RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850432-09
VI-zaaknummer : 99/000005-41 (herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling)
Datum uitspraak: 26 augustus 2009
[naam verdachte],
geboren [geboortedatum],
thans gedetineerd in [detentieadres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 12 augustus 2009.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juli 2009 in de gemeente Roermond opzettelijk
mishandelend [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal heeft geslagen, waardoor
voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art. 300 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
hij op of omstreeks 16 juli 2009 in de gemeente Roermond [slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik ga alles opblazen en gooi een handgranaat naar
binnen." en/of "Moet ik je nek breken.", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
art. 285 van het Wetboek van Strafrecht;
3.
hij op of omstreeks 16 juli 2009 in gemeente Roermond opzettelijk en
wederrechtelijk o.a. een ruit van ee[adres]res] gelegen pand
en/of een televisie en/of een hoeveelheid huisraad , in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art. 350 van het Wetboek van Strafrecht;
4.
hij op of omstreeks 16 juli 2009 in de gemeente Roermond [slachtoffer 2],
hoofdagent van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik onthoud je gezicht. Ik
maak jou kapot, je moeder, familie en kinderen.", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art. 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 12 augustus 2009 gevorderd dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
Aangifte
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft op 17 juli 2009 aangifte gedaan van mishandeling, bedreiging en vernieling gepleegd op 16 juli 2009 door [naam verdachte] (de rechtbank leest: [naam verdachte]) op het adres [adres] te Roermond. Aangever zag dat [naam verdachte] in zijn woning aan het drinken was en riep: “Ik ga alles opblazen en gooi een handgranaat naar binnen.”
Vervolgens zag en voelde aangever dat [naam verdachte] hem meerdere malen met kracht tegen zijn hoofd sloeg tengevolge waarvan hij pijn ondervond. Aangever heeft gezien dat door de klappen op zijn hoofd bloed over zijn gezicht liep. Kort daarna hoorde aangever dat [naam verdachte] tegen hem zei: “Moet ik je nek breken.”. Aangever zag vervolgens dat [naam verdachte] zijn spullen door de kapotte ruit van zijn woning naar buiten gooide. Nadat aangever zijn woning had verlaten en naar beneden was gegaan zag hij dat voor de woning verschillende spullen van hem op de stoep lagen, waaronder een televisie. Deze televisie was kapot. Aangever zag dat [naam verdachte] nog steeds spullen uit zijn woning door het raam naar buiten aan het gooien was.
Nadat de politie ter plaatse was gekomen is aangever met een ambulance naar het ziekenhuis in Roermond gebracht.
Bevindingen
Naar aanleiding van een bij de regionale meldkamer binnengekomen melding van een vechtpartij is de politie op 16 juli 2009 omstreeks 16.45 uur naar het adres [adres] te Roermond gegaan. Door een van de verbalisanten is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Ter plaatse werd door verbalisant [verbalisant 1] gezien dat een raam van de woning [adres] vernield was en dat er gebarsten en defecte huisraad en glasscherven op de grond lagen. Door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] werd op de stoep van de [adres] een persoon bloedend aangetroffen. Deze persoon, genaamd [slachtoffer 1], is later naar het ziekenhuis overgebracht.
Door de politie werd de woning [adres] te Roermond betreden alwaar verdachte [naam verdachte] om 16.55 uur werd aangehouden.
Op omstreeks 18.00 uur die dag hebben de verbalisanten [slachtoffer 2] en [verbalisant 4] op de Eerste Hulp van het Laurentius ziekenhuis te Roermond gesproken met [slachtoffer 1], slachtoffer van een mishandeling op de [adres] te Roermond eerder die dag .
De verbalisanten hebben in het ziekenhuis diverse verwondingen in het gezicht van [slachtoffer 1] waargenomen. Zij zagen dat boven het linkeroog, ter hoogte van de wenkbrauw enkele hechtingen zaten. Zij zagen ook enkele verwondingen zitten ter hoogte van de linkermondhoek. Ook zagen zij dat op het hoofd en gezicht van [slachtoffer 1] opgedroogd bloed zat en dat het T-shirt dat [slachtoffer 1] droeg vol met bloed zat.
Foto’s
Van de door de politie aangetroffen situatie in en rondom de woning aan de [adres] te Roermond zijn foto’s gemaakt. Van de verwondingen van [slachtoffer 1] zijn ook foto’s gemaakt.
De rechtbank heeft ter terechtzitting d.d. 12 augustus 2009 kennisgenomen van de door de verbalisanten gemaakte foto’s, welke foto’s als bijlagen zijn gevoegd bij de hiervoor vermelde processen-verbaal van bevindingen. De rechtbank heeft op deze foto’s waargenomen hetgeen door de verbalisanten is gerelateerd met betrekking tot de vernielingen van de ruit, huisraad en televisie in en rondom de woning van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Ook heeft de rechtbank op bedoelde foto’s de diverse verwondingen op het hoofd en in het gezicht van het slachtoffer [slachtoffer 1] waargenomen.
Getuigen
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op het adres [adres] te Roermond woonachtig is. Op 16 juli 2009 omstreeks 15.36 uur hoorde de getuige flink kabaal en gestommel in de woning [huisnummer]. Toen de getuige naar buiten keek zag hij van alles op de stoep vallen. De hele huisraad kwam naar buiten. Ook hoorde hij dat van alles op het doorzichtige dak van zijn koepel in de achtertuin terecht kwam. De getuige heeft gezien dat [slachtoffer 1], die op huis[huisnummer] woont, bebloed over straat liep.
De getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat zij woonachtig is op het adres [adres] te Roermond en dat er ruzie was ontstaan tussen de Polen op de derde etage en [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: het slachtoffer [slachtoffer 1] op de tweede etage. [getuige 2] hoorde een dat er een luide woordenwisseling was tussen de Polen en [slachtoffer 1]. De getuige [getuige 2] heeft gezien dat een van de Polen een ruit van de tweede verdieping heeft ingegooid en hierna spullen van [slachtoffer 1] door de kapotte ruit naar buiten heeft gegooid. De Pool die dit gedaan heeft was de persoon met het zwarte shirt en die door de politie is aangehouden.
De getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat zij op 16 juli 2009 langs de woning [adres] in Roermond liep. Zij zag en hoorde dat een ruit aan de voorzijde van de woning werd vernield en dat de glasscherven op straat vielen. Vervolgens heeft de getuige [getuige 3] gezien dat de persoon die de ruit vernield had verschillende spullen uit de woning gooide. Ze zag dat het huisraad betrof. De getuige heeft gezien dat de persoon die de ruit vernielde dezelfde persoon was die later door de politie is aangehouden en dat deze persoon een zwart shirt droeg.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat zij, hoewel enkel aangever [slachtoffer 1] direct getuige was van de jegens hem geuite bedreiging, in het licht van de omstandigheden als vorenomschreven en de geconstateerde woordenwisseling door getuige [getuige 2] geen enkele aanleiding ziet om te twijfelen aan hetgeen die dag volgens de aangifte is gebeurd.
De rechtbank is op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft mishandeld, bedreigd en de vernielingen heeft verricht.
Ten aanzien van feit 4
Door aangever [slachtoffer 2], hoofdagent van politie, is op 16 juli 2009 aangifte gedaan ter zake bedreiging. Aangever [slachtoffer 2] heeft op 16 juli 2009 omstreeks 16.55 uur samen met een collega verdachte [naam verdachte] aangehouden terzake van openlijke geweldpleging/mishandeling. Verdachte [naam verdachte] is daarop op 16 juli 2009 om 17.10 uur overgebracht naar het cellencomplex op de [adres] te Roermond en daar door aangever [slachtoffer 2] ingesloten. Aangever [slachtoffer 2] heeft toen gehoord dat verdachte tegen hem zei “Ik onthoud je gezicht. Ik maak jou kapot, je moeder, familie en kinderen.”. Verdachte heeft daarbij aangever [slachtoffer 2] in de ogen gekeken.
Aangever [slachtoffer 2] voelde zich door de woorden van verdachte bedreigd gelet op de ravage op de [adres] te Roermond, het letsel van het slachtoffer [slachtoffer 1] en de ambtshalve bij aangever [slachtoffer 2] bekende steekpartij waarbij verdachte betrokken is geweest.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 juli 2009 in de gemeente Roermond opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 16 juli 2009 in de gemeente Roermond [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga alles opblazen en gooi een handgranaat naar binnen." en "Moet ik je nek breken.", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
3.
hij op 16 juli 2009 in gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk o.a. een ruit van een aan de [adres] gelegen pand en een televisie en een hoeveelheid huisraad, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft vernield;
4.
hij op 16 juli 2009 in de gemeente Roermond [slachtoffer 2], hoofdagent van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik onthoud je gezicht. Ik
maak jou kapot, je moeder, familie en kinderen."
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Mishandeling.
T.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
T.a.v. feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen.
T.a.v. feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 3 is strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De misdrijven sub 2 en 4 zijn strafbaar gesteld bij artikel 285 van het wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
Door de raadsman is ter terechtzitting, kort samengevat, als verweer gevoerd dat verdachte
niet bekend was met het eten van paddo’s en dus ook niet wist welke uitwerking en effecten de geconsumeerde paddo’s op zijn gesteldheid zouden hebben. Tegen verdachte was verteld dat hij van het eten van paddo’s lollig zou worden. Verdachte had niet verwacht dat hij na het eten van paddo’s hallucinaties zou krijgen. Naar de mening van de verdediging heeft verdachte gedwaald ten aanzien van de uitwerking en effecten die de paddo’s op zijn gesteldheid hebben gehad.
Volgens de raadsman geldt derhalve een a contrario redenering dat verdachte een en ander niet kan worden toegerekend bij gebrek aan kennis over paddo’s. De raadsman haalt daarbij aan LJN 3797, waarin de Hoge Raad oordeelde dat verdachte handelde vanuit een acute psychose, ontstaan door cannabisgebruik, doch die psychose aan hemzelf te wijten was nu verdachte als cannabisgebruiker wist dat cannabis effect heeft op iemands psychische toestand en dus kan hebben geweten dat gebruik van cannabis tot riskant gedrag kan leiden.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachet een mix van diverse middelen tot zich heeft genomnen en zich daardoor zelf in die situatie heeft gebracht.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft op 17 juli 2009 bij de politie verklaard dat hij op 16 juli 2009 weed heeft gerookt en een hoeveelheid hallucinerende paddo’s heeft gegeten en dat hij samen met die paddo’s en weed ook nog alcoholhoudende drank heeft gedronken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte aan zich zelf te wijten dat hij in deze voor hem onoverzichtelijke situatie terecht is gekomen. Ofschoon verdachte volgens het betoog van de raadsman niet precies wist wat de effecten zouden zijn als hij paddo’s zou eten, anders dan dat hij er lollig van zou worden, heeft verdachte desondanks niet alleen een grote hoeveelheid paddo’s tot zich genomen, maar heeft hij tegelijkertijd ook grote hoeveelheden alcoholhoudende drank gedronken en weed gerookt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het roken van weed en het drinken van alcoholhoudende drank en het eten van paddo’s bepaalde uitwerkingen en (geestverruimende) effecten hebben een gebruiker en dat bedoelde middelen juist vanwege deze beoogde effecten en uitwerkingen worden gebruikt. Deze effecten en uitwerkingen zullen naar het oordeel van de rechtbank alleen maar heviger en aan intensiteit winnen naarmate meer van deze (verdovende) middelen (tegelijk) worden gebruikt met alle risico’s van dien.
Verdachte wist dat het roken van weed en het drinken van (veel) alcoholhoudende drank een bepaalde uitwerking op hem zou hebben evenals het eten van paddo’s. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij van het eten van paddo’s lollig zou worden, hetgeen hij kennelijk zelf ook wilde. Het tot zich nemen van een cocktail van weed met (veel) paddo’s en (veel) alcohol heeft dan ook allerlei te verwachten, maar klaarblijkelijk ook onbedoelde, effecten en uitwerkingen op hem tot gevolg gehad waardoor verdachte is gaan hallucineren. Verdachte heeft zodoende onder invloed van verschillende behoorlijke hoeveelheden (verdovende) middelen de onderhavige feiten gepleegd zodat de rechtbank dan ook met deze zelf door verdachte veroorzaakte toestand geen rekening zal houden.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 12 augustus 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een werkstraf bepleit voor de duur van 100 uren.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, vernieling en twee bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht. De bewezenverklaarde feiten zijn ernstige feiten en hebben bij slachtoffers [slachtoffer 1] niet alleen pijn, letsel en schade veroorzaakt maar hebben ook een geestelijke impact op zowel slachtoffer [slachtoffer 1] als slachtoffer [slachtoffer 2] gehad.
Ofschoon de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen zoals door de officier van justitie is gevorderd, is de rechtbank van oordeel dat gelet op de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal de raadsman niet volgen in zijn pleidooi om aan verdachte een werkstraf op te leggen van 100 uren, nu deze straf onvoldoende recht zou doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het strafrechtelijk verleden van verdachte.
De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 140 uren en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen.
10.4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], wonende aan de [adres], [postcode], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 3 tenalstegelegde feit gelden materiële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft door het indienen van een Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces d.d. 30 juli 2009 de materiële schade op een bedrag van € 2.520,00 gesteld en wil die schade vergoed krijgen. Ter terechtzitting van 12 augustus 2009 heeft [slachtoffer 1] voornoemd de vordering benadeelde partij echter mondeling gewijzigd in dier voege dat de materiële schade, na wijziging, op € 1.500,00 wordt gesteld.
De rechtbank heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Verdachte heeft de schade niet betwist en wenst deze te vergoeden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde materiële schade ad € 1.500,00 voor toewijzing vatbaar.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal aan verdachte niet de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van
€ 1.500,00 te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd gelet op de door verdachte ter terechtzitting gedane toezegging dat hij de schade van de benadeelde partij wil betalen en de goede verstandhouding tussen de verdachte en de benadeelde partij zoals uit het onderzoek ter terechtzitting van 12 augustus 2009 is gebleken.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d, 57, 285, 300, 350.
12.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI-zaaknummer: 99/000005-41)
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 12 augustus 2009 de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ter zitting gewijzigd in die zin dat de voorwaardelijke invrijheidstelling zal worden herroepen voor een gedeelte van 70 dagen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 70 dagen kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat - nu gebleken is dat veroordeelde zich aan de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde heeft gehouden door het plegen van nieuwe strafbare feiten - de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling dient te worden toegewezen.
De rechtbank acht termen aanwezig te gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk, te weten 60 dagen, moet worden ondergaan.
De rechtbank begrijpt dat, nu veroordeelde is gedetineerd op basis van de door de rechter-commissaris gegeven last tot schorsing van het besluit voorwaardelijke invrijheidstelling d.d. 24 juni 2009 in zaaknummer 20/001274-08, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15j, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de tijd die veroordeelde in hechtenis heeft doorgebracht sinds zijn aanhouding op 16 juli 2009 in mindering strekt op het alsnog door veroordeelde te ondergane gedeelte van de vrijheidsstraf als hiervoor overwogen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het toezicht op de gestelde bijzondere voorwaarden door de reclassering nog het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat op de datum van ingang van veroordeeldes voorwaardelijke invrijheidstelling hij niet bekend was met het Besluit voorwaardelijke invrijheidstelling (zaaknummer v.i. 99-00005-41, datum beslissing 24 juni 2009 en bijbehorend parketnummer 20-001274-08) en de daarin gestelde bijzondere voorwaarden van meldingsgebod en het doen van een opgave van zijn verblijfplaats aan de reclassering, noch dat op deze bijzondere voorwaarden toezicht zou worden uitgeoefend door de Reclassering Nederland, afdeling Roermond.
Uit een zich bij de stukken bevindend faxbericht van de Reclassering Nederland d.d. 6 augustus 2009 blijkt voorts dat het aan verdachte opgelegde toezicht in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling om administratieve redenen eerst op 13 juli 2009, derhalve te laat, is binnen gekomen bij de toezichtunit waardoor het niet mogelijk is geweest contact te krijgen met veroordeelde in het kader van het toezicht, zodat het toezicht door de reclassering geen inhoud heeft gekregen.
De rechtbank is van oordeel dat het de bedoeling van de wettelijke regeling is dat het toezicht op de gestelde bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling op het moment dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt geëffectueerd ook direct goed wordt uitgevoerd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat bij een volgende invrijheidstelling (en in de aanloop daartoe) het toezicht op de gestelde bijzondere voorwaarden in het kader van de voorwaardelijk invrijheidstelling tijdig en adequaat zal zijn geregeld en veroordeelde daarbij die hulp en steun van de reclassering zal ontvangen die hij behoeft.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 140 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
T.a.v. feit 3:
vordering van de benadeelde partij
toewijzing van de vordering benadeelde partij van EUR 1.500,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij
[slachtoffer 1], [adres], [postcode], te betalen een bedrag van
EUR 1.500,00;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en
ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van
voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke
invrijheidstelling
wijst de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe;
gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing
van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is
geleegd, alsnog moet worden ondergaan een gedeelte voor de duur van zestig
dagen;
Vonnis gewezen door mrs. M.B.Th.G. Steeghs, A.H.M.J.F. Piëtte en N.I.B.M. Buljevic, rechters, van wie mr. M.B.Th.G. Steeghs voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 26 augustus 2009.