ECLI:NL:RBROE:2009:BJ4334

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
31 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/650062-09
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op friture met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 31 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een gewapende overval op een friture in Steyl op 6 februari 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, een kassalade heeft weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen zijn gebruikt. De overval vond plaats tussen 23.00 en 23.10 uur, toen de eigenaar van de friture, [slachtoffer 1], de laatste klant had bediend. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten en de tapgesprekken als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval vast te stellen. Ondanks het verweer van de verdachte, die een alibi aanvoerde, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte wel degelijk bij de overval betrokken was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft reclasseringstoezicht opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, in totaal € 1.827,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die het slachtoffer heeft geleden als gevolg van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/650062-09
Datum uitspraak : 31 juli 2009
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte 7],
[geboortedatum en plaats],
[adres en woonplaats],
thans gedetineerd
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 14 juli 2009 en 17 juli 2009.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 6 februari 2009 te Steyl, in elk geval in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een kassalade,
inhoudende (onder meer) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [plaats delict 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het met een pistool, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, lopen in de richting van, althans richten op, genoemde [slachtoffer 1] en daarbij op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 1] zeggen: "Geld, al het geld" en/of "Geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking ;
(zaak 1)
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 juli 2009 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit nu verdachte ontkent en hij voorts een alibi heeft voor de avond van 6 februari 2009. Subsidiair voert de verdediging aan dat er wellicht wettig, maar geen overtuigend bewijs aanwezig is, immers er zijn meerdere scenario’s op basis van de aanwezige bewijsmiddelen mogelijk. De verdediging is voorts van mening dat de voorlopige hechtenis van verdachte moet worden opgeheven.
7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De rechtbank geeft hierna een opsomming van de bewijsmiddelen, bestaande in de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1], een selecte weergave van tapgesprekken, een observatie van politie, gevolgd door de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] afgelegd bij de politie en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Aangifte
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft op 7 februari 2009 aangifte gedaan van een overval op [plaats delict 2] te Steyl. Deze overval is op 6 februari 2009 tussen 23.00 uur en 23.10 uur gepleegd. Aangever was op genoemde datum werkzaam in zijn friture. Nadat de laatste klant omstreeks 23.00 uur de friture had verlaten hoorde aangever dat de deur van de friture openging en zag hij dat er vier mannen de friture binnen kwamen rennen. Twee mannen renden links om de toonbank heen. Aangever stond op dat moment achter de toonbank en zag vervolgens dat een van de mannen naar het poortje liep en tegen het poortje begon te duwen. Deze man had in zijn rechterhand een zilverkleurig pistool vast. Aangever zag dat dat de man het pistool op hem richtte en zei: “Geld, al het geld”.
Naast de man met het pistool stond een andere man. Een van de mannen sprong op de vitrinekast aan de voorzijde. De vierde man sprong via een stoel op de tafel en is vervolgens achter de toonbank gesprongen.
De mannen riepen “Geld geef geld”. Aangever heeft gezien dat de mannen bij de kassa stonden en even later de friture uit renden. Een man rende naar rechts. De andere drie mannen renden naar links. Aangever zag dat de kassalade was meegenomen. In de kassalade lagen biljetten van € 20,-- € 10,-- en € 5,-- en muntgeld.
De mannen waren ongeveer 20 jaar oud en hadden allen een getint uiterlijk. [slachtoffer 1] meent een van deze jongens te herkennen, die hij wel vaker in de zaak had gezien .
Tapgesprekken en sms-bericht
Op grond van de navolgende opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken van Gsm’s in gebruik bij verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 1], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6) stelt de rechtbank vast dat er door verdachte en zijn medeverdachten zowel kort voor als kort na de overval met elkaar over de overval op [plaats delict 2] is gesproken en een sms is verstuurd.
6 februari 2009, 17:34 uur : uit dit gesprek kan worden afgeleid dat medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] bij elkaar zijn en bellen met [medeverdachte 6]. Tijdens dit gesprek zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 6] dat [medeverdachte 1] de man van het plan is. [medeverdachte 6] vraagt aan [medeverdachte 1] of hij de pipa (de rechtbank begrijpt pistool) nog heeft. [medeverdachte 1] zegt tijdens dit gesprek tegen [medeverdachte 6] dat hij vanavond een friettent wil zetten met [medeverdachte 8] (uit het dossier blijkt dat hiermee [medeverdachte 8] wordt bedoeld). [medeverdachte 6] zegt dan dat hij die van [plaats delict 2] wil zetten, vertelt dat daar geld en sigaretten zijn en stelt voor om die friettent te zetten (uit het dossier blijkt dat met ‘zetten” bedoeld wordt overvallen). Voorts bespreken [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] de werkverdeling
[medeverdachte 6] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij naar binnen gaat als de man de kassa openmaakt, dat het geld gepakt wordt en dat die man gepakt wordt. [medeverdachte 6] zegt tegen [medeverdachte 1] dat de friture tot 23.00 uur geopend is.
6 februari 2009, 20.06 uur : [medeverdachte 6] belt met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 6] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij moet regelen dat medeverdachte [medeverdachte 3] ook meekomt. [medeverdachte 1] zegt toe dit te zullen regelen.
6 februari 2009, 20.33 uur : [medeverdachte 8] belt met man die telefoonnummer (..) gebruikt en zegt “ïk ga vandaag frietkraam zetten , hier op [plaats delict 2]” en “Ja daarom bel ik jou. Om te vragen wil jij die zetten of niet. Als jij die niet wilt zetten, kijk ik voor iemand anders”en “Nee gelijk kan niet. We moeten die om uh 5 voor 11 zetten want 11 uur gaat die dicht”.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het telefoonnummer .. zijn telefoonnummer is en dat hij dit gesprek met [medeverdachte 8] heeft gevoerd.
6 februari 2009, 20.44 uur verstuurt [medeverdachte 6] een sms-bericht met de tekst: “Ey ben je al met hem probeer me te belle en half 11 Op [plaats delict 2] zijn hij heeft dikke money heb net gesien”.
6 februari 2009, 23:39 uur (na de overval): [medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 1] of deze zijn geld heeft. [medeverdachte 1] zegt van niet. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 3] of de politie [medeverdachte 6] gezien heeft. [medeverdachte 3] zegt dat hij gas heeft gegeven en hun (de rechtbank leest: de politie) voorbij is geketst en dat hij naar huis is gerend. [medeverdachte 1] vraagt waar [medeverdachte 8] en [verdachte 7] zijn. [medeverdachte 1] zegt dat hij [verdachte 7] in huis heeft zien gaan. Hij heeft zijn naam geschreeuwd.
7 februari 2009, 00.25 uur: [medeverdachte 6] vraagt [medeverdachte 3] waar [medeverdachte 1] is. [medeverdachte 3] zegt bij hem. [medeverdachte 6] vraagt dan of [medeverdachte 1] “vloeitjes” (uit het dossier blijkt dat met “vloeitjes” papiergeld wordt bedoeld) heeft. Hierop zegt [medeverdachte 3] dat [verdachte 7] die heeft. Tevergeefs wordt getracht [verdachte 7] te bellen. [medeverdachte 3] geeft telefoonnummer van [verdachte 7] door (..). [medeverdachte 6] vraagt aan [medeverdachte 3] wie zijn pistool heeft gepakt. [medeverdachte 3] zegt dan [verdachte 7]. [medeverdachte 3] zegt tijdens het gesprek dat hij met de geldlade is gaan rennen, dat die te zwaar werd en dat hij die “gesteist” heeft bij het zwembad. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zeggen tegen [medeverdachte 6] “pak die dan en deel die met ons”. [medeverdachte 6] zegt dat hij die (de rechtbank leest: geldlade) gaat pakken. [medeverdachte 3] legt [medeverdachte 6] uit waar hij de geldlade heeft neergegooid.
7 februari 2009, 00.44 uur: [medeverdachte 3] belt met [medeverdachte 6]. [medeverdachte 3] vraagt of [medeverdachte 6] de beige wagen (uit het dossier blijkt dat met “beige”de politie bedoeld wordt) niet heeft gezien in [plaats delict 2]. [medeverdachte 3] zegt dat hij, nadat [medeverdachte 6] van achteren van de scooter was gesprongen, langs de politie is gereden en vol gas naar de Maas is gereden en dat hij de politie te snel af is geweest. [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 6] geluk heeft gehad dat hij toen van de scooter is gesprongen. [medeverdachte 6] zegt dat hij gelijk naar huis is gegaan en dat hij niet dom is. Opnieuw zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 6] dat (verdachte 7) zijn telefoon niet opneemt.
7 februari 2009, 13.11 uur ; [medeverdachte 3] belt met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zegt dat [verdachte 7] de klik-klak (uit het dossier blijkt dat met klik-klak een pistool wordt bedoeld) heeft weggegooid, maar dat hij dat niet tegen [medeverdachte 6] wil zeggen en dat [verdachte 7] hem gezegd heeft dat hij het moet pakken.
9 februari 2009, te 13.08 uur : [medeverdachte 8] en man die gebruik maakt van telefoonnummer (..) ([verdachte 7]) praten over verdeling geld door hun tweeën (2 meijers)
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ook dit gesprek met [medeverdachte 8] heeft gevoerd.
Verklaringen
[medeverdachte 3]
[medeverdachte 3] heeft bij de politie op 11 februari 2009 onder meer verklaard dat [medeverdachte 6] de eigenaar is van het pistool. Het plan om de friture te Steyl te overvallen was ook van [medeverdachte 6]. [verdachte 7] kreeg het pistool op de hoek van de friture en ging als eerste met het wapen in de hand naar binnen. Bij deze overvallen waren betrokken: [medeverdachte 8], [medeverdachte 1], [verdachte 7], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3].
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 1] heeft bij de politie op 11 februari 2009 onder meer verklaard dat bij de overval op [plaats delict 2] te Steyl betrokken waren: (medeverdachte 6), [medeverdachte 3], [verdachte 7]), [medeverdachte 8] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 6] kwam die dag met het idee om de friture te Steyl te overvallen. [medeverdachte 6] had een zilverkleurig pistool en is dit pistool ongeveer 15 minuten voor de overval gaan halen en daarvoor maar 5 minuten weggeweest.
[medeverdachte 6]
[medeverdachte 6] heeft bij de politie verklaard dat hij het pistool 20 minuten voor de overval heeft geleverd. [medeverdachte 8] en [verdachte 7] wilden dat pistool hebben voor de overval. [medeverdachte 6] heeft het pistool aan [verdachte 7] gegeven. Het pistool is grijs van kleur en is voor de helft van plastic en ziet er echt uit. Hij had dat pistool altijd bij zich. Iedereen wist dat hij dit pistool had.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij de overval op [plaats delict 2] ontkend. Ter terechtzitting stelt verdachte dat hij op de avond van de overval bij zijn vriendin [getuige 5] is geweest en bij haar is blijven slapen en om die reden de overval niet gepleegd kan hebben. De vriendin van verdachte, [getuige 5], is bij de rechter-commissaris op verzoek van de verdediging als getuige gehoord en heeft bevestigd dat verdachte op de avond van de overval bij haar is geweest en dat verdachte bij haar is blijven slapen.
De raadsman heeft bij pleidooi voorts nog aangevoerd dat de afstand tussen de woning van [getuige 5] en de [plaats delict 2] tenminste 10 kilometer bedraagt en dat het onmogelijk dan wel onwaarschijnlijk is te achten dat verdachte ongemerkt de woning van zijn vriendin zou hebben verlaten om een overval te plegen en daarna terug te keren in de woning van zijn vriendin.
De rechtbank is van oordeel dat de ontkennende verklaringen van verdachte, zoals hij die bij de politie en tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd niet juist zijn. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien verdachte als mededader bij de overval op [plaats delict 2] op 6 februari 2009 te Steyl betrokken is geweest.
De rechtbank overweegt dat getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris verklaard heeft dat verdachte die avond bij haar is geweest en dat zij die avond vroeg naar bed is gegaan. De getuige [getuige 5] weet echter niet zeker meer wanneer zij die bewuste avond in slaap is gevallen, Wat de getuige [getuige 5] wel zeker meent te weten is dat zij rond 00.30 uur die nacht wakker is geworden en verdachte toen naast haar in bed heeft zien liggen. De verklaring van de getuige [getuige 5] sluit echter niet uit dat verdachte tijdens haar slaap (onopgemerkt) haar woning heeft kunnen verlaten om vervolgens het tenlastegelegde feit met zijn mededaders te plegen en weer terug te keren in haar woning. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat de afstand tussen de woning van [getuige 5] en de [plaats delict 2] in circa 15 minuten te overbruggen is gelet op de verklaring van getuige [getuige 5] dat zij eerder die dag in ongeveer een kwartier vanaf Steyl naar Blerick zijn gereden. Bovendien bedraagt de kortste route (volgens de ANWB) niet 10 maar 6,4 kilometer, zodat hij deze route ook in die tijd met een ander vervoermiddel, zoals bijvoorbeeld een fiets, overbrugd kan hebben. Voor verdachte moet het binnen drie kwartier mogelijk zijn geweest om naar de friture te gaan, de overval te plegen en daarna weer terug te keren naar de woning van zijn vriendin.
Voorts overweegt de rechtbank dat de verklaring die verdachte geeft dat het gesprek met [medeverdachte 8] die avond om 20.33 uur ging over het voor de gezelligheid bij de friture te gaan zitten ongeloofwaardig is, nu in hetzelfde gesprek blijkt dat het van belang was om pas vlak voor sluitingstijd naar de friture te gaan, hetgeen logischerwijs niet spoort met de draai die verdachte aan dit gesprek tracht te geven.
De stelling van de verdediging dat verdachte weliswaar had afgesproken met [medeverdachte 8], maar niet van zins was deze afspraak na te komen, wordt weerlegd door de vaststellingen die de rechtbank heeft gedaan met betrekking tot de aanwezigheid van verdachte in de friture.
Ten overvloede vermeldt de rechtbank dat aangever [slachtoffer 1], in een spiegelconfrontatie die op verzoek van de verdediging heeft plaatsgevonden en die enkel ter uitsluiting was bedoeld, verdachte meteen herkent als de jongen die hij bij de overval heeft beschreven als degene die al vaker bij hem in de zaak was geweest.
Gelet op het vorenstaande behoeft het verweer van de raadman geen nadere bespreking meer.
7.3. Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 februari 2009 te Steyl tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade, inhoudende een hoeveelheid geld toebehorende aan [plaats delict 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan in een met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, richten op genoemde [slachtoffer 1] en daarbij op dreigende toon tegen genoemde [slachtoffer 1] zeggen: "Geld, al het geld” en/of “Geld, geld”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft
11. De straffen en/of maatregelen
11.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
11.2. Het standpunt van de verdediging
Subsidiair heeft de raadsman een gevangenisstraf bepleit gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een taakstraf voor de duur van 240 uur.
11.3. De overwegingen van de rechtbank
Als op vrijdagavond 6 februari 2009 [slachtoffer 1] rond 23.00 uur [plaats delict 2] wil gaan sluiten wordt hij door vier jongens overvallen. [slachtoffer 1] staat die avond doodsangsten uit en na deze avond is zijn leven totaal veranderd. Hij heeft zijn werk in de friture voortgezet maar het kost hem grote moeite. Hij had last van slapeloosheid en spreken over de overval maakt hem erg emotioneel. Hij is angstig, schrikachtig en erg waakzaam geworden. Hij heeft altijd met plezier in zijn zaak gewerkt en kan maar niet begrijpen dat jongens die klant waren zijn zaak hebben overvallen. In elk geval één van de jongens meent hij bij de overval te herkennen.
Als laatste woord heeft verdachte ter terechtzitting naar voren gebracht dat door de overval op [plaats delict 2] ook alles in zijn leven kapot is gegaan terwijl hij niks heeft gedaan. Zoals hiervoor onder de bewezenverklaring uiteengezet heeft de rechtbank echter de overtuiging dat verdachte wel degelijk bij de overval was betrokken en daarbij een niet onbelangrijke rol had. Voor zijn aandeel neemt verdachte geen enkele verantwoordelijkheid.
In haar rapportage vermeldt de reclassering dat verdachte aangeeft dat er in de thuissituatie spanningen zijn geweest maar dat het op school en op zijn stageplaats goed loopt. Verdachte benadrukt graag zijn opleiding te willen vervolgen. Bij navraag blijkt de reclasseringsmedewerker echter dat de aanwezigheid van verdachte op de stageplaats problematisch was en zijn aanwezigheid op school onregelmatig. Omdat verdachte ontkent en aangeeft dat hij geen ondersteuning hoeft onthoudt de reclassering zich van een strafadvies.
De rechtbank overweegt dat verdachte, die een blanco strafblad heeft, door samen met anderen een overval te plegen thans een zeer ernstig feit heeft begaan. Verdachte wordt verantwoordelijk gehouden voor de gevolgen die dit voor het slachtoffer en zijn omgeving heeft. Gezien het blanco strafblad, de ernst van het feit en rekening houdend met straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Daarnaast leidt de rechtbank uit de rapportage van de reclassering af dat verdachte, anders dan hij wil doen geloven, bepaald niet moeiteloos door het leven gaat en ondersteuning kan gebruiken. Om die reden en om recidive te voorkomen acht de rechtbank verplicht reclasseringstoezicht gedurende de proeftijd, die twee jaar bedraagt, noodzakelijk.
11.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 227,00 en de immateriële schade op een bedrag van € 1.600,00 gesteld, en wil die schade(s) vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit de navolgende posten.
Materiele schade:
Naar het oordeel van de rechtbank is post eigen risico, die door verdachte is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het materiele schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 227,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Immateriele schade:
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als
volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag van € 1.600,00 komt de rechtbank alleszins redelijk voor. De vordering immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor toewijzing vatbaar. Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.827,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 28 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
12. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 310, 312
13. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
Ter terechtzitting d.d. 14 juli heeft de raadsman van verdachte om opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte verzocht. Nu de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen acht, zal het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen, nu de ernstige bezwaren en gronden die tot het bevel bewaring hebben geleid ook thans nog bestaan.
14. Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf 8 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond, met
opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
vordering benadeelde partij
toewijzing van de vordering benadeelde partij van EUR 1827,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij
[slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van EUR 1.827,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 1827,00 subsidiair 28 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] , met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 6 februari 2009 tot de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat de subsidiaire hechtenis ook van toepassing is op de vervallen
rentetermijnen;
bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 1.827,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 6
februari 2009 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door
verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, Y.J.C.A. Roeffen en
M.J.H. van den Hombergh, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 juli 2009.