ECLI:NL:RBROE:2009:BJ6414

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
2 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89448 / FA RK 08-1386
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ouderlijk gezag in complexe gezinszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 2 september 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van twee minderjarigen over de ouderlijke verantwoordelijkheden. De vader had verzocht om belast te worden met het eenhoofdig dan wel gezamenlijk gezag over de kinderen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de vader weigerde mee te werken aan de ondertoezichtstelling en de benodigde informatie niet aan de gezinsvoogden verstrekte. Dit gebrek aan medewerking leidde tot de conclusie dat de rechtbank niet voldoende geïnformeerd was om een weloverwogen beslissing te nemen in het belang van de minderjarigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gezinsvoogden niet in staat waren om te rapporteren over de situatie van de kinderen, omdat de vader geen medewerking verleende. De minderjarigen zouden door deze situatie geremd worden in hun ontwikkeling. De raad voor de kinderbescherming heeft ook zorgen geuit over de situatie, maar zag geen meerwaarde in verder onderzoek. De vader betwistte de zorgen en stelde dat de kinderen geen problemen vertoonden.

De rechtbank oordeelde dat de communicatieproblemen tussen de ouders zo ernstig waren dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem zouden raken tussen de ouders. De vader's houding en zijn weigering om samen te werken met de moeder en de instanties maakten het onmogelijk om gezamenlijk gezag uit te oefenen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de vader om gezag, zowel eenhoofdig als gezamenlijk, in het belang van de minderjarigen moest worden afgewezen. De beslissing werd genomen in het kader van de bescherming van de kinderen en hun ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 89448 / FA RK 08-1386
Beschikking van 02 september 2009 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[vader],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vader,
advocaat: mr. E.H.J. Plass;
tegen:
[moeder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. M.J.M. Willems,
hierna ook te noemen de ouders.
Betreffende de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats], [geboorteland] op [geboortedatum] 1992,
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het volgende:
- de tussen partijen gegeven beschikking d.d. 6 mei 2009, waarin de rechtbank de
verzoeken van de ouders heeft aangehouden, alsmede de gezinsvoogden heeft gevraagd
te rapporteren over hetgeen zij in voormelde beschikking heeft overwogen in punt 5.4.;
- de brief d.d. 1 juli 2009 van de gezinsvoogden [N] en [P];
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2009 en waar zijn verschenen:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaten;
- de gezinsvoogd, [P],
- [S], namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
2. Het oordeel van de rechtbank
2.1. De gezinsvoogden hebben bij brief van 1 juli 2009 bericht dat het niet mogelijk was om te rapporteren over hetgeen de rechtbank bij eerdere beschikking heeft gevraagd, omdat de vader op geen enkele wijze wil meewerken aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De minderjarigen zijn door de gezinsvoogden uitgenodigd voor een gesprek, waaraan echter geen gehoor is gegeven. De school van de minderjarigen heeft aan de gezinsvoogden laten weten dat beide kinderen geremd worden in hun ontwikkeling en creativiteit. Wat [minderjarig 1] betreft bestaan er vermoedens van drugsgebruik.
2.2. Namens de raad is naar voren gebracht dat het een complexe en lastige zaak betreft. De raad ziet evenwel geen meerwaarde in een nader raadsonderzoek. De raad is verder van mening dat er wel zorgen zijn over de minderjarigen en constateert dat de vader eigenmachtig beslissingen neemt en daar niemand bij betrekt.
2.3. De raadsman van de vader heeft verklaard dat de vader inderdaad geen medewerking wenst te verlenen aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling en aan de door de rechtbank gevraagde rapportage. Voorts is naar voren gebracht dat de vader het bestaan van de in de rapportage benoemde zorgelijke situatie bestrijdt. Beide minderjarigen zijn immers op school nooit gedoubleerd en krijgen zelfs complimenten van hun school over hun prestaties. Bovendien is er geen sprake van drugsgebruik bij [minderjarig 1]. Dit berust op een misverstand. [minderjarig 1] heeft namelijk eerder last gehad van de bijwerkingen van zijn astmamedicatie en is daarna gestopt met het gebruiken daarvan.
2.4. De vader heeft ter zitting verklaard dat hij de rapportage van de gezinsvoogden een ‘’lachertje’’ vindt, omdat zij geen bewijzen hebben voor de in de rapportage benoemde zorgen. Volgens de vader suggereren zijn alleen maar dingen, die er in werkelijkheid niet zijn. Ook is hij van mening dat de minderjarigen – gezien hun leeftijd - geen kinderen meer zijn, maar jongvolwassenen en hun wens om gevrijwaard te blijven van een ondertoezichtstelling daarom gerespecteerd dient te worden. De vader wil geen bemoeienis van instanties zoals van de raad en Bureau Jeugdzorg.
2.5. De raadsvrouwe van de moeder heeft verklaard dat het een schok is voor de moeder, dat de vader de zorgen over de kinderen bagatelliseert en tevens niet wenst mee te werken aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De moeder voorziet dat in het geval de vader alleen het gezag zal krijgen, zij helemaal niet meer geïnformeerd zal worden over de minderjarigen. Op dit moment heeft de moeder goede contacten met de school van de minderjarigen. De moeder verzet zich in het belang van haar minderjarige kinderen dan ook tegen de verzoeken van de vader.
2.6. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij de contacten met haar minderjarige kinderen erg mist en hoopt dat de ondertoezichtstelling daarin alsnog verandering zal kunnen brengen.
2.7. De rechtbank is van oordeel dat zij zich niet voldoende voorgelicht acht om een afgewogen beslissing te nemen op het verzoek van de vader om hem te belasten met het eenhoofdige gezag over de minderjarigen, nu de vader categorisch weigert mee te werken aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling en de gezinsvoogden daardoor niet in staat heeft gesteld om de bij eerdere beschikking van 6 mei 2009 gevraagde informatie aan de rechtbank te doen toekomen.
De rechtbank zal derhalve dit verzoek van de vader afwijzen, nu de rechtbank er niet van overtuigd is, dat het verzoek in het belang van de minderjarige kinderen is.
2.8. De rechtbank is van tevens van oordeel dat het subsidiaire verzoek van de vader om tezamen met de moeder te worden belast met het gezamenlijk ouderlijk gezag, dient te worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat de communicatieproblemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn, dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Voor een gezamenlijk gezag is immers vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarigen in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Bovendien toont de vader door zijn starre en bewust tegenwerkende houding ten aanzien van de door de rechtbank uitgesproken ondertoezichtstelling van de minderjarigen aan, dat hij niet in staat zijn eigen belangen en opvattingen ondergeschikt te maken aan die van zijn minderjarige kinderen. Onder deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat het verzoek om gezagsuitoefening van de vader samen met de moeder in het belang van de minderjarigen noodzakelijkerwijs afgewezen dient te worden.
2.9. Mitsdien beslist de rechtbank als volgt.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. wijst de gedane verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.A.M. Beaumont, kinderrechter en ter openbare terechtzitting van 02 september 2009 uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
no
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.