ECLI:NL:RBROE:2009:BJ2451

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
8 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91149 / FA RK 09-14
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om uitbreiding van de omgangsregeling met uithuisgeplaatste kinderen door grootouders en ouders

In deze zaak hebben de grootouders, de vader en de moeder verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling met hun uithuisgeplaatste kinderen. De rechtbank Roermond heeft op 8 juli 2009 uitspraak gedaan. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, terwijl de verzoeken van de grootouders en de vader zijn afgewezen. De rechtbank oordeelde dat een uitbreiding van de contacten buiten het pleeggezin te belastend zou zijn voor de kinderen. De kinderen, die onder toezicht stonden van de Stichting Bureau Jeugdzorg, waren op dat moment in een kort verblijf pleeggezin geplaatst en zouden op korte termijn naar een perspectiefbiedend pleeggezin gaan. De rechtbank benadrukte dat de huidige omgangsregelingen moesten worden gehandhaafd, omdat de kinderen al veel veranderingen doormaakten en het in hun belang was om rust en stabiliteit te ervaren. De grootouders hadden verzocht om een omgangsregeling van een weekend per veertien dagen, maar de rechtbank oordeelde dat dit in strijd was met de belangen van de kinderen. De vader had ook verzocht om uitbreiding van zijn omgang, maar ook dit werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de kinderen niet meer belast moesten worden met extra omgangscontacten, gezien hun huidige situatie en de noodzaak om te wennen aan een nieuw pleeggezin. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
SECTOR CIVIELRECHT
Zaaknummer: 91149 / FA RK 09-14
Beschikking van 8 juli 2009 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[grootvader]
en
[grootmoeder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de grootouders,
advocaat: mr. I.F.H. Nelissen.
Als belanghebbenden merkt de rechtbank aan:
1. de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
2. [moeder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. N. Geradts
3. [vader],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vader;
advocaat: mr. G.M.B.R. Nielissen
4. Stichting Bureau Jeugdzorg,
wonende te 5900 AE Venlo, Postbus 219,
hierna te noemen de Stichting,
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 7 januari 2009;
- de brief d.d. 14 januari 2009 van de advocaat van de grootouders, met bijlagen;
- de brief d.d. 16 maart 2009 van de advocaat van de grootouders, met bijlagen;
- het verweerschrift van de vader, binnengekomen bij de rechtbank op 18 maart 2009;
- het verweerschrift van de moeder met zelfstandig verzoek, binnengekomen bij de rechtbank op 30 maart 2009;
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 2 april 2009 en waarbij zijn verschenen:
- de grootouders, bijgestaan door mr. I.F.H. Nelissen,
- de moeder, bijgestaan door mr. N. Geradts,
- de vader, bijgestaan door mr. G.M.B.R. Niellissen,
- [J], gezinsvoogd, en [N] namens de Stichting Bureau Jeugdzorg
Limburg;
- het telefaxbericht van 11 mei 2009 zijdens de grootouders;
- de brief van de rechtbank van 18 mei 2009, waarin de zaak verwezen wordt naar de
meervoudige familie kamer;
- de brief met bijlagen van 12 juni 2009 zijdens de grootouders;
- de nadere mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 18 juni 2009 en waarbij zijn verschenen:
- de grootouders, bijgestaan door mr. I.F.H. Nelissen,
- de moeder, bijgestaan door mr. N. Geradts,
- de vader, bijgestaan door mr. G.M.B.R. Niellissen,
- [J], gezinsvoogd, en [N] namens de Stichting Bureau Jeugdzorg
Limburg;
- de heer [J], vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.
2. De vaststaande feiten
2.1. De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn geboren de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], beiden thans 6 jaar oud. De vader heeft de minderjarigen erkend. De moeder is alleen belast met het gezag over de minderjarigen.
2.2. De grootouders zijn de ouders van de moeder.
2.3. Bij beschikkingen van deze rechtbank van 8 oktober 2008 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, verder ook te noemen de stichting, voor de duur van één jaar en is machtiging verleend tot plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij een pleegouder tot uiterlijk 2 oktober 2008. Bij herstelbeschikkingen van 29 oktober 2008 zijn voornoemde beschikkingen verbeterd, in die zin dat de machtiging tot plaatsing van de minderjarigen bij een pleegouder wordt verleend tot uiterlijk 2 oktober 2009.
2.4. Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft bij uitspraak van 17 februari 2009 de termijn van uithuisplaatsing verkort tot 17 mei 2009 en in zijn overwegingen opgenomen dat op korte termijn duidelijkheid dient te komen over de vraag of een netwerkplaatsing van de kinderen bij de grootouders mogelijk is.
2.5. Bij beschikkingen d.d. 8 mei 2009 met zaaknummers 92972 / JE RK 09-444 en 92973 / JE RK 09-445 verleende de kinderrechter machtiging tot plaatsing van de kinderen bij een pleegouder tot uiterlijk 8 juli 2009 en zijn de zaken voor het overige ter behandeling en afdoening verwezen naar de meervoudige kamer familiezaken, alwaar de behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juni 2009.
3. Het verzoek
3.1. De grootouders verzoeken de rechtbank het volgende:
- een omgangsregeling vast te stellen tussen hen en de minderjarige kinderen van een weekend per veertien dagen van vrijdagavond tot en met zondagavond, waarbij de grootouders de kinderen zelf komen ophalen en ook weer zullen terugbrengen;
- althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen omgangsregeling tussen hen en de kinderen;
- kosten rechtens.
De grootouders stellen het volgende. De grootouders staan in een nauwe persoonlijke betrekking tot de kinderen, zodat er plaats is voor een onderzoek naar de eventuele gerechtvaardigdheid van een verruimde omgangsregeling. Sinds de geboorte van de tweeling zijn de grootouders betrokken geweest bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. Zij hebben altijd veel omgang gehad en ook vaak op de kinderen gepast of deze van school en/of naschoolse opvang opgehaald. Voorts hebben de grootouders – waar nodig - de moeder altijd financieel ondersteund en hebben zij er zorg voor gedragen dat de kinderen alles kregen wat zij nodig hadden. In de periode december 2006 tot en met augustus 2007 hebben de moeder en de kinderen bij de grootouders ingewoond. Voorts hebben de kinderen ieder weekend bij de grootouders doorgebracht, behoudens de omgang die plaatsvond met de vader op de zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur en één keer per maand op de zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur. Sinds de kinderen in juli 2008 bij hun moeder zijn weggehaald hebben de grootouders – door toedoen van de gezinsvoogd – nog omgang gehad met de kinderen op 7 augustus 2008. Vervolgens zijn uiteindelijk door de stichting de volgende omgangsmomenten voor de grootouders bepaald: 17 december 2008, 21 januari 2009, 18 februari 2009 en 18 maart 2009 telkens voor één uur, van 15.30 uur tot 16.30 uur, bij Rubicon te Blerick. Voor de grootouders is dit ondraaglijk en onbegrijpelijk, omdat zij voorheen met de kinderen bijna iedere dag omgang hadden. De grootouders hebben de kinderen voor het laatst gezien op 7 augustus 2008.
4. Het verweer van de vader
De vader verzoekt de rechtbank de grootouders niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, althans hen dit te ontzeggen, kosten rechtens.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het verzoek van de grootouders stelt de vader het volgende. Betwist wordt dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen de grootouders en de kinderen. Volgens de vader was er tijdens zijn relatie met de moeder niet veel contact tussen de grootouders en de kinderen. Via de moeder was er circa één keer per week contact tussen de grootouders en de kinderen. Verder betwist de vader dat de grootouders een financiële bijdrage hebben geleverd. De vader erkent wel dat, na de verbreking van de relatie tussen hem en de moeder, de kinderen regelmatig bij de grootouders verbleven in het kader van de naschoolse opvang. De contacten tussen de grootouders en de kinderen ziet de vader slechts als een normale vorm van omgang tussen grootouders en kleinkinderen, waarbij er regelmatig contact plaatsvindt en de kleinkinderen af en toe bij hun grootouders logeren (zie ook HR 25 juni 1993 , NJ 1993,628). Indien de grootouders zich niet kunnen verenigen met de door de gezinsvoogdij-instelling vastgestelde omgangsregeling, dan dienen zij de procedure vervat in de artikelen 1:263a en 1:263b BW te volgen.
Met betrekking tot het belang van de kinderen stelt de vader het volgende. De uithuisplaatsing van de kinderen is door het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bepaald tot 17 mei 2009. Voor die datum dient er van de Stichting Bureau Jeugdzorg duidelijkheid te komen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De kinderen worden nu begeleid en ervaren rust en veiligheid en hebben de mogelijkheid tot verwerking. De door de grootouders gevraagde omgang met de kinderen overschrijdt op dit moment de draagkracht van de kinderen. De vader heeft zelf circa 2 à 2½ uur per maand omgang met de kinderen en is van mening dat alle partijen zich aan de aanwijzingen van de Stichting moeten houden. Tussen de vader en de grootouders is er sprake van een gespannen relatie en de vader is bevreesd dat de grootouders zich niet zullen houden aan de aanwijzingen van de Stichting en de kinderen toch contact zullen hebben met de moeder en haar huidige partner.
De vader heeft ter zitting zelf ook uitbreiding van de omgangsregeling tussen hem en de kinderen verzocht tot elke woensdag twee uur.
5. Het verweer van de moeder met zelfstandig verzoek
5.1. De moeder stemt in met het verzoek van haar ouders en wenst zelf ook uitbreiding van de omgang tot elke woensdag twee uur.
6. Het oordeel van de rechtbank
6.1. De ontvankelijkheid van de grootouders.
Zoals blijkt uit de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is het gerechtshof van oordeel dat er sprake van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouders en de kinderen als bedoeld in artikel 1:377 a BW. De grootouders kunnen dus in hun verzoek worden ontvangen.
6.2. De ontvankelijkheid van de moeder.
De moeder heeft het gezag over de kinderen en dient voor wat betreft de omgang de procedure te volgen zoals neergelegd in artikel 1:263 a BW. Dat wil zeggen dat zij kan opkomen tegen een aanwijzing van de stichting om het contact tussen haar en de kinderen te beperken. Zij kan daarom in haar verzoek in deze procedure niet worden ontvangen.
6.3. De ontvankelijkheid van de vader.
Niet ter discussie staat dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de vader en zijn kinderen als bedoeld in artikel 1:377 a BW, zodat hij in zijn verzoek kan worden ontvangen.
6.4. De beoordeling van de verzoeken van de grootouders en de vader.
De kinderen verblijven momenteel in een kort verblijf pleeggezin. De bedoeling van de stichting is dat zij op zeer korte termijn naar een perspectiefbiedend pleeggezin gaan en niet bij grootouders zullen worden geplaatst. De rechtbank heeft inmiddels dienovereenkomstig beslist.
Dit betekent dat de kinderen niet hun verblijfplaats bij de grootouders zullen krijgen.
6.5. Op aanwijzing van de stichting heeft de moeder thans gedurende anderhalf uur per 4 weken op woensdagmiddag omgang met de kinderen. De grootouders hebben daarop aansluitend gedurende een uur omgang met de kinderen. De vader heeft op één woensdag per vier weken gedurende 2 uur omgang met de kinderen.
Alle omgangscontacten vinden plaats bij Rubicon.
De grootouders hebben verzocht de kinderen een weekend per veertien dagen te mogen zien van vrijdagavond tot en met zondagavond.
De vader heeft verzocht de kinderen elke woensdag twee uur te mogen zien in het bijzijn van zijn ouders, die hun kleinkinderen ook graag willen zien.
6.6. De raadsmedewerker heeft ter zitting van 2 april 2009 te kennen gegeven dat als alle verzoeken om uitbreiding zouden worden ingewilligd de kinderen een te drukke agenda zouden krijgen.
6.7. De gezinsvoogd heeft op beide zittingen opgemerkt dat een uitbreiding van de omgang nu niet in het belang van de minderjarigen is. Dat geeft teveel onrust voor de kinderen. De kinderen zijn vaak overstuur na de omgangscontacten en hebben dan telkens een aantal dagen nodig om daarvan te herstellen.
De kinderen zullen ook weer moeten wennen aan het nieuwe pleeggezin en daar een nieuw leven moeten kunnen opbouwen. Zij krijgen daar hun sociale leefomgeving. Indien één van de belanghebbenden meer omgang krijgt, zal dat ook aan de ander(en) moeten worden toegestaan. Dat is alles bij elkaar te belastend voor de kinderen, omdat er dan teveel contacten buiten het gezin moeten worden onderhouden.
6.8. De rechtbank is van oordeel dat, om de onder 6.7 genoemde redenen, toewijzing van de verzoeken tot - uitbreiding van de - omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen, zeker nu de kinderen een overgang naar een nieuw pleeggezin wacht, waar zij ook weer zullen moeten wennen. Bij toewijzing van de verzoeken kunnen de kinderen nog meer klem of verloren raken door hun loyaliteit naar alle betrokkenen.
De op dit moment geldende omgangsregelingen dienen naar het oordeel van de rechtbank dan ook te worden gehandhaafd. Het is aan de stichting om vervolgens te bezien of en zo ja wanneer uitbreiding van de omgangscontacten tot de mogelijkheden behoort.
6.9. De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren, zodanig dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
6.10. De rechtbank beslist dan ook als volgt.
7. De beslissing
De rechtbank:
7.1. verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek;
7.2. wijst de verzoeken van de grootouders en de vader af;
7.3. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.A.M. Beaumont, mr. M.M.T. Coenegracht en
mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, kinderrechters, en ter openbare terechtzitting van 8 juli 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.