ECLI:NL:RBROE:2009:BJ2473

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
13 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09 / 135 en Awb 09 / 181
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke vrijstelling voor aanleg tijdelijke toerit naar de A73 en de gevolgen voor verkeersbewegingen en geluidsnormen

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 13 juli 2009 uitspraak gedaan over de tijdelijke vrijstelling ex artikel 17, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor de aanleg van een tijdelijke toerit naar de A73. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel er een toename van verkeersbewegingen zal zijn, deze niet zodanig is dat de geluidsnormen worden overschreden. De door verweerder geschetste toename van verkeer op de Sint Wirosingel van 3.100 auto’s per dag is niet als onaanvaardbaar beoordeeld, gezien de belangen die gediend zijn bij de aanleg van de tijdelijke toerit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijstelling in redelijkheid is verleend, omdat er voldoende onderbouwing is voor de tijdelijke oplossing en de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de eisende partijen niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen over de akoestische waarden en de gevolgen van de toename van verkeer. De rechtbank heeft de argumenten van eisende partijen 1 en 2, die stelden dat de vrijstelling niet in redelijkheid kon worden verleend, verworpen. De rechtbank concludeert dat de belangen van de betrokken partijen zijn afgewogen en dat de beslissing van verweerder om de vrijstelling te verlenen, niet onredelijk is.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van vrijstellingen in het kader van de ruimtelijke ordening, en bevestigt dat tijdelijke oplossingen onder bepaalde voorwaarden kunnen worden toegestaan, mits deze goed onderbouwd zijn en de gevolgen voor de omgeving adequaat zijn beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 135 en AWB 09 / 181
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eisende partijen 1] te [woonplaats eisende partijen 1], eisende partijen 1,
en
[eisende partij 2] te [plaats eisende partij 2], eisende partij 2,
gemachtigde mr. [naam 1]
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Op 17 december 2008 heeft verweerder aan de Directeur Generaal Rijkswaterstaat Directie Limburg (hierna: belanghebbende) een vrijstelling ex artikel 17, eerste lid, van de destijds geldende Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend (het bestreden besluit).
1.2. Op 15 januari 2009 hebben eisende partijen 1 beroep ingesteld tegen voornoemde vrijstelling en eisende partij 2 heeft dit op 27 januari 2009 gedaan.
1.3. Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:26, eerste lid, van de Awb is belanghebbende in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen, van welke gelegenheid belanghebbende gebruik heeft gemaakt.
1.4. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan partijen gezonden.
1.5. De beroepen zijn behandeld ter zitting van deze rechtbank op 30 juni 2009 waar [naam 2] namens eisende partijen 1 is verschenen en namens eisende partij 2 de gemachtigde mr. [naam 1]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door [naam 3], mr. [naam 4], [naam 5], [naam 6] en
[naam 7]. Voor belanghebbende is de gemachtigde mr. [naam 8] verschenen. Verder zijn voor belanghebbende verschenen [naam 9], drs. ing. [naam 10], ing. [naam 11], drs. [naam 12] en mr. [naam 13], allen werkzaam bij het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Dienst Limburg.
2. Overwegingen
2.1. Op 16 april 2008 heeft belanghebbende verzocht om een vrijstelling van het bestemmingsplan “Rijksweg 73-Zuid, noordelijk deel (wegvak F)” en het uitwerkingsplan “Rijksweg 73-Zuid, noordelijk deel Aansluiting Oosttangent N293” op grond van artikel 17, eerste lid, van de destijds geldende WRO voor de aanleg van een tijdelijke toerit vanaf de Sint Wirosingel naar de Rijksweg 73-Zuid. Op de gronden van de geplande toerit rust gedeeltelijk de bestemming ‘Verzorgingsplaats’ en gedeeltelijk de bestemming ‘Natuurstrook’. Op 8 augustus 2008 heeft belanghebbende dit verzoek aangevuld met een ruimtelijke onderbouwing en een situatietekening. Aanleiding voor het verzoek is dat de bestaande toerit Koninginnelaan naar de A73-Zuid niet voldoet aan de Wet aanvullende regels Veiligheid Wegtunnels (WARVW).
2.2. Op 5 september 2008 is door de Minister van Verkeer en Waterstaat een vergunning op grond van artikel 2 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) verleend aan belanghebbende voor het aanleggen en behouden van een tijdelijke toerit. Ter zitting is gebleken dat dit besluit inmiddels onherroepelijk is, aangezien hiertegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend.
2.3. Verweerder heeft op 19 augustus 2008 een concept-besluit tot het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan genomen, waarover zowel eisende partijen 1 als eisende partij 2 zienswijzen naar voren hebben gebracht. Bij het nu bestreden besluit heeft verweerder de vrijstelling op grond van artikel 17 van de WRO verleend aan belanghebbende om – overeenkomstig de aanvraag – een tijdelijke toerit aan te leggen en in stand te houden conform de ruimtelijke onderbouwing en situatietekening.
2.4. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde gronden te beoordelen of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Dienaangaande wordt ten aanzien van eisende partijen 1 als volgt overwogen.
2.5. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verlenen van dat plan. De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen.
Ingevolge artikel 19 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 wordt vrijstelling, als bedoeld in artikel 17 van de WRO slechts verleend, indien aannemelijk is dat het beoogde bouwwerk, werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, dan wel gebruik niet langer dan vijf jaren in stand zal blijven respectievelijk voortduren.
2.5.1. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of verweerder bevoegd was tot het verlenen van de tijdelijke vrijstelling. Volgens eisende partijen 1 is er namelijk geen sprake van een tijdelijke oplossing.
2.5.2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er wel degelijk sprake is van een tijdelijke oplossing. In de bij de verleende vrijstelling behorende onderbouwing die belanghebbende heeft opgesteld, is een tijdpad opgenomen. Ter zitting hebben verweerder en belanghebbende dit punt nog nader toegelicht. De definitieve oplossing zal eruit bestaan dat de reeds aangelegde toerit bij de Koninginnelaan – die thans niet voldoet aan de wettelijke eisen – wordt aangepast in de vorm van een zogeheten klaverblad. Hierdoor komt deze toerit op een grotere afstand van de tunnel te liggen en wordt aan alle vereisten voldaan. Deze definitieve oplossing is, aldus verweerder en belanghebbende, over drie jaar
gereed. Er is geen wijziging van het bestemmingsplan nodig en de vereiste geluidsberekeningen zijn in de maak.
2.5.3. De rechtbank is van oordeel dat deze door eisende partijen 1 aangevoerde grond niet slaagt en overweegt daartoe als volgt. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 20 juli 2005, LJN: AT9666, biedt de omstandigheid dat de verleende vrijstelling voor maximaal vijf jaar is verleend, op zichzelf onvoldoende waarborg dat slechts sprake is van een tijdelijke situatie. Teneinde het tijdelijke karakter te mogen aannemen, dienen daartoe concrete, objectieve gegevens voorhanden te zijn. De rechtbank is van oordeel dat met de door verweerder en belanghebbende geschetste definitieve oplossing aannemelijk is gemaakt dat aan deze voorwaarde is voldaan. Dit brengt met zich mee dat aan de bevoegdheidsvoorwaarden voor toepassing van artikel 17, tweede lid, van de WRO is voldaan.
2.6.1 Eisende partijen 1 hebben vervolgens aangevoerd dat de akoestische waarden waarvan verweerder uitgaat niet correct zijn. De gewijzigde doorsteek, de ecoduiker en de extra vrachtwagenbewegingen ten gevolge van de uitbreiding van de winkels aan de rand van Roermond en uitbreiding van het industrieterrein Roerstreek zijn ten onrechte niet meegenomen in de akoestische toets. Daarbij zal de haakse u-bocht in de toerit ook nog eens zorgen voor een extra geluidstoename. Voorts verwijzen eisende partijen 1 naar een krantenartikel waarin staat dat onderzoek van een ingenieursbureau heeft uitgewezen dat bewoners in Reuver vanwege de A73 met meer verkeerslawaai te maken krijgen dan Rijkswaterstaat heeft berekend. Gelet hierop is ook in deze situatie enige scepsis gerechtvaardigd, aldus eisende partijen 1. Ter zitting hebben eisende partijen 1 dit punt verder verduidelijkt en betoogd dat de geluidsoverlast ook is toegenomen, doordat de geluidsschermen op de aarden wal bij de verzorgingsplaats zijn weggehaald.
2.6.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het aanbrengen van een extra doorsteek niet van invloed is op de verkeersintensiteit afkomstig van de verzorgingsplaats. De duiker is terecht niet meegenomen in de berekeningen, want een dergelijk geluidlek is te verwaarlozen. De door eisende partijen 1 genoemde ontwikkelingen zijn wel degelijk meegenomen in de akoestische berekening. Verweerder heeft voorts aangegeven dat Rijkswaterstaat bij de berekeningen van het onderhavige project uit is gegaan van het geactualiseerde model en niet van het oudere verkeersmodel waarmee Rijkswaterstaat in Reuver nog heeft gerekend. Verweerder concludeert dan ook dat de akoestische berekeningen correct zijn uitgevoerd. Op het punt van de geluidsschermen heeft verweerder aangegeven dat deze niet worden teruggeplaatst op de aarden geluidswal en dat op deze wal beplanting zal worden aangebracht die wel twee meter hoog zal worden. Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat (desgewenst) meetapparatuur zal worden opgehangen aan de gevels van de betreffende woningen om geluidsmetingen te verrichten.
2.6.3 Belanghebbende heeft zich aangesloten bij het standpunt van verweerder en voorts aangegeven dat de modeluitkomsten voor de Sint Wirosingel minder dan drie procent afwijken van de feitelijke cijfers, hetgeen bevestigt dat het akoestisch onderzoek deugdelijk is uitgevoerd.
2.6.4 De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt en overweegt daartoe als volgt. Verweerder heeft onderzoek laten verrichten naar de akoestische gevolgen van de tijdelijke toerit. In het rapport van juli 2008 wordt geconcludeerd dat geen overschrijding zal plaatsvinden van de hier van toepassing zijnde geluidsnormen. Dit rapport biedt een deugdelijke grondslag voor het oordeel dat de vrijstelling geen overschrijding van de van toepassing zijnde geluidsnormen met zich mee zal brengen. Tegenover het advies van verweerder hebben eisende partijen 1 geen eigen advies gesteld. In hetgeen zij hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de conclusies van verweerder te twijfelen.
2.7.1 Voorts hebben eisende partijen 1 betoogd dat verweerder, gelet op de betrokken belangen, in redelijkheid de vrijstelling niet heeft kunnen verlenen. Hiertoe hebben eisende partijen 1 aangevoerd dat het (sluip)verkeer op de Sint Wirosingel op onaanvaardbare wijze zal toenemen, welke toename ook nog eens wordt gebagatelliseerd door verweerder. Door deze toename van gemotoriseerd verkeer wordt de gevaarzetting op de Sint Wirosingel vergroot. Het voorgaande klemt temeer omdat verweerder, aldus eisende partijen 1, de noodzakelijkheid van de tijdelijke toerit niet heeft onderbouwd.
2.7.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het wel degelijk noodzakelijk is dat de tijdelijke toerit er komt. In de huidige situatie moet (vracht)verkeer omrijden wat leidt tot een verkeersonveiligere situatie en extra CO2-toename. Het is ook door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer toegezegd dat een goed alternatief wordt geboden om de A73 te bereiken. De mogelijkheid verkeer weg te leiden via bestaande op- en afritten is onderzocht, maar doordat er in die situatie meer verkeer op het onderliggend wegennet zal rijden, neemt de verkeersveiligheid aldaar ook af. Er is inderdaad sprake van een verkeerstoename op de Sint Wirosingel ten opzichte van de huidige situatie, maar de verwachte toename met 3.100 gemotoriseerde voertuigen is beperkt ten opzichte van wat voor de realisatie van de A73 over de St Wirosingel reed, hetgeen aangeeft dat het rustiger blijft dan enkele jaren geleden. De omvang van het sluipverkeer zal overigens beperkt zijn, omdat het verkeer vanuit het noorden een aantrekkelijker alternatief heeft via de N280. Ter zitting heeft verweerder toegezegd de verkeersstromen te gaan monitoren en dat, mocht er sprake zijn van een forsere toename, maatregelen zullen worden genomen om eventuele problemen met sluipverkeer op te lossen.
2.7.3 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de tijdelijke toerit noodzakelijk is en dat het (sluip)verkeer niet op onaanvaardbare wijze zal toenemen, gelet op de beschikbare alternatieven die weggebruikers ter beschikking staan. Naar het oordeel van de rechtbank kan hetgeen eisende partijen 1 hebben aangevoerd dan ook niet tot de conclusie leiden dat verweerder op die gronden niet in redelijkheid de vrijstelling kon verlenen.
2.8 Ook ten aanzien van hetgeen eisende partij 2 heeft aangevoerd, dient de rechtbank te beoordelen of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Ten aanzien van eisende partij 2 wordt als volgt overwogen.
2.9.1 Eisende partij 2 heeft in de eerste plaats aangevoerd dat door de toerit de fysieke barrière tussen de verzorgingsplaats en het achterland wordt doorbroken, hetgeen in strijd is met diverse richtlijnen.
2.9.2 De rechtbank is van oordeel dat dit punt niet ter beoordeling staat in de onderhavige zaak. De wijze waarop de toerit daadwerkelijk wordt aangelegd en of is
voldaan aan alle (technische) voorschriften heeft een rol gespeeld bij de procedure van de Wbr-vergunning.
2.10.1 Vervolgens heeft eisende partij 2 betoogd dat verweerder niet in redelijkheid vrijstelling voor de aanleg en de ingebruikname van de tijdelijke toerit heeft kunnen verlenen. Verweerder heeft, aldus eisende partij 2, onvoldoende rekening gehouden met haar belangen. Door de verleende vrijstelling wordt haar bedrijf immers slechter bereikbaar. Eisende partij 2 exploiteert een landbouwmechanisatiebedrijf/machinehandel en dit bedrijf is enkel bereikbaar via de Sint Wirosingel. Doordat de toerit op twintig meter van het bedrijf wordt aangelegd in combinatie met de verkeersaantrekkende werking van de toerit, komt de ontsluiting van het bedrijf in gedrang. De door verweerder geschetste toename van enkele voertuigen per minuut is geen beperkte, maar juist een flinke toename. Er zal tevens een verkeersonveilige situatie ontstaan door het langzame verkeer dat van en naar het bedrijf gaat. Met de mogelijkheid die gecreëerd wordt om het bedrijf ook vanuit het noorden rechtstreeks te bereiken, ontstaat het gevaar dat de inrit van het bedrijf door het noordelijke verkeer wordt gebruikt om te keren en zodoende toegang te krijgen tot de nieuwe toerit van de A73. Dit brengt eveneens een verkeersonveilige situatie met zich mee.
2.10.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er enkel sprake zal zijn van een marginale toename van het aantal verkeersbewegingen op de Sint Wirosingel, zodat er geen nadelige gevolgen zijn voor de ontsluiting en de bereikbaarheid van het bedrijf. Hierdoor is het niet van belang dat de toerit op een korte afstand van het bedrijf wordt gerealiseerd. Het verkeer uit het noorden heeft via de N280 een aantrekkelijker alternatief om de A73 te bereiken. Ten aanzien van het aspect van de verkeersveiligheid heeft verweerder aangegeven dit goed in de gaten te houden en indien nodig aanvullende fysieke maatregelen en handhavingsmaatregelen te nemen.
2.10.3 Naar het oordeel van de rechtbank kan hetgeen eisende partij 2 heeft aangevoerd evenmin tot de conclusie leiden dat verweerder niet in redelijkheid de vrijstelling heeft kunnen verlenen. Weliswaar zal er sprake zijn van een toename van het aantal verkeersbewegingen en de overlast hiervan zal wellicht nog versterkt worden door het langzame verkeer van het bedrijf van eisende partij 2. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat geen sprake is van een zodanige toename van het aantal verkeersbewegingen, dat daardoor de bereikbaarheid van het bedrijf in het gedrang komt. Naar het oordeel van de rechtbank is de door verweerder geschetste toename van verkeer op de Sint Wirosingel niet zodanig groot dat verweerder, gelet op de belangen die zijn gediend bij het aanleggen van de tijdelijke toerit, niet in redelijkheid de vrijstelling heeft kunnen verlenen.
2.11 De rechtbank overweegt ten slotte dat hetgeen eisende partij 2 heeft aangevoerd omtrent de wateroverlast, niet nader is onderbouwd. Dat bij de aanleg van de A73 sprake is geweest van wateroverlast, is in dit kader onvoldoende. Onweersproken is immers dat deze situatie anders is dan de onderhavige situatie. Ook deze beroepsgrond kan derhalve niet slagen.
2.12 Nu geen van de door eisende partijen 1 en eisende partij 2 aangevoerde beroepsgronden slaagt, dient beide beroepen ongegrond te worden verklaard.
2.13 Van omstandigheden op grond waarvan een der partijen zou moeten worden veroordeeld in de proceskosten van de andere partij is de rechtbank niet gebleken.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. P.J. Voncken (voorzitter), L.A. Gruiters en E.J. Govaers, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. Jacobs als griffier en in het openbaar uitgesproken op
13 juli 2009.
w.g. mr. K.M.P. Jacobs,
griffier w.g. mr. P.J. Voncken,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 13 juli 2009
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.