ECLI:NL:RBROE:2009:BJ9331

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
95583 / JE RK 09-1130
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C.G. Brants
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en ondertoezichtstelling; bevoegdheid van de rechter en afstemming tussen procedures

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond, betreft het een verzoek tot echtscheiding en ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder heeft op 13 augustus 2009 een echtscheidingsverzoek ingediend, waarbij zij ook voorlopige voorzieningen heeft gevraagd, waaronder een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. Op 17 augustus 2009 heeft de moeder een verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend bij de kinderrechter. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 september 2009, waarbij zowel de moeder, de vader als een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend tijdens de echtscheidingsprocedure. Volgens artikel 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de (scheidings)rechter bevoegd om een kind onder toezicht te stellen, om te voorkomen dat twee verschillende rechters over hetzelfde feitencomplex beslissen. De kinderrechter heeft besloten om de beslissing omtrent de ondertoezichtstelling aan te houden in afwachting van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, die eerder door de (scheidings)rechter was verzocht om onderzoek te doen naar de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen.

De kinderrechter heeft in zijn beslissing benadrukt dat het van belang is om de uitkomst van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming te betrekken bij de beoordeling van de noodzaak van ondertoezichtstelling. De moeder heeft in haar verzoekschrift aangegeven dat de vader agressief is en dat er zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige tijdens de omgang met de vader. De vader heeft deze beschuldigingen betwist en stelt dat de omgang met de kinderen goed verliep. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om advies uit te brengen over de noodzaak van ondertoezichtstelling, en heeft verdere beslissingen aangehouden tot het advies beschikbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaak-/rolnummer: 95583 / JE RK 09-1130
Beschikking van 7 oktober 2009 betreffende een jeugdbeschermingsmaatregel
in de zaak van
[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 2004, hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige en verzoeker als belanghebbenden aan:
- [de vader],
wonende te [woonplaats],
[adres],
- Raad voor de Kinderbescherming,
wonende te 6040 AG Roermond,
Postbus 279.
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders [de moeder] en [de vader].
1. Het verloop van de procedure
1.1. [de moeder] heeft op 17 augustus 2009 een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, strekkende tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige.
1.2. Op 15 september 2009 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij de behandeling zijn verschenen:
- [de moeder], bijgestaan door mr. I. Ligtelijn,
- [de vader],
- [J], vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. Op 13 augustus 2009 is zijdens de moeder een echtscheidingsverzoek met nevenvoorzieningen bij deze rechtbank ingediend. In het kader van die procedure is de rechter verzocht voorlopige voorzieningen te treffen, onder meer met betrekking tot een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. Op 17 augustus 2009 heeft de moeder zich tot de kinderrechter gewend met een verzoek tot ondertoezichtstelling.
De dato heden vindt zowel voor de (scheidings)rechter als de kinderrechter een mondelinge behandeling plaats van de voorzieningen respectievelijk het verzoek tot ondertoezichtstelling.
2.2. Door en namens de moeder is in onderhavige procedure gesteld dat er sinds het feitelijk uit elkaar gaan van partijen een omgangsregeling is geweest tussen de vader en het oudste kind. De vader heeft geen belangstelling voor het jongste kind. In overleg met de PIT-zorg is de omgang vorige week stop gezet, omdat de vader zich niet aan de afspraken houdt. De vader komt te pas en te onpas [de minderjarige] halen. De moeder is ten einde raad, de vader is agressief, gebruikt drugs en alcohol en moeder weet niet in wat voor omstandigheden [de minderjarige] verkeert als ze bij de vader is. Het verzoek om ondertoezichtstelling is een noodkreet van de moeder. De moeder verwacht van de gezinsvoogd dat er een veilige en verantwoorde omgangsregeling opgestart kan worden voor beide kinderen. Volgens de moeder wil [de minderjarige] wel graag contact met haar vader en mist zij hem nu wel.
2.3. De vader betwist hetgeen door de moeder over hem is aangevoerd. De omgangsregeling met [de minderjarige] verliep heel goed tot het moment dat de vader een nieuwe relatie kreeg. Het drugsgebruik speelde 2 tot 3 jaar geleden. De kinderen beschikken bij de vader over een eigen kamer. De vader vindt de zorgen van de moeder niet terecht. Het is in het belang van de kinderen dat ze bij vader op bezoek kunnen komen.
2.4. De vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming heeft aangevoerd dat de informatie ter zitting te summier is om nu een raadsonderzoek aan te bieden.
2.4. De kinderrechter stelt vooreerst vast dat het verzoek tot ondertoezichtstelling is gedaan tijdens de echtscheidingsprocedure van de ouders. Gelet op het bepaalde in artikel 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is ook de (scheidings)rechter desverzocht bevoegd een kind onder toezicht te stellen, zulks ter voorkoming dat twee verschillende rechters een beslissing over hetzelfde feitencomplex geven. Nu de (scheidings)rechter in onderhavig geval niet heeft te beslissen over een verzoek tot ondertoezichtstelling nu dat verzoek zich tot de kinderrechter richt, maar wel eenzelfde feitencomplex aan het verzoek tot ondertoezichtstelling en de gevraagde voorzieningen ten grondslag ligt, komt het de kinderrechter voor enige afstemming in afhandeling te betrachten en het oordeel van de (scheidings)rechter met betrekking tot de uitkomst van de gevraagde voorzieningen in zijn oordeel te betrekken.
Bij beschikking van 23 september 2009 heeft de (scheidings)rechter geoordeeld dat een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming is aangewezen naar de mogelijkheden van een omgangsregeling van de vader met de kinderen. De kinderrechter verzoekt de raad voor de kinderbescherming hem (de kinderrechter) gelijktijdig met de uitkomst van het door de (scheidings)rechter geëntameerd onderzoek, te adviseren over de vraag of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
De kinderrechter zal in afwachting van het advies van de raad voor de kinderbescherming, de beslissing omtrent de ondertoezichtstelling aanhouden.
3. De beslissing
De kinderrechter
3.1. verzoekt de raad voor de kinderbescherming te Roermond advies uit te brengen over de vraag of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is;
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.