RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/650059-09
Parketnummer : 04/860524-07(tul)
Datum uitspraak: 31 juli 2009
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte 8],
[geboortedatum en plaats],
[adres en woonplaats],
thans gedetineerd
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 14 juli 2009 en 17 juli 2009.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2009 te Steyl, in elk geval in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade,
inhoudende (onder meer) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [plaats delict 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het met een pistool, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, lopen in de richting van, althans richten op, genoemde [slachtoffer 1] en daarbij op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 1] zeggen: "Geld, al het geld" en/of "Geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking ;
(zaak 1)
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 juli 2009 gevorderd dat
het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting van 14 juli 2009 op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juli 2009 en de aangifte van [slachtoffer 1] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij bij de overval op [plaats delict 2] betrokken is geweest. Zijn betrokkenheid zou enkel en alleen hebben bestaan uit het op de uitkijk staan. De rechtbank is op grond van na te melden feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte zijn eigen rol aanzienlijker kleiner voorstelt dan deze in werkelijkheid is geweest.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 14 juli 2009 verklaard dat hij heeft deelgenomen aan de hem voorhouden tapgesprekken die hij kort voor en na de overval heeft gevoerd. Verdachte betwist de inhoud van de gesprekken niet, maar geeft aan dat deze gaan over het aflossen van schulden.
Uit de inhoud van de tapgesprekken blijkt dat verdachte een [plaats delict 2] wil zetten om 5 voor elf , dat het vanavond gaat gebeuren , en (na de overval) verdachte zijn vijftigje eruit gehaald heeft en vraagt waar de pipa (lees: pistool) is en dat verdachte niet van plan is om twee meier met iedereen te delen en dat hij van te voren al had gezegd dat zij (lees; verdachte en de man waarmee hij dit telefoongesprek voert) de anderen zouden rippen . Het rippen van de mededaders vindt ook bevestiging in de onderschepte MSN berichten .
Op grond van de hiervoor vermelde taps en msn-berichten, in onderling verband en samenhang bezien, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders geconcludeerd worden dan dat verdachte op 6 februari 2009 bij de overval van [plaats delict 2] in de friture moet zijn geweest, daar geld heeft gepakt en vervolgens dit geld voor zichzelf heeft gehouden. Hieruit volgt tevens dat verdachte actief voor en na bij de overval betrokken is geweest en niet, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, op 6 februari 2009 “per ongeluk” op de uitkijk heeft gestaan ten tijde van de overval.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 februari 2009 te Steyl tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade, inhoudende een hoeveelheid geld toebehorende aan [plaats delict 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, lopen in de richting van en richten op genoemde [slachtoffer 1] en daarbij op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 1] zeggen: "Geld, al het geld" en/of "Geld, geld".
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en begeleiding.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden in combinatie met een werkstraf van 240 uur met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, waardoor het mogelijk is voor verdachte in september een schoolopleiding te beginnen.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Als op vrijdagavond 6 februari 2009 [slachtoffer 1] rond 23.00 uur [plaats delict] wil gaan sluiten wordt hij door vier jongens overvallen. [slachtoffer 1] staat die avond doodangsten uit en na deze avond is zijn leven totaal veranderd. Hij heeft zijn werk in de friture voortgezet maar het kost hem grote moeite. Hij had last van slapeloosheid en spreken over de overval maakt hem erg emotioneel. Hij is angstig, schrikachtig en erg waakzaam geworden.
Hij heeft altijd met plezier in zijn zaak gewerkt en kan maar niet begrijpen dat jongens die voorheen klant waren zijn zaak hebben overvallen.
Verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd voor zijn betrokkenheid bij deze overval. Hoewel hij daarbij zijn eigen rol aanzienlijk kleiner voorstelt dan de rechtbank bewezen acht, lijkt verdachte daarmee (een begin van) verantwoording te nemen voor dit ernstige feit.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte, die ten tijde van de overval pas 18 jaar was, al meerdere keren is veroordeeld, onder meer vanwege diefstallen. Uit rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg en de reclassering komt verdachte naar voren als een jongen die impulsief handelt en zich onvoldoende bewust lijkt van de consequenties van zijn gedrag. Na elk delict is hij gemotiveerd en veranderingsbereid, doch dit is niet van lange duur. Op school, en tijdens de begeleiding bij het ITB-HKJ –traject en de werkstraf komt hij afspraken geregeld niet na.
Verdachte lijkt sociaal vaardig maar kiest steeds vrienden waarmee hij in de problemen komt. De oorzaak van problemen legt hij buiten zichzelf en hij geeft slechts beperkt openheid van zaken, bijvoorbeeld over het gebruik van softdrugs.
Verdachte is voornemens aan een vervolgopleiding te beginnen en ook de rechtbank acht een stabiele dagbesteding van groot belang. Een straf die het mogelijk zou maken dat verdachte reeds het komend schooljaar zou kunnen volgen doet echter geen recht aan de ernst van het feit. Om verdachte in staat te stellen volgend schooljaar van begin af aan te kunnen volgen zal de rechtbank, rekening houdend met de ernst van het feit en met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd, een gevangenisstraf opleggen van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest.
Om verdere recidive te voorkomen acht de rechtbank daarnaast intensief toezicht in de vorm van verplicht reclasseringstoezicht gedurende de proeftijd, die twee jaar bedraagt, noodzakelijk. Een en ander zoals vermeldt in het Plan van Aanpak, opgenomen in het voorlichtingsrapport van 21 april 2009, hetgeen -onder meer- inhoudt dat verdachte openheid van zaken geeft, verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag, de consequenties daarvan leert overzien en verplicht deelneemt aan een Cognitieve Vaardigheidstraining en een Delict Preventie Training.
10.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], [adres] , heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 227,00 en de immateriële schade op een bedrag van € 1.600,00 gesteld, en wil die schade(s) vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte
is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten.
Materiele schade:
Naar het oordeel van de rechtbank is de post eigen risico voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het materiele schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 227,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Immateriele schade:
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als
volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank alleszins redelijk voor. De vordering immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor toewijzing vatbaar. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.827,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 28 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 310, 312
12. De vordering tot tenuitvoerlegging
De rechtbank is van oordeel dat nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een aan de verdachte bij een vroegere veroordeling opgelegde voorwaardelijke straf beslist dient te worden zoals hierna is vermeld.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de tijd van 28 maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf 10 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
vordering van de benadeelde partij
toewijzing van de vordering benadeelde partij van EUR 1827,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van EUR 1.827,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen
vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 1827,00 subsidiair 28 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer
niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat de subsidiaire hechtenis ook van toepassing is op de vervallen
rentetermijnen;
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.827,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 6
februari 2009 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door
verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Meervoudige strafkamer te
Roermond d.d. 8 oktober 2007 in de zaak met parketnummer 860524-07 aan de
veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde straf, te weten: een jeugddetentie voor de duur van zes weken.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, Y.J.C.A. Roeffen en
M.J.H. van den Hombergh, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 juli 2009.