RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/650010-09
Parketnummer : 04/860191-08 (tul)
Datum uitspraak: 31 juli 2009
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen de minderjarige verdachte:
[verdachte 3],
[geboortedatum en plaats]
[adres en woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 en 17 juli 2009.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2009 te Steyl, in elk geval in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade, inhoudende (onder meer) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [plaats delict 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het met een pistool, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, lopen in de richting van, althans richten op, genoemde [slachtoffer 1] en daarbij op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 1] zeggen: "Geld, al het geld" en/of "Geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(zaak 1)
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 20 december 2008 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan '[plaats delict 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het zich lostrekken uit de greep van genoemde [slachtoffer 3] en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het tonen van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan genoemde [slachtoffer 2] en/of het richten van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd, althans lichaam van genoemde [slachtoffer 2] en/of (daarbij) tegen genoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geld" en/of dat genoemde [slachtoffer 2] het geld moest afgeven, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(zaak 2)
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 05 januari 2009 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer een portemonnee en/of een mobiele telefoon, merk Sony Ericsson, en/of een aantal sleutels en/of een aantal sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld heeft bestaan in het met een pistool, in elk geval met een hard voorwerp, op het hoofd van genoemde [slachtoffer 7] slaan en/of het slaan en/of trappen van genoemde [slachtoffer 7], welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het richten van (een) pisto(o)l(en) op (het hoofd van) genoemde [slachtoffer 7] en/of het drukken van (een) pisto(o)l(en) tegen de rug, in elk geval tegen het lichaam van genoemde [slachtoffer 7] en/of het (daarbij) op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 7] zeggen: "Geld" en/of "Geef me geld, nu", welk feit werd gepleegd op de openbare [adres], in elk geval op een openbare weg;
(zaak 3)
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 05 januari 2009 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of een mobiele telefoon, merk Sony Ericsson, en/of een aantal sleutels en/of een aantal sigaretten, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld heeft bestaan in het met een pistool, in elk geval met een hard voorwerp, op het hoofd van genoemde [slachtoffer 7] slaan en/of het slaan en/of trappen van genoemde [slachtoffer 7], welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het richten van (een) pisto(o)l(en) op genoemde [slachtoffer 7] en/of het drukken van (een) pisto(o)l(en) tegen de rug, in elk geval tegen het lichaam van genoemde [slachtoffer 7] en/of het (daarbij) op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 7] zeggen: "Geld" en/of "Geef me geld, nu", welk feit werd gepleegd op de openbare [adres], in elk geval op een openbare weg;
(art. 317 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 15 juli 2009 gevorderd dat alle ten laste gelegde feiten zullen worden bewezen verklaard.
De verdediging refereert zich met betrekking tot de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
T.a.v. feit 1:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2009 (“Ik blijf bij de verklaring die ik heb afgelegd bij de politie.”);
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie (“Ik liep samen met [medeverdachte 1] naar de blauwe flat bij het bruggetje. Daar stonden [medeverdachte 7], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6]. We waren dus met zijn vijven. We hebben vervolgens besproken hoe we het gingen doen. Ik ging als derde naar binnen. Ik ben om de toonbank heen gelopen en heb het poortje opengemaakt. Hierna ben ik langs de eigenaar heen gelopen naar de kassalade toe. Ik heb de kassalade gepakt en deze meegenomen. We hadden van tevoren afgesproken dat we zouden verzamelen aan de Maas om het geld te verdelen.”)
- het proces-verbaal van aangifte.
T.a.v. feit 2:
Op 21 december 2008 doet [slachtoffer 2] aangifte van een overval op friture ’[plaats delict 1] te Blerick op 20 december 2008, rond 21:44 uur. Zij verklaart dat eerst vijf jongens de zaak binnenkwamen en iets te eten bestelden. Na gegeten en betaald te hebben verlieten zij de zaak weer. Even later kwamen drie jongens terug naar binnen. Eén van deze jongens ging voor de kassa staan, met een jongen links en een jongen rechts van hem, en bestelde een cherry coke. Op het moment dat [slachtoffer 2] de kassa opende om af te rekenen graaide deze jongen en één van de jongens naast hem in de kassa. De derde jongen kwam achter de vitrine staan en richtte een pistool op aangeefster, waarbij hij zei dat ze geld af moest geven. Op dat moment kwam de man van aangeefster, [slachtoffer 3], van achter de zaak binnen. De jongens schrokken hier kennelijk van en renden de zaak uit. [slachtoffer 3] rende achter de jongen aan die achter de vitrine stond en greep hem vast. De jongen probeerde zich los te rukken. [slachtoffer 3] liet de jongen los omdat aangeefster riep “pas op”. Dit omdat deze jongen een pistool had.
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij wel aanwezig was bij het eten vooraf, maar dat hij tijdens de overval de friture niet binnen is geweest. Hij wist dat de andere jongens de friture gingen overvallen. Hij is buiten blijven staan en heeft getwijfeld of hij weg moest rennen of niet, maar heeft dat niet gedaan. Hij heeft eerder bij de politie verklaard dat hij die avond samen was met [medeverdachte 1] en twee andere jongens.
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart bij de politie dat hij samen met drie anderen de overval heeft gepleegd. Eén van deze drie personen is verdachte. Hij verklaart dat er een blikje cherry coke werd besteld door één van de jongens, namelijk door hemzelf. Hij deed met één van de andere jongens een greep in de kassa, en de derde jongen achter de toonbank bedreigde de vrouw met het pistool. De vierde jongen bleef bij de deur staan. Volgens [medeverdachte 1] was het verdachte die de vrouw met het pistool heeft bedreigd.
[medeverdachte 10], een andere medeverdachte, verklaart dat hij die avond samen met [medeverdachte 9], [medeverdachte 1] en verdachte iets is gaan eten bij de friture. Nadat ze hadden gegeten is [medeverdachte 10] nog eens naar binnen gegaan om iets te drinken te halen. Hij bestelde een blikje cherry coke en zag dat [medeverdachte 1] en verdachte binnen kwamen lopen op het moment dat hij zijn blikje kreeg. Toen hij wilde afrekenen en de vrouw de kassa had geopend zag hij dat verdachte een greep in de kassa deed. [medeverdachte 1] zou achter de toonbank zijn gelopen en de vrouw hebben bedreigd. [medeverdachte 9] stond buiten.
Ook medeverdachte [medeverdachte 9] heeft over de overval verklaard. Hij verklaart onder meer dat hij samen met Wahid [medeverdachte 10], [medeverdachte 1] en verdachte bij de betreffende friture is gaan eten. Na gegeten te hebben stonden ze weer buiten en opperde [medeverdachte 1] de friture te overvallen. Toen [medeverdachte 10] naar binnen ging om een blikje te halen liepen [medeverdachte 1] en verdachte met hem mee. Nadat de jongens naar binnen waren gegaan hoorde [medeverdachte 9] geschreeuw en zag [medeverdachte 10] even later weer naar buiten komen rennen.
Op basis van voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de overval op friture ’[plaats delict 1] heeft gepleegd, samen met [medeverdachte 1], Wahid [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9]. Ondanks het feit dat de precieze rolverdeling niet helemaal duidelijk is geworden, nu alle verdachten hierover anders verklaren, is de rechtbank gezien voorgaande verklaringen van oordeel dat verdachte binnen in de friture is geweest ten tijde van de overval. Alle drie medeverdachten verklaren dat verdachte tijdens de overval binnen is geweest. Dit in tegenstelling tot zijn eigen verklaring dat hij buiten is blijven staan. Waar de raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat medeverdachten [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] reden hebben hierover niet de waarheid te vertellen, nu zij hun eigen betrokkenheid bij dit feit willen verdoezelen, geldt dit niet voor medeverdachte [medeverdachte 1]. Hij bekent immers bij de overval in de friture te zijn geweest en een greep in de kassa te hebben gedaan. Ook hij echter plaatst verdachte binnen in de friture tijdens de overval. De rechtbank ziet geen reden deze verklaring van [medeverdachte 1], waarmee hij ook zichzelf aanzienlijk belast op dit punt, als onbetrouwbaar te beschouwen. Voorts vinden de verklaringen van [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9], dat [medeverdachte 9] buiten is blijven staan tijdens de overval, en dus niet verdachte, steun in de verklaring van aangeefster. Zij herkent [medeverdachte 9] immers als de kleinste van de jongens die in de friture iets gegeten hebben en zij verklaart uitdrukkelijk dat ze deze jongen tijdens de overval niet binnen heeft gezien.
Gezien al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij niet binnen is geweest tijdens de overval ongeloofwaardig is.
Aangever [slachtoffer 7] verklaart dat hij op 5 januari 2009 rond 21:15 uur over de [adres] te Venlo liep toen hij door een jongen met een pistool staande werd gehouden. Deze jongen stond in een portiek en trok aangever aan zijn jas. Toen [slachtoffer 7] omkeek zag hij dat de jongen het pistool voor zijn hoofd hield. In een reactie duwde hij het pistool weg, waarna hij voelde dat hij van achter een harde klap op zijn hoofd kreeg. Hij zag links van hem nog een persoon met een pistool en voelde dat hij van alle kanten werd geslagen. Hij voelde vocht over zijn hoofd lopen en zag dat er bloeddruppels op de grond vielen. Hij gaf aan dat de jongens moesten stoppen en dat ze alles konden krijgen. De jongens hielden hierop op met slaan en begonnen aan zijn zakken te voelen. Ze hebben zijn mobiele telefoon, merk Sony Ericsson, sigaretten en sleutels meegenomen. Aangever heeft drie jongens gezien, waarvan er één een lange witte staaf in zijn handen had.
Bij de rechter-commissaris verklaart [slachtoffer 7] dat hij door alle drie de jongens werd geslagen en dat zij de spullen van hem af hebben gepakt.
Verdachte verklaart bij de politie dat hij onder een overkapping is gaan staan en dat de twee andere jongens waarvan hij de naam niet wil noemen niet ver van hem vandaan stonden. Verdachte heeft de man staande gehouden door een plastic pistool op de man te richten en “stop” te zeggen. De man reageerde hierop door met één hand het pistool vast te pakken en met de andere de nek van verdachte. Hierop trok verdachte zijn hand los en sprong hij omhoog. Daarbij haalde hij zijn arm met het pistool omhoog en sloeg deze met kracht, met de onderkant van het pistool, op het hoofd van het slachtoffer. Dit deed verdachte met kracht en met opzet. In het begin wilde de man niets geven, maar na de klap riep verdachte “geld”, waarop de man al zijn spullen gaf.
Medeverdachte [medeverdachte 5] verklaart dat hij samen met verdachte en [medeverdachte 4] over de [adres] liep. Verdachte liet hem een neppistool zien. [medeverdachte 4] had een schroevendraaier. Verdachte en [medeverdachte 4] vertelden dat ze iemand te pakken wilden nemen. Toen het slachtoffer aan kwam lopen liepen verdachte en Marco op hem af. Verdachte drukte het neppistool in zijn rug en zei dat hij moest stoppen. De man probeerde vervolgens het pistool af te pakken, waarna verdachte en [medeverdachte 4] hem begonnen te schoppen en begonnen te slaan. De man riep vervolgens dat het oké was. [medeverdachte 5] zag dat de man bloedde aan zijn hoofd. De man gaf zijn mobiele telefoon af en verdachte en [medeverdachte 4] pakten nog zijn sigaretten en sleutels. Verdachte heeft de man geslagen met de achterkant van zijn pistool en [medeverdachte 4] heeft de man geslagen met zijn vuisten.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij samen met verdachte en een andere persoon de overval op de [adres] heeft gepleegd. Ze wilden iemand gaan bedreigen zodat de persoon dan zijn geld afgaf. Ze zouden hiervoor een neppistool gebruiken, dat op de man gericht zou worden en [medeverdachte 4] had een schroevendraaier in zijn broek zitten. Nadat het slachtoffer voorbij was gelopen pakte verdachte hem met een hand bij de schouder en zei “geef mij geld, nu”. Ook richtte hij het neppistool op de benen van de man. De man probeerde vervolgens het pistool van verdachte af te pakken, waarop verdachte hem met het pistool op het hoofd sloeg. Toen de man probeerde verdachte te slaan gingen [medeverdachte 4] en de andere jongen erbij staan. Hierna kalmeerde de man. De andere jongen begon aan de zakken van de man te voelen. De man gaf vervolgens vrijwillig zijn mobiele telefoon, sigaretten en sleutels aan de jongens af.
Uit vorenstaande opsomming blijkt dat alle drie de medeverdachten aangeven bij de overval betrokken te zijn. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] verklaren over het door de andere twee toegepaste geweld, maar zeggen allebei zelf niet zo veel gedaan te hebben. Ook verdachte zwakt in latere verklaringen zijn rol in het geheel af, waarbij hij onder meer aangeeft dat hij niet degene was met het pistool. De rechtbank gaat bij het bepalen van het juiste scenario uit van hetgeen door aangever is verklaard, nu deze verklaring op vele details wordt bevestigd door de verklaringen van voornoemde verdachten.
Verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij degene was die in de portiek stond, de man onder bedreiging van een plastic pistool liet stoppen en met dit pistool de man hard en met opzet op het hoofd heeft geslagen. Hoewel verdachte in latere verklaringen ontkent te hebben geslagen, blijft hij wel bij zijn verklaring dat hij degene was die in de portiek stond en uit de aangifte blijkt dat degene die in de portiek stond degene was die de aangever staande hield en het pistool toonde. De aangever verklaart bij de rechter-commissaris voorts dat hij door alle drie de jongens is geslagen. Op basis van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger bij deze overval betrokken is en dat ook hij de aangever heeft geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat aangever is bedreigd met een pistool. Alle drie verdachten hebben verklaard dat gebruik is gemaakt van een neppistool. Nu blijkt dat het gaat om een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hetgeen niet ten laste is gelegd, en niet om een pistool, zal verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 februari 2009 te Steyl tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade, inhoudende een hoeveelheid geld, toebehorende aan [plaats delict 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, lopen in de richting van en richten op genoemde [slachtoffer 1] en daarbij op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 1] zeggen: "Geld, al het geld" en/of "Geld, geld”.
hij op 20 december 2008 te Blerick tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan ’[plaats delict 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, welk geweld heeft bestaan in het zich lostrekken uit de greep van genoemde [slachtoffer 3] en welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan genoemde [slachtoffer 2] en het richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd, althans lichaam van genoemde [slachtoffer 2] en daarbij tegen genoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
hij op 05 januari 2009 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, merk Sony Ericsson, een aantal sleutels en een aantal sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer 7], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld heeft bestaan in het met een hard voorwerp op het hoofd van genoemde [slachtoffer 7] slaan en het slaan van genoemde [slachtoffer 7], welk feit werd gepleegd op de openbare weg.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 3 primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en op de openbare weg.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 15 juli 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de tijd van 20 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende maatregel wordt opgelegd.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk in combinatie met de Gedragsbeïnvloedende Maatregel voor één jaar een passende straf zou zijn voor verdachte.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf acht de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee gewapende overvallen op een friture en een gewelddadige beroving van een willekeurige voorbijganger op de openbare weg.
Op 20 december 2008 wordt friture ’[plaats delict 1] op gewelddadige wijze overvallen. Verdachte en zijn mededaders eten voorafgaand aan de overval nog wat in de friture en komen dan gewapend terug om, onder bedreiging van mevrouw [slachtoffer 2] met een vuurwapen, de kassa leeg te halen.
Als op vrijdagavond 6 februari 2009 [slachtoffer 1] rond 23:00 uur [plaats delict 2] wil gaan sluiten wordt hij door vier jongens overvallen. [slachtoffer 1] staat die avond doodsangsten uit en na deze avond is zijn leven totaal veranderd. Hij heeft zijn werk in de friture voortgezet, maar het kost hem grote moeite. Hij had last van slapeloosheid en spreken over de overval maakt hem erg emotioneel. Hij is angstig, schrikachtig en erg waakzaam geworden. Hij heeft altijd met plezier in zijn zaak gewerkt en kan maar niet begrijpen dat jongens die voorheen klant waren zijn zaak hebben overvallen.
Op 5 januari 2009 wil de heer [slachtoffer 7] over de openbare weg naar zijn auto lopen. Vervolgens wordt hij door verdachte en zijn mededaders met een pistool en een schroevendraaier bedreigd en tot bloedens toe geslagen. Zijn bezittingen worden hem afgenomen.
Drie zeer ernstige en lafhartige daden die de rechtbank de verdachte zwaar aanrekent. Naar de ervaring leert kunnen slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven nog lange tijd psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden.
De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, tot dergelijke ernstige misdrijven in staat is en hij, ondanks het feit dat hij aangeeft spijt te hebben, geen volledige openheid van zaken heeft gegeven.
Bij haar beslissing tot oplegging van de hierna te noemen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 juni 2009;
- een de verdachte betreffend psychologisch onderzoek (Pro Justitia) d.d. 7 mei 2009 uitgebracht door drs. K.T.E. Záslós, GZ-psycholoog;
- een de verdachte betreffend rapport raadsonderzoek betreffende uitkomsten basisonderzoek en strafadvies d.d. 8 juli 2009;
- een de verdachte betreffend rapport van Bureau Jeugzorg d.d. 23 maart 2009 met bijlagen.
De Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen de Raad) adviseert een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen voor de duur van een jaar, welk advies wordt ondersteund door de psycholoog K.T.E. Záslós.
De psycholoog stelt dat er sprake is van een jeugdige met een gemiddelde tot bovengemiddelde intelligentie, maar niettemin met een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van een gedragsstoornis, ernstig, beginnende in de adolescentie. Tevens is er sprake van ouder-kind relatieproblemen en misbruik van softdrugs. Er is sprake van een zwakke impuls- en agressieregulatie. Spanningen kan hij niet goed hanteren. Hij zoekt een uitlaatklep in zijn delictgedrag. Bij leeftijdgenoten is hij kwetsbaar en gemakkelijk te beïnvloeden. Omwille van aanzien en erkenning gaat hij mee in hun grensoverschrijdend handelen. Tegelijkertijd lijkt ook de angst voor de reactie van zijn maten op het moment dat hij niet mee wil doen, een rol te hebben gespeeld in zijn besluit om mee te gaan in het grensoverschrijdend handelen. Zijn onrijpe gewetensontwikkeling (in de zin van een egocentrische houding), gebrek aan empathie ten aanzien van zijn slachtoffers en zijn externaliserende houding beïnvloeden zijn handelen in ongunstige zin.
Om de kans op herhaling te beperken wordt gedacht aan een intensief ambulant traject en begeleiding bnnen het ITB-HKJ-traject dat aansluitend wordt voortgezet door de reguliere jeugdreclassering. Het is van groot belang dat de Multi System Therapie wordt opgepakt om moeder te ondersteunen in het herstel van haar gezag. Tevens is een individueel behandeltraject voor betrokkene bij de GGZ noodzakelijk. Belangrijke aandachtspunten daaarbij zijn: zijn impuls- en agressieregulatieproblemen, zijn onverwerkte frustraties uit het verleden ten aanzien van zijn ouders en zijn beïnvoedbaarheid bij leeftijdgenoten. Tevens dient hij goed zicht te krijgen op zijn aandeel in het delictgedrag en hiervoor verantwoordelijkheid te nemen. Geadviseerd wordt om aan bovenstaande invulling te geven middels een gedragsbeïnvloedende maatregel.
De Raad voor de Kinderbescherming acht een gedragsbeïnvloedende maatregel geïndiceerd om de kans op recidive zo klein mogelijk te doen zijn. De hulp en begeleiding dient langdurig en intensief te zijn. Verdachte heeft goede voornemens maar om die waar te maken is hulpverlening noodzakelijk.
De Raad adviseert een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van één jaar met als onderdelen:
1) Jeugdreclassering in de vorm van 6 maanden ITB-HKJ;
2) Multi-System Therapy (MST);
3) individuele behandeling zoals omschreven in het indicatiebesluit van bureau Jeugdzorg waarbij aandacht dient uit te gaan naar agressie-regulatietraining;
4) herstelbemiddeling via SIB;
5) bij in vrijheidsstelling onderwijs volgen op de Velddijk, en
6) zinvolle vrijetijdsbesteding waarbij te denken valt aan deelname aan een (sport)club;
Ter zitting heeft dhr. [naam], namens de Raad, het advies gehandhaafd. Ter terechtzitting heeft mw. [naam] aangegeven dat ook de afdeling jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg zich hierin kan vinden.
De psycholoog komt in genoemd rapport tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, dat deze feiten hem slechts in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de door de deskundige gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.
De rechtbank overweegt dat de verdachte in voornoemde rapportages en ook ter terechzitting naar voren komt als een intelligente, maar egocentrische jongeman. Hij heeft in korte tijd drie ernstige strafbare feiten gepleegd. Hij neemt daar gedeeltelijk verantwoordelijkheid voor, maar geeft tegelijkertijd deels anderen de schuld. Hij geeft aan veel spijt te hebben, maar geeft tegelijkertijd geen volledige openheid van zaken. Hij lijkt ook berekenend te zijn nu hij, uit angst voor een PIJ-maatregel, heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek door de door de rechter-commissaris benoemde psychiater A. Lenssen.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte reeds eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld. Bovendien overweegt de rechtbank dat de verdachte reeds eerder een ITB-HKJ traject gevolgd heeft, dat hij in februari 2009 positief heeft afgerond, hetgeen betekent dat hij ook tijdens deze intensieve begeleidingsperiode ernstige strafbare feiten pleegt. Een nog striktere begeleiding van verdachte lijkt, buiten het feit dat verdachte ook behandeling nodig heeft, derhalve op zijn plaats.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gezien het vorenstaande, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te melden duur met zich brengt en een maatregel zoals hierna vermeld. Met het daarnaast opleggen van een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank matigt de eis van de officier van justitie met het oog op de persoon van de verdachte en het belang van een spoedige uitvoering van na te noemen maatregel.
10.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit sub 1 geleden materiële en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 227,00 en de immateriële schade op een bedrag van EUR 1.600,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit sub 1 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte niet is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van EUR 1.827,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 1.827,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de tijd van 5 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
Nu het een minderjarige verdachte betreft zal de rechtbank daar waar er sprake is van medeverdachten de bij de schademaatregel behorende hechtenis delen door het aantal medeverdachten.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 36f, 77a, 77h, 77i, 77w, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77ee, 77gg, 77wa, 77wc, 310, 312.
12. De vordering tot tenuitvoerlegging
De rechtbank is van oordeel dat nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een aan de verdachte bij een vroegere veroordeling opgelegde voorwaardelijke straf beslist dient te worden zoals hierna is vermeld.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1, sub 2 en sub 3 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de tijd van 18 maanden;
bepaalt dat van deze jeugddetentie 8 maanden, niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg in Limburg te Roermond, afdeling Jeugdreclassering, met opdracht aan die instelling overeenkomstig artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
legt op de Gedragsbeïnvloedende Maatregel voor de duur van één jaar;
stelt als inhoud van de Gedragsbeïnvloedende Maatregel:
1) Jeugdreclassering in de vorm van 6 maanden ITB-HKJ;
2) Multi-System Therapy (MST);
3) individuele behandeling zoals omschreven in het indicatiebesluit van bureau Jeugdzorg waarbij aandacht dient uit te gaan naar agressie-regulatietraining;
4) herstelbemiddeling via SIB;
5) bij in vrijheidsstelling onderwijs volgen op de Velddijk, en
6) zinvolle vrijetijdsbesteding waarbij te denken valt aan deelname aan een (sport)club;
draagt Bureau Jeugdzorg te Roermond op de veroordeelde bij de Gedragsbeïnvloedende Maatregel hulp en steun te verlenen;
beveelt dat voor het geval de veroordeelde de Gedragsbeïnvloedende Maatregel niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden zal worden toegepast;
gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Kinderrechter te Roermond d.d. 20 oktober 2008 in de zaak met parketnummer 860191-08 aan de veroordeelde opgelegde doch voorwaardelijk niet tenuitvoergelegde straf, te weten:
Jeugddetentie voor de duur van 2 weken;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] [adres];
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van EUR 1.827,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 1.827,00 ten behoeve van het slachtoffer, subsidiair 5 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.827,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening, ten behoeve van voornoemd slachtoffer, daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, Y.J.C.A. Roeffen en M.J.H. van den Hombergh, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mrs. P.C.M. Müller en J.C. Sluymer als griffiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 juli 2009.