]. Dit gebeurde op de wc, als wij seks hadden of als ik vaseline op haar vagina smeerde. De deur van de wc was soms op slot, meestal zat ik voor de deur om te beletten dat deze werd geopend.”);
- de aangifte door [aangever] namens [slachtoffer 1] ;
- de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
Voorts verwijst de rechtbank ten aanzien van feit 1 en feit 2 naar de verklaring van [betrokkene 1], integratiemedewerker bij [organisatie], dat [slachtoffer 1] tegen haar heeft gezegd dat verdachte haar had meegenomen naar de wc . Ook [slachtoffer 2] heeft tijdens haar studioverhoor verklaard gehoord te hebben van een andere collega ([getuige]) dat verdachte [slachtoffer 1] heeft meegenomen naar de wc . Dit heeft [slachtoffer 2] ook zo verklaard aan [betrokkene 2], zorgcoördinator bij [instelling] (“[slachtoffer 2] zei toen: [verdachte] neemt Francisca mee naar de wc”) .
[slachtoffer 1] heeft tijdens haar studioverhoor verklaard dat ze tegen verdachte heeft gezegd dat ze het niet wilde en dat het pijn deed . Voorts heeft ze verklaard dat ze tegen hem zei dat ze dat niet wilde en dat hij het toch deed. Hij is sterk dus ze kan hem niet wegduwen. Ze mocht niks tegen de anderen zeggen.
Gelet op de voormelde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 1] door feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van het seksueel binnendringen van haar lichaam (feit 1) en het dulden van het ontuchtig wrijven over haar schaamstreek (feit 2). Verdachte heeft [slachtoffer 1] meegenomen naar de wc en vervolgens de deur afgesloten danwel plaatsgenomen voor de deur. Het slachtoffer is zwakbegaafd en verdachte wist dat. Gelet op de plaats van de handelingen en de beperkte weerbaarheid van het slachtoffer is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van dwingende feitelijkheden, waardoor verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
Ten aanzien van feit 3
Op 20 mei 2009 heeft [aangever], divisiemanager bij [instelling], aangifte gedaan namens [slachtoffer 2]. Hij heeft verklaard via de zorgcoördinator [betrokkene 2] te hebben vernomen dat [slachtoffer 2] op 8 mei 2009 bij haar begeleidster [betrokkene 1] heeft aangegeven dat er iets gebeurd was met [verdachte]; ze was betast over haar kleren heen, over haar borsten en tussen haar benen.
[betrokkene 2], zorgcoördinator bij [instelling], heeft tijdens haar getuigenverhoor verklaard dat [slachtoffer 2] haar op 8 mei 2008 had verteld dat verdachte met zijn handen tussen haar benen zat . Voorts heeft [betrokkene 3], zorgcoördinator bij [instelling], verklaard dat [slachtoffer 2] haar op 20 mei 2009 heeft verteld dat ze was betast aan haar borsten en haar kruis .
Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft tijdens een studioverhoor verklaard dat verdachte aan haar heeft gezeten. Dit is twee keer gebeurd, achter elkaar. Verdachte ging met zijn hand tussen haar kruis, hij wreef daar. Ze heeft gezegd dat hij moest ophouden.
O[getuige] heeft tijdens een studioverhoor verklaringen afgelegd . Hij heeft verklaard dat hij zag dat verdachte met zijn handen ging over de benen van [slachtoffer 2] en daarna tussen de benen; tussen haar geslachtsdelen . Ze zei dat hij op moest houden . [getuige] kon het echt zien; hij heeft het 1 of 2 keer gezien .
[betrokkene 4], clusterhoofd bij [instelling], heeft verklaard dat [getuige ] haar heeft verteld dat de begeleider bij [werkgever] bij een dame aan tafel was gaan zitten, heel dicht naast haar, en over haar geslachtsdelen wreef.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard geen seksuele handelingen te hebben verricht bij [slachtoffer 2]. Wel heeft hij naast [slachtoffer 2] gezeten en heeft hij zijn hand op haar bovenbeen gelegd. Voorts heeft hij verklaard dat [slachtoffer 2] een cliënt van hem was en dat zij verstandelijk beperkt is. Hij was haar begeleider en zij was aan zijn zorg toevertrouwd.
Gelet op de voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De stelling van de raadsvrouw dat het slachtoffer waarschijnlijk slechts een van haar fantasieën heeft verteld en dat [getuige] het ten laste gelegde onmogelijk kan hebben gezien, acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt noch geworden. Het slachtoffer heeft aan meerdere personen op verschillende tijdstippen consistent verteld wat er gebeurd is. [getuige] heeft verklaard dat hij dit echt kon zien en bovendien heeft hij ook aan het clusterhoofd verteld wat hij gezien heeft. Voorts stemmen de verklaringen van het slachtoffer en [getuige] op wezenlijke punten overeen. Nu [getuige] tijdens zijn studioverhoor heeft verklaard dat hij verdachte graag mocht en dat hij verdachte al best lang kent en aardig vind , valt bovendien niet in te zien waarom hij verdachte valselijk zou beschuldigen.
7.3. Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 in de gemeente [plaatsnaam] meermalen (telkens) door feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen
tot het ondergaan van handelingen, die (telkens) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens) zijn geslachtsdeel gestoken in de vagina van genoemde [slachtoffer 1], en bestaande die feitelijkheden (telkens) hierin dat verdachte genoemde [slachtoffer 1] heeft meegenomen naar een kleine ruimte en vervolgens die ruimte aan de binnenzijde heeft afgesloten en/of heeft plaatsgenomen voor de deur in die ruimte teneinde te beletten dat iemand in die ruimte naar binnen kan komen en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 in de gemeente [plaatsnaam], meermalen (telkens) door feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het ontuchtig wrijven over de schaamstreek van
genoemde [slachtoffer 1], welke feitelijkheden (telkens) hebben bestaan in het meenemen van genoemde [slachtoffer 1] naar een kleine ruimte en het vervolgens aan de binnenzijde afsluiten van de deur van die ruimte en/of het plaatsnemen voor de deur in die ruimte teneinde te beletten dat iemand in die ruimte naar binnen kan komen;
3.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 mei 2009 in de gemeente [plaatsnaam], terwijl hij toen werkzaam was in de maatschappelijke zorg, meermalen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd, bestaande die ontucht (telkens) uit het over de kleren wrijven over de schaamstreek van genoemde [slachtoffer 2].
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
verkrachting, meermalen gepleegd.
Het misdrijf sub 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. feit 2 primair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Het misdrijf sub 2 primair is strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. feit 3:
werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Het misdrijf sub 3 is strafbaar gesteld bij artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 25 september 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 primair en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht (ook als dat inhoudt behandeling bij FPP De Horst danwel een andere door de reclassering aan te wijzen instelling). Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt ontzet uit zijn recht tot uitoefening van zijn beroep als hulpverlener, onder welke benaming dan ook, bij een zorginstelling voor verstandelijk gehandicapten dan wel een soortgelijke instelling, voor de duur van 5 jaren.
De officier van justitie heeft aangegeven tot deze eis te komen gelet op de ernst van de feiten. Door het handelen van verdachte zijn er -naast [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]- meer slachtoffers gevallen; de overige cliënten van [instelling] en hun families, alsmede de collega’s van verdachte bij [instelling]. Voorts is de officier van justitie van mening dat ten nadele van verdachte rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat de feiten meermalen hebben plaatsgevonden en dat verdachte meerdere slachtoffers heeft gemaakt. Bovendien heeft verdachte de feiten gepleegd in zijn hoedanigheid als hulpverlener en hadden de slachtoffers en hun families vertrouwen in verdachte. Hij heeft daar misbruik van gemaakt.
Ten voordele van verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met de positieve inhoud van het voorlichtingsrapport betreffende verdachte en het feit dat verdachte zijn fout lijkt in te zien.
Het beroepsverbod heeft de officier van justitie gevorderd teneinde de maatschappij te beschermen.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte veel spijt heeft dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer 1]. Hij begrijpt nu dat zij emotioneel gezien last heeft van het gebeurde. Verdachte heeft een kind van een maand oud. Zijn partner heeft twee weken geleden een tia gehad. Haar kind van 17 jaar kan onmogelijk voor zijn moeder, broertje van drie jaar en een baby van 1 maand zorgen. Gelet op deze persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat enkel feit 2 subsidiair bewezen kan worden verklaard, is de raadsvrouw van mening dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest op zijn plaats is. Wellicht kan een voorwaardelijke straf met een proeftijd en verplicht reclasseringscontact worden opgelegd.
Met betrekking tot het gevorderde beroepsverbod heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal ernstige zedenmisdrijven, waarbij de rechtbank van oordeel is dat met name door het eerste ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit (verkrachting, meermalen gepleegd) grote inbreuk is gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] d.d. 22 juli 2009 heeft zij veel verdriet. Ze voelt soms een hevige drang tot zelfbeschadiging en zich bij de polsen te snijden met een mes. Het is voor haar moeilijk om met deze traumatische gebeurtenis om te gaan. Op het werk is haar basisveiligheid weggenomen. Op de wc komen de herinneren steeds terug. Slapen lukt haar niet goed. Ze is doodmoe en heeft geen energie om te werken. Ze heeft hulp nodig van een psychologe. Voorts is [slachtoffer 1] blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring van 22 september 2009 bang geworden van donkere mensen. Zij werkte graag bij [werkgever] maar het was te zwaar voor haar om daar te blijven werken, wat ze jammer vindt.
De psychologe drs. S. Wielders heeft aangegeven dat er volgens haar bij [slachtoffer 1] sprake is van een posttraumatisch stress-stoornis.
Voorts hebben de bewezenverklaarde feiten blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring van [aangever] namens [instelling] grote impact gehad op de groep die verdachte moest aansturen. De groep vertrouwde hem volledig. Verschillende groepsleden hebben hulp van een psycholoog nodig. Ook de collega’s van verdachte hebben verslagen gereageerd. Dat zoiets onder hun ogen heeft kunnen gebeuren. Bovendien heeft [organisatie] als organisatie schade geleden, nu vanwege de onrust het werk door bekende begeleiders moest worden opgevangen. Stichting [instelling] (en [organisatie] en [werkgever]) hebben imagoschade geleden. Het vertrouwen van de kwetsbare mens met verstandelijke beperking is geschaad, aldus [aangever].
De rechtbank verwijst in dit verband ook naar het studioverhoor van [getuige], die heeft verklaard dat het gebeurde een grote impact op hem heeft gehad en dat hij maanden niet meer heeft geslapen.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling in ernstige mate rekening gehouden met het feit dat verdachte slechts oog heeft gehad voor zijn eigen lustgevoelens en dat hij zich daarbij in het geheel niet heeft bekommerd om de schade die hij bij de slachtoffers aanrichtte.
De feiten hebben bovendien meermalen en gedurende een langere periode plaatsgevonden en verdachte heeft twee slachtoffers gemaakt. Bovendien heeft bij de verkrachting zoals onder 1 is bewezenverklaard vaginale penetratie plaatsgevonden. Verdachte heeft voorts ernstig misbruik gemaakt van zijn positie ten opzichte van de verstandelijk beperkte slachtoffers, het vertrouwen dat zij en hun families in hem hebben gesteld en ook de kwetsbare positie waarin de slachtoffers verkeerden. De feiten hebben grote psychische gevolgen gehad voor de slachtoffers. Het handelen van verdachte heeft bovendien tot grote commotie geleid bij de overige patiënten/cliënten, hun families, en de collega’s en werkgever van verdachte.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij ter terechtzitting inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd -zoals hiervoor omschreven-, met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf met een onvoorwaardelijk deel. De rechtbank is van oordeel dat de bovenvermelde strafverzwarende omstandigheden onvoldoende tot uiting komen in de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal een hogere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen dan geëist.
Met het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte gedurende een langere periode de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd en bovendien meerdere slachtoffers heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank acht derhalve termen aanwezig om de proeftijd vast te stellen op vijf jaren (waarbij wordt opgemerkt dat de bijzondere voorwaarde slechts gedurende een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd).
Voorts zal de rechtbank -conform de eis van de officier van justitie- ter bescherming van de maatschappij verdachte ontzetten van zijn recht tot het uitoefenen van het beroep als hulpverlener bij een zorginstelling voor verstandelijk gehandicapten, gedurende 5 jaren.
10.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 79,00 en de immateriële schade op een bedrag van € 3000,00 gesteld en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte zijn de hiervoor onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade ad € 79,00 in verband met misgelopen loon overweegt de rechtbank dat nu dit onderdeel van de vordering niet door de verdediging is weersproken en het (met geschrift onderbouwde) bedrag de rechtbank alleszins redelijk voor komt, de vordering op dit onderdeel voor toewijzing vatbaar is.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade ad € 3000,00 overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 1] heeft de vordering onderbouwd en gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank gezien de omstandigheden, de ernst en de fysieke en psychische gevolgen, alleszins redelijk voor. De vordering immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal het totale schadebedrag vaststellen op een bedrag van
(€ 79,00 + € 3000,00 =) € 3079,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 3079,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 40 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 28, 31, 36f, 57, 242, 246, 249.
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
beveelt dat van deze gevangenisstraf 1 jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 5 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende een proeftijd van 2 jaren
zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement [plaatsnaam], -ook als dat inhoudt een behandeling bij FPP De Horst dan wel enige andere door de reclassering aan te wijzen instelling gedurende maximaal 2 jaren, waarbij verdachte zich heeft te houden aan de aanwijzingen van de behandelaars-, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van
deze bijzondere voorwaarde;
ontzet de verdachte van zijn recht tot het uitoefenen van het beroep van hulpverlener bij een zorginstelling voor verstandelijk gehandicapten, gedurende 5 jaren;
wijst toe de vordering benadeelde partij van € 3079,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], te betalen een bedrag van € 3079,00;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 3079,00 subsidiair 40 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3079,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, A.K. Kleine en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.E.A. van Eijk-Bronkhorst als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 9 oktober 2009.
Mr. W.A.H.J. Poppeliers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.