ECLI:NL:RBROE:2009:BI9743

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
94197 / FT-RK 09-234
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een minnelijk schuldakkoord in het kader van de schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 24 juni 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een schuldregeling, ook wel een dwangakkoord genoemd, door verzoekster. Verzoekster, geboren in 1983, heeft met behulp van de stichting Integrale Schuldhulpverlening Vorkmeer een minnelijk akkoord aangeboden aan haar negen concurrente schuldeisers. Dit akkoord houdt in dat verzoekster gedurende zesendertig maanden maandelijks EUR 45,- zal sparen, wat resulteert in een uitkering van 3,58% van de totale vorderingen aan de schuldeisers. Zes van de negen schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, terwijl de overige drie, waaronder GGN Zuid-Limburg, LAVG Gerechtsdeurwaarders en BOS Incasso, hebben geweigerd in te stemmen of niet hebben gereageerd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2009 is verzoekster bijgestaan door haar schuldhulpverleenster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingangsdatum van het akkoord op 1 juli 2009 moet worden gesteld, en dat er een totaalbedrag van ongeveer EUR 2.240,00 beschikbaar zal komen voor de schuldeisers. De rechtbank oordeelt dat de verweerders niet in redelijkheid tot weigering van instemming met de aangeboden schuldregeling hebben kunnen komen. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en de verweerders bevolen in te stemmen met de schuldregeling, waarbij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de belangen van zowel de schuldenaar als de schuldeisers. Het is vastgesteld dat de kosten van een wettelijke schuldsanering aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van de minnelijke regeling, en dat de aflossingscapaciteit van verzoekster niet zal toenemen door haar gezondheidssituatie. De rechtbank concludeert dat de belangen van de schuldeisers die door de weigering worden geschaad, onevenredig zijn ten opzichte van de belangen van de schuldenaar. Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK ROERMOND
Sector civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: 94197 / FT-RK 09.234
Vonnis van 24 juni 2009
in de zaak van
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1983,
wonende: [adres], [woonplaats],
verzoekster,
tegen
1. GGN Zuid-Limburg (ABN-AMRO bank N.V.),
correspondentieadres: Postbus 3044, 6401 DM Heerlen,
2. LAVG Gerechtsdeurwaarders (ZIGGO),
correspondentieadres: Postbus 562, 8000 AN Zwolle,
3. BOS Incasso (ZIGGO),
correspondentieadres: Postbus 11138, 9700 CC Groningen,
verweerders.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 27 mei 2009 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een schuldregeling (dwangakkoord) als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw);
- de mondelinge behandeling van genoemde verzoekschriften op 23 juni 2009.
1.2. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoekster, bijgestaan door mevrouw [B],
schuldhulpverleenster bij Integrale Schuldhulpverlening Vorkmeer;
- de verweerders zijn, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Verzoekster heeft haar negen concurrente schuldeisers met behulp van de stichting Integrale Schuldhulpverlening Vorkmeer een minnelijk akkoord aangeboden. Het aangeboden akkoord houdt kort gezegd in dat verzoekster aan haar schuldeisers 3,58% van de vorderingen zal betalen door gedurende zesendertig (36) maanden EUR 45,- te sparen. Voorts is het bedrag van een belastingteruggave ad EUR 841,- voor de schuldeisers beschikbaar. Zes schuldeisers hebben de aangeboden regeling geaccepteerd. Verweerders hebben geweigerd in te stemmen met het akkoord, danwel niet gereageerd op de aangeboden regeling.
3. Het geschil
3.1. Verzoekster heeft – samengevat – de rechtbank verzocht te bevelen dat verweerders dienen in te stemmen met de door hun aangeboden schuldregeling.
3.2. Verzoekster voert hiervoor aan dat de aangeboden schuldregeling het maximaal haalbare is. Verzoekster is, gelet op haar gezondheidssituatie, niet in staat een hoger inkomen te verwerven, althans niet op korte termijn. Gelet daarop, alsmede de kosten die een wettelijke schuldsanering met zich brengt, overtreft het aangeboden bedrag hetgeen zij gedurende een wettelijke schuldsaneringsregeling bijeen kunnen sparen.
3.3. Voor zover de rechtbank het verzoek tot het opleggen van een dwangregeling afwijst, handhaven verzoekers hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
3.4. Verweerders zijn niet verschenen en hebben geen verweer gevoerd.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Aan de rechtbank is het verzoek voorgelegd om de weigerachtige schuldeisers te bevelen in te stemmen met een schuldregeling.
4.2. Een schuldeiser staat het in beginsel vrij zijn medewerking aan een door een schuldenaar aangeboden buitengerechtelijke schuldregeling te weigeren. Een schuldenaar kan, hangende een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, de rechtbank verzoeken ex artikel 287a Faillissementswet een schuldregeling op te leggen. Indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van de schuldregeling heeft kunnen komen, kan de rechtbank bevelen dat een weigerachtige schuldeiser daarmee dient in te stemmen. De rechtbank dient daarbij af te wegen het belang van de schuldeiser om tot een weigering te komen, het belang van de schuldenaar en de belangen van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
4.3. In dit geval heeft slechts één schuldeiser, verweerder sub 1, zijn weigering gemotiveerd, zijnde dat hij de aflossing te laag vindt. De andere weigerende schuldeiser, verweerder sub 2, heeft geen verklaring voor zijn weigering gegeven. Verweerder sub 3 heeft in het geheel niet gereageerd op het voorstel. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de weigering van verweerders sub 2 en 3.
4.4. Met betrekking tot het verweer van verweerder sub 1 overweegt de rechtbank dat zij met verzoekster van oordeel is dat toelating van verzoekster tot de schuldsanering geen hoger uit te delen bedrag voor de schuldeisers oplevert. Immers, toelating van verzoekster tot de schuldsanering brengt kosten met zich die significant hoger zijn dan de kosten die de stichting Vorkmeer in rekening brengt voor het uitvoeren van de minnelijke regeling, namelijk ongeveer EUR 1.500,- tegen EUR 400,-, terwijl de aflossingscapaciteit niet verschilt, namelijk EUR 45,- per maand. Indien verzoekster zou worden toegelaten tot de wettelijke schuld¬sane¬rings¬regeling zou aan haar schuldeisers derhalve een aanzienlijk lager percentage worden uitgekeerd dan het percentage van 3,58% dat door verzoekster in de schuldregeling is aangeboden.
4.5. Daar komt nog bij dat de rechtbank geen aanleiding ziet om aan te nemen dat de aflossingscapaciteit van verzoekster in de komende drie jaar zal toenemen. Verzoekster lijdt aan een ziekte, als gevolg waarvan zij niet tot het verrichten van betaalde arbeid in staat is. Gelet op de medische verklaringen die door verzoekster zijn ingebracht, is in de komende drie jaar hierin geen verbetering te verwachten.
4.6. Wel is de rechtbank van oordeel dat de ingangsdatum van het akkoord 1 juli 2009 moet zijn, zodat het tot op heden door haar reeds gespaarde bedrag van EUR 1.021,97 bovenop het nog te sparen bedrag van EUR 45,00 per maand voor de duur van 36 maanden komt. Verzoekster heeft ter zitting verklaard akkoord te gaan met deze ingangsdatum.
Uitgaande van deze bedragen zal er voor de schuldeisers een bedrag van ongeveer
EUR 2.240,00 beschikbaar komen.
4.7. De rechtbank is gelet op hetgeen hierboven is overwogen van oordeel dat verweerders in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de door verzoekster voorgestelde schuldregeling kan komen.
4.8. De rechtbank is in het licht van hetgeen is overwogen bovendien van oordeel dat de belangen die verweerders hebben bij uitoefening van hun bevoegdheid tot weigering, onevenredig is ten opzichte van de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers (ongeveer 66%) die door die weigering worden geschaad.
4.9. Alles overziende komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerders niet in redelijkheid tot weigering van instemming met de aangeboden schuldregeling hebben kunnen komen. Het verzoek zal dus worden toegewezen, nu dit de rechtbank gegrond voorkomt, waarbij zij opmerkt dat de voorgestelde regeling dient in te gaan per
1 juli 2009.
4.10. De rechtbank acht geen termen aanwezig enige partij in de kosten te veroordelen.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1. beveelt verweerders
1. GGN Zuid-Limburg (ABN-AMRO bank N.V.),
correspondentieadres: Postbus 3044, 6401 DM Heerlen,
2. LAVG Gerechtsdeurwaarders (ZIGGO),
correspondentieadres: Postbus 562, 8000 AN Zwolle,
3. BOS Incasso (ZIGGO),
correspondentieadres: Postbus 11138, 9700 CC Groningen,
in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling zoals hiervoor overwogen;
5.2. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2009.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.