ECLI:NL:RBROE:2009:BJ4363

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
31 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/650061-09
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op friture met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 31 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte 6], die beschuldigd werd van een overval op een friture in Steyl op 6 februari 2009. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen een kassalade met geld te hebben weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval plaatsvond tussen 23.00 en 23.10 uur, toen vier mannen de friture binnenkwamen en de eigenaar, [slachtoffer 1], bedreigden met een pistool. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank concludeerde op basis van tapgesprekken en verklaringen van medeverdachten dat hij een initiërende rol had gespeeld in de overval. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval en dat hij als mededader moet worden aangemerkt. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van het voorarrest, en legde hem een schadevergoeding op van € 1.827,00 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank weigerde het verzoek van de verdediging om de voorlopige hechtenis op te heffen, gezien de ernst van de zaak en de bestaande bezwaren tegen de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/650061-09
Datum uitspraak: 31 juli 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte 6],
geboren te [geboortedatum]
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [adres]
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 14 juli 2009 en 17 juli 2009.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 6 februari 2009 te Steyl, in elk geval in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade,
inhoudende (onder meer) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [plaats d[plaats delict 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachto[slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het met een pistool, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, lopen in de richting van, althans richten op, genoemde [slachtoffer 1] en daarbij op dreigende toon tegen
genoemde [slachtoffer 1] zeggen: "Geld, al het geld" en/of "Geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking ;(zaak 1)
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 juli 2009 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en dat de voorlopige hechtenis van verdachte dient te worden opgeheven.
Naar de mening van de verdediging dient de rechtbank de verklaringen van de [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] als ongeloofwaardig te bestempelen. Verdachte heeft zich tijdens de telefoontaps weliswaar schuldig gemaakt aan stoerdoenerij, maar niet aan enige uitvoeringshandeling.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De rechtbank geeft hierna een opsomming van de bewijsmiddelen, bestaande in de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1], een selecte weergave van tapgesprekken, een observatie van politie, gevolgd door de verklaringen van de [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en de verklaring van verdachte zoals hij deze ter terechtzitting op 14 juli 2009 heeft afgelegd.
Aangifte
[slachtoffer 1] heeft op 7 februari 2009 aangifte gedaan van een overval op [plaats delict 2] te Steyl. Deze overval is op 6 februari 2009 tussen 23.00 uur en 23.10 uur gepleegd. Aangever was op genoemde datum werkzaam in zijn friture. Nadat de laatste klant omstreeks 23.00 uur de friture had verlaten hoorde aangever dat de deur van de friture openging en zag hij dat er vier mannen de friture binnen kwamen rennen. Twee mannen renden links om de toonbank heen. Aangever stond op dat moment achter de toonbank en zag vervolgens dat een van de mannen naar het poortje liep en tegen het poortje begon te duwen. Deze man had in zijn rechterhand een zilverkleurig pistool vast. Aangever zag dat dat de man het pistool op hem richtte en zei: “Geld, al het geld”. Naast de man met het pistool stond een andere man. Een van de mannen sprong op de vitrinekast aan de voorzijde. De vierde man sprong via een stoel op de tafel en is vervolgens achter de toonbank gesprongen. De mannen riepen “Geld geef geld”. Aangever heeft gezien dat de mannen bij de kassa stonden en even later de friture uit renden. Een man rende naar rechts in de richting van de [straat] te Steyl. De andere drie mannen renden naar links in de richting van de [straat]. Aangever zag dat de kassalade was meegenomen. In de kassalade lagen biljetten van € 20,--€ 10,-- en € 5,-- en muntgeld.
De mannen waren ongeveer 20 jaar oud en hadden allen een getint uiterlijk.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
Tapgesprekken, sms-bericht en observatie
Op grond van de navolgende opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken van Gsm’s in gebruik bij verdachte en [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] stelt de rechtbank vast dat er door verdachte en zijn medeverdachten zowel kort voor als kort na de overval met elkaar over de overval op friture [plaats delict 2] is gesproken en een sms is verstuurd.
6 februari 2009, 17:34 uur : uit dit gesprek kan worden afgeleid dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] bij elkaar zijn en bellen met verdachte. Tijdens dit gesprek zegt [medeverdachte 3] tegen verdachte dat [medeverdachte 1] de man van het plan is. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 1] of hij de pipa nog heeft. [medeverdachte 1] zegt tijdens dit gesprek tegen verdachte dat hij vanavond een friettent wil zetten met [naam] (waarmee blijkens het dossier medeverdachte [medeverdachte 8] wordt bedoeld). Verdachte zegt dan dat hij die [plaats delict 2] wil zetten (blijkens het dossier wordt met “zetten“ overvallen bedoeld), vertelt dat daar geld en sigaretten zijn en stelt voor om die friettent te zetten. Voorts bespreken verdachte en [medeverdachte 1] de werkverdeling. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij naar binnen gaat als de man de kassa openmaakt, dat het geld gepakt wordt en dat die man gepakt wordt. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 1] dat de friture tot 23.00 uur geopend is.
Ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 14 juli 2009 heeft de verdachte verklaard dat hij heeft deelgenomen aan het afgeluisterde en opgenomen telefoongesprek van 6 februari 2009 om 17.34 uur en dat de weergave van dat gesprek niet klopt voor zover de weergave van dit gesprek betrekking heeft op de “pipa”. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaart dat het precies andersom is geweest en [medeverdachte 1] hem vroeg of hij de “pipa”nog had. Verdachte heeft aangegeven dat hij immers degene was die de beschikking had over een neppistool en niet [medeverdachte 1].
6 februari 2009, 20.06 uur : verdachte belt met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vraagt ‘hoe laat willen jullie klappen?’ (blijkens het dossier wordt met “klappen” overvallen bedoeld) Verdachte zegt “gewoon kwart voor elf of zo, hij gaat om elf uur dicht”. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij moet regelen dat medeverdachte [medeverdachte 3] ook meekomt. [medeverdachte 1] zegt toe dit te zullen regelen.
6 februari 2009, 20.33 uur: [naam] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 8]) belt met man 2971 (de rechtbank begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 7]) en zegt “ïk ga vandaag frietkraam zetten , hier [plaats delict 2]” en “Ja daarom bel ik jou. Om te vragen wil jij die zetten of niet. Als jij die niet wilt zetten, kijk ik voor iemand anders” en “Nee gelijk kan niet. We moeten die om uh 5 voor 11 zetten want 11 uur gaat die dicht”.
6 februari 2009, 20.44 uur verstuurt verdachte een sms-bericht met de tekst: “Ey ben je al met hem probeer me te belle en half 11 Op alland zijn hij heeft dikke money heb net gesien”
6 februari 2009, 23:39 uur (na de overval) : [medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 1] of deze zijn geld heeft. [medeverdachte 1] zegt van niet. [medeverdachte 3] vertelt dat hij is weggelopen met mobiel, links ging en een politieman zag. Daarop reageert [medeverdachte 1] “Dus hij heeft [verdachte 6] gezien, toch?” [medeverdachte 3] zegt dat hij gas heeft gegeven en hun (de rechtbank leest: de politie) voorbij is geketst. [medeverdachte 1] vertelt dat hij de klos was omdat hij de weg niet wist. Hij heeft nog naar [medeverdachte 7] geschreeuwd maar die ging het huis in. Volgens [medeverdachte 3] had [medeverdachte 7] het geld.
6 februari 2009, 23:58 uur: [medeverdachte 3] belt met [medeverdachte 1] en zegt dat hij zijn petje nodig heeft. [medeverdachte 1] zegt dat verdachte het petje heeft gepakt toen het op de grond viel.
7 februari 2009, 00.25 uur: verdachte vraagt aan [medeverdachte 3] wie zijn pistool heeft gepakt. [medeverdachte 3] zegt dan [medeverdachte 7]. [medeverdachte 3] zegt tijdens het gesprek dat hij met de geldlade is gaan rennen, dat die te zwaar werd en dat hij die “gesteist” heeft bij het zwembad. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zeggen tegen verdachte “pak die dan en deel die met ons”. verdachte zegt dat hij die (de rechtbank leest: geldlade) gaat pakken. [medeverdachte 3] legt verdachte uit waar hij de geldlade heeft neergegooid.
7 februari 2009, 00.44 uur: [medeverdachte 3] belt met verdachte. [medeverdachte 3] vraagt of verdachte de beige wagen (blijkens het dossier wordt met “beige” de politie bedoeld) niet heeft gezien [plaats delict 2]. [medeverdachte 3] zegt dat hij, nadat verdachte van achteren van de scooter was gesprongen, langs de politie is gereden en vol gas naar de Maas is gereden en dat hij de politie te snel af is geweest. [medeverdachte 3] zegt dat verdachte geluk heeft gehad dat hij toen van de scooter is gesprongen. Verdachte zegt dat hij gelijk naar huis is gegaan en dat hij niet dom is.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de politie op 7 februari 2009 omstreeks 01.45 uur heeft waargenomen dat een persoon, die naar later bleek te zijn genaamd [verdachte 6], rondliep in de buurt waar de politie kort daarvoor een kassalade en een zilverkleurig pistool had gevonden. De verbalisanten hebben gezien dat toen verdachte ter hoogte van de kassalade was hij in de richting keek van de kassalade en dat hij dat ook deed toen hij ter hoogte was van de plaats waar het pistool lag.
7 februari 2009, 13.11 uur ; [medeverdachte 3] belt met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 7] de klik-klak (uit het dossier blijkt dat daarmee een pistool wordt bedoeld) heeft weggegooid, maar dat hij dat niet tegen [verdachte 6] wil zeggen en dat [medeverdachte 7] hem gezegd heeft dat hij het moet pakken.
Verklaringen:
[medeverdachte 3]
[medeverdachte 3] heeft bij de politie op 11 februari 2009 onder meer verklaard dat [verdachte 6] de eigenaar is van het pistool. Het plan om de friture te Steyl te overvallen was ook afkomstig van [verdachte 6]. Bij deze overvallen waren betrokken: [medeverdachte 8], [naam] [medeverdachte 1], [medeverdachte 7] [achternaam], [verdachte 6] en [medeverdachte 3].
[naam] [medeverdachte 1]
[naam] [medeverdachte 1] heeft bij de politie op 11 februari 2009 onder meer verklaard dat bij de overval op [plaats delict 2] te Steyl betrokken waren: [verdachte 6] (de rechtbank begrijpt [verdachte 6]) [medeverdachte 3], [naam] (de rechtbank leest [medeverdachte 7] [achternaam]), [naam] (de rechtbank leest: [medeverdachte 8]) en [naam] [medeverdachte 1]. [verdachte 6] kwam die dag met het idee om de friture te Steyl te overvallen. [verdachte 6] had een zilverkleurig pistool en is dit pistool ongeveer 15 minuten voor de overval gaan halen en is daarvoor maar 5 minuten weggeweest.
Verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het pistool 20 minuten voor de overval heeft geleverd. [naam] en [medeverdachte 7] wilden dat pistool hebben voor de overval.
Verdachte heeft het pistool aan [medeverdachte 7] gegeven. Het pistool is grijs van kleur en is voor de helft van plastic en ziet er echt uit. Hij had dat pistool altijd bij zich me. Iedereen wist dat hij dit pistool had.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij de overval op [plaats delict 2] ontkend. Ter terechtzitting stelt verdachte bovendien dat de politie zijn verklaring verkeerd heeft opgeschreven. Het pistool zou niet door hem zijn geleverd, maar kort voor de overval van hem zijn afgepakt. Verdachte heeft ook aangevoerd dat hij op de dag van de overval rond 22.30 uur thuis is geweest en die avond de ouderlijke woning niet meer heeft verlaten. Verdachtes alibi zou in de visie van verdachte bevestiging vinden in de door de ouders van verdachte op 29 mei 2009 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaringen.
De ouders en de zus van verdachte hebben verklaard dat zij verdachte die avond rond 22.30 uur thuis gezien hebben. Uit de verklaringen blijkt voorts dat zij vervolgens geconcludeerd hebben dat verdachte daarna thuis is gebleven. De familie van verdachte kan niet met zekerheid bevestigen dat verdachte rond 23.00 uur daadwerkelijk binnen was.
Dat de familieleden van verdachte verklaren dat zij hem rond 22.30 uur thuis gezien hebben spoort met de verklaring van [medeverdachte 1] die zegt dat verdachte vlak voor de overval thuis het wapen is gaan halen.
De rechtbank is op grond van voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte als mededader betrokken is geweest bij de overval op de friture [plaats delict 2] te Steyl op 6 februari 2009.
Uit de taps blijkt dat verdachte een initiërende rol heeft gehad met dat doel mededaders heeft geworven en het (nep)pistool heeft geleverd.
7.3.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 februari 2009 te Steyl tezamen en in vereniging met anderen met et oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade, inhoudende een hoeveelheid geld toebehorende aan [plaats delict 2], welke diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan in een met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, richten op genoemde [slachtoffer 1] en daarbij op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 1] zeggen: "Geld, al het geld” en/of “Geld, geld”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 36 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
Verdachte is ondanks een forse veroordeling d.d. 10 november 2008 terzake voor onder andere een soortgelijk feit als het onderhavige weer in de fout gegaan. Gelet op verdachtes strafblad is er geen ruimte meer voor een voorwaardelijke veroordeling.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw betoogt dat de straf te hoog is en bepleit subsidiair een straf gelijk aan de duur van het voorarrest eventueel in combinatie met een taakstraf waartoe verdachte zich bereid heeft verklaard. Ze heeft voorts gewezen op een eerder met goed gevolg afgelegd HKJ-traject waaruit zij afleidt dat verdachte binnen een reclasseringcontact begeleidbaar zou zijn.
10.3.De overwegingen van de rechtbank
Als op vrijdagavond 6 februari 2009 [slachtoffer 1] rond 23.00 uur [plaats delict 2] wil gaan sluiten wordt hij door vier jongens overvallen. [slachtoffer 1] staat die avond doodsangsten uit en na deze avond is zijn leven totaal veranderd. Hij heeft zijn werk in de friture voortgezet maar het kost hem grote moeite. Hij had last van slapeloosheid en spreken over de overval maakt hem erg emotioneel. Hij is angstig, schrikachtig en erg waakzaam geworden. Hij heeft altijd met plezier in zijn zaak gewerkt en kan maar niet begrijpen dat jongens die klant waren zijn zaak hebben overvallen.
Deze overval is een ernstig feit, verdachte was daarbij betrokken en dient daarvoor te worden gestraft. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte, die ten tijde van de overval pas 18 jaar was, al meerdere keren is veroordeeld, onder meer vanwege mishandeling en straatroof. Uit rapportages van de reclassering en de jeugdbescherming komt naar voren dat er met en rondom verdachte al jarenlang problemen zijn. De intellectuele en sociale mogelijkheden van verdachte zijn beperkt. Op school (ZMOK) is hij aanvankelijk extreem verlegen maar in toenemende mate erg zelfbepalend en in de loop van 2007 weigert hij elke samenwerking met de school en de gezinsvoogd. Tot zijn 18e jaar blijft hij onder toezicht gesteld. Hoewel hij naar tevredenheid, het ITB Harde Kern Traject en een sociale vaardigheidstraining volgt, heeft verdachte onvoldoende probleembesef en onvoldoende vaardigheden om een delictvrij leven zelfstandig voor elkaar te krijgen. Verdachtes beperkingen, zijn gebrekkige communicatie over hetgeen hem bezig houdt, zijn leven op straat waar hij rondhangt, blowt en aansluiting zoekt bij criminele jongeren, het gebrek aan werkervaring en de beperkte resultaten hierin verandering te brengen maken de kans op recidive hoog. Langdurige begeleiding lijkt noodzakelijk doch de rapporteur concludeert dat een verplicht reclasseringscontact of andersoortige hulpverlening op dit moment niet aangewezen is. Verdachte is niet gemotiveerd en zelfbepalend. Daarbij in ogenschouw genomen de zeer beperkte mogelijkheden van zijn ouders en het beperkte effect van de reeds ontvangen hulpverlening is de verwachting dat verplicht reclasseringcontact op dit moment geen (extra) bijdrage kan leveren aan gedragsverandering en recidivevermindering. De rechtbank onderschrijft deze conclusie en zal om die reden thans geen voorwaardelijke strafdeel met verplichte reclasseringstoezicht opleggen.
Gezien de hiervoor geschetste omstandigheden, de ernst van het feit en rekening houdend met straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd acht de rechtbank, een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
10.4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], [adres] , heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 227,00 en de immateriële schade op een bedrag van € 1.600,00 gesteld, en wil die schade(s) vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten.
Materiele schade:
Naar het oordeel van de rechtbank is post eigen risico voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het materiele schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 227,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Immateriele schade:
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als
volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank alleszins redelijk voor. De vordering immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor toewijzing vatbaar. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.827,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 28 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 310, 312
12.Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
Ter terechtzitting d.d. 14 juli heeft de raadsvrouw van verdachte geconcludeerd tot vrijspraak en om opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte verzocht. Nu de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen acht, zal het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen, nu de ernstige bezwaren en gronden die tot het bevel bewaring hebben geleid ook thans nog bestaan.
13.Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van dertig maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
vordering benadeelde partij
toewijzing van de vordering benadeelde partij van EUR 1827,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van EUR 1.827,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen
vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 1827,00 subsidiair 28 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat de subsidiaire hechtenis ook van toepassing is op de vervallen
rentetermijnen;
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.827,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 6
februari 2009 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door
verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, Y.J.C.A. Roeffen en
M.J.H. van den Hombergh, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 juli 2009.