RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/816558-08
: 04/816003-09 (ter terechtzitting gevoegd)
: 04/850122-09 (ter terechtzitting gevoegd)
: 04/850702-05 (tul)
Datum uitspraak : 9 juni 2009
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats],
wonende te [adres en woonplaats]
thans gedetineerd.
Ter zitting heeft verdachte aangegeven geen vaste woon- of verblijfplaats meer te hebben.
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2009.
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
Tenlastelegging met parketnummer 04/816558-08:
hij op of omstreeks 21 mei 2008 in de gemeente Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,38 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij op of omstreeks 05 april 2008 in de gemeente Venray met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto heeft weggenomen een autoradio-cdspeler, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot die personenauto heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een ruit van die personenauto te vernielen, in elk geval door middel van braak althans verbreking;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 14 augustus 2008 in de gemeente Roermond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan gemeente Roermond, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
Tenlastelegging met parketnummer 04/816003-09:
hij op of omstreeks 06 januari 2009 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een pot) oploskoffie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] Roermond, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
Tenlastelegging met parketnummer 04/850122-09 (na wijziging tenlastelegging):
hij op of omstreeks 14 februari 2009 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een radio/cd-speler, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [getuige 1] en/of [getuige 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tegen die [getuige 1] op dreigende toon heeft gezegd: "Jij hebt een probleem met mij. Ga weg. Ik steek je.", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en (daarbij) met een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, stekende bewegingen in de richting van die [getuige 1] heeft gemaakt, in elk geval dreigend een mes aan die [getuige 1] heeft getoond en/of tegen die [getuige 2] op dreigende toon heeft gezegd: "Je hebt een probleem.", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en (daarbij) dreigend een mes in de richting van die [getuige 2] heeft gehouden, in elk geval dreigend een mes aan die [getuige 2] heeft getoond, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg;
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 10 februari 2009 in de gemeente Roermond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pakje sigaretten (Templeton), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 26 mei 2009 gevorderd dat alle ten laste gelegde feiten zullen worden bewezen verklaard. Hij acht ook de bedreiging met geweld van feit 1 op de tenlastelegging met parketnummer 04/850122-09 wettig en overtuigend bewezen nu er twee betrouwbare getuigenverklaringen zijn.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het in feit 1 onder parketnummer 04/850122-09 ten laste gelegde onderdeel, te weten de bedreiging met geweld. Verdachte heeft de diefstal ter terechtzitting bekend, maar ontkent de daaropvolgende bedreiging. Hij heeft de briefopener die hij bij zich had slechts uit zijn broekzak gehaald omdat deze pijn deed tijdens het lopen. Hij heeft hiermee echter niet bewust iemand willen bedreigen. Ook verbaal heeft hij geen bedreigingen geuit richting de twee getuigen. Hij was bang en wilde alleen maar weglopen.
7.2. (Samenvatting van de) Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Tenlastelegging met parketnummer 04/816558-08:
T.a.v. feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte bij politie en ter terechtzitting (“Ik had “bruin” gekocht en op zak. Met
bruin bedoel ik heroïne.”);
- de kennisgeving van inbeslagneming van 0,10 gram en 0,28 gram bruin poeder;
- het proces-verbaal technisch onderzoek. De 0,10 gram en 0,28 gram bruin poeder worden voorzien van
G.L.-codes 386.693 respectievelijk 386.694 en getest middels de Narcotic Identification Test. De indicatie is
dat de poeder heroïne bevat;
- het deskundigenrapport van het NFI. Dit rapport concludeert dat de monsters met G.L.-code 386.693 en
386.694 heroïne bevatten.
T.a.v. feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (“Ik heb de autoruit vernield en de autoradio
gestolen.”);
- het proces-verbaal van aangifte betreffende de inbraak in de auto en het wegnemen van de
autoradio-cdspeler;
- de verklaring van getuige S.M. Faessen.
T.a.v. feit 3:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (“[betrokkene 1] wees mij op de fiets. Ik heb de fiets
meegenomen. Ik wist dat het niet de fiets van [betrokkene 1] was.”);
- het proces-verbaal van aangifte;
- het proces-verbaal bevindingen.
Tenlastelegging met parketnummer 04/816003-09:
- de bekennende verklaring van verdachte bij politie en ter terechtzitting (“Ik heb de koffie voor mijzelf gepakt.
Ik had geld voor koffie of shag; ik koos voor shag en stopte de koffie in mijn jaszak”);
- het proces-verbaal van aangifte.
Tenlastelegging met parketnummer 04/850122-09:
Op 14 februari 2009 krijgt de regionale meldkamer van de politie een melding dat een verdachte van inbraak in een personenauto op heterdaad is betrapt. De verdachte zou daarbij twee personen hebben bedreigd met een mes. De politie treft ter plaatse verdachte [naam], waarvan hen ambtshalve bekend is dat hij vele auto-inbraken heeft gepleegd en verslaafd is aan harddrugs. Verdachte heeft beide handen in de jaszakken en wordt gesommeerd zijn handen te laten zien. Wanneer hij zijn linker hand uit zijn linker jaszak haalt blijkt hij een soort mes vast te houden, waarvan hij het lemmet in de richting van verbalisanten steekt. Nadat verbalisanten meerdere keren duidelijk hebben gemaakt dat verdachte het mes moet laten vallen, steekt hij het mes met de punt van het lemmet in de grond.
Het mes wordt in beslag genomen en blijkt bij nader onderzoek een briefopener te zijn.
Op 14 februari 2009 doet [slachtoffer 3] aangifte van diefstal door middel van braak in haar personenauto. Hierbij werd het raam van het rechter voorportier geforceerd en haar radio/cd-speler weggenomen.
Op 16 februari 2009 doet getuige [getuige 1] aangifte van bedreiging. Hij verklaart -zakelijk weergegeven- onder andere dat hij verdachte op 14 februari 2009 op heterdaad betrapt heeft terwijl hij met de radio/cd-speler uit het rechter voorportier van de auto kruipt. Hij heeft verdachte hierop aangesproken en hem gezegd dat hij de spullen die hij uit de auto heeft gehaald terug moest leggen. Verdachte reageert vervolgens door met de briefopener stekende bewegingen richting [getuige 1] te maken en daarbij te zeggen: “Jij hebt een probleem met mij. Ga weg. Ik steek je”. [getuige 1] volgt verdachte en komt getuige [getuige 2] tegen. Hij zegt tegen [getuige 2] dat verdachte heeft ingebroken in een auto en iets onder zijn jas verbergt. Hij ziet dat [getuige 2], na verdachte te hebben aangesproken, wordt bedreigd met de briefopener en dat verdachte tegen [getuige 2] zegt: “Jij hebt een probleem met mij”.
Op 15 februari 2009 legt getuige [getuige 2] een verklaring af. Hij verklaart -zakelijk weergegeven- het volgende. Hij fietst op 14 februari 2009 langs verdachte en getuige [getuige 1]. [getuige 1] zegt hem dat verdachte heeft ingebroken in een auto. [getuige 2] gaat daarop naar verdachte toe en ziet dat zijn jas ter hoogte van zijn buik is opgebold. Het is [getuige 2] duidelijk dat verdachte iets verborgen houdt onder zijn jas. [getuige 2] vraagt verdachte wat hij onder zijn jas heeft, waarop verdachte de briefopener in de richting van [getuige 2] houdt en zegt: “Jij hebt een probleem”. Getuige [getuige 2] herkent vanaf de foto die hem op het politiebureau getoond wordt de briefopener duidelijk als het mes dat verdachte heeft gebruikt bij de bedreiging.
Verdachte bekent ter terechtzitting dat hij de radio/cd-speler uit de auto heeft weggenomen. Verdachte is door het open raam naar binnen geklommen en heeft de radio/cd-speler uit de auto gehaald. Vervolgens is hij via het raam weer naar buiten geklommen. Verdachte zegt dat hij op het moment van de diefstal en de (vermeende) bedreiging onder invloed was.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en overwegingen, een en ander in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank komt tot dit oordeel gelet op de inhoud van de aangifte van [slachtoffer 3], de verklaring van verdachte ter terechtzitting, de aangifte van getuige [getuige 1] en de verklaring van getuige [getuige 2]. De rechtbank acht de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] betrouwbaar. Beiden hebben er geen belang bij onwaarheden te verkondigen in relatie tot verdachte. Bovendien komen hun verklaringen overeen met elkaar. Dit in combinatie met de verklaring van politie dat verdachte ook naar hen stekende bewegingen heeft gemaakt vlak voor de aanhouding, maakt hun verklaringen aannemelijk. Het feit dat verdachte zelf verklaard heeft onder invloed te zijn geweest op het moment van de diefstal en de (vermeende) bedreiging versterkt dit oordeel van de rechtbank. Het verweer van de verdachte dat hij de briefopener slechts uit zijn zak heeft gehaald en vast heeft gehouden kan gelet op het vorenstaande geen doel treffen.
T.a.v. feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting (“Ik heb de sigaretten gepakt en deze bewust in de
paraplu gestopt met het doel deze niet af te rekenen.”);
- het proces-verbaal van aangifte.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Tenlastelegging met parketnummer 04/816558-08:
hij op 21 mei 2008 in de gemeente Roermond opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,38 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
hij op 05 april 2008 in de gemeente Venray met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een personenauto heeft weggenomen een autoradio-cdspeler, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot die personenauto heeft verschaft door een ruit van die personenauto te vernielen.
hij op 14 augustus 2008 in de gemeente Roermond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan gemeente Roermond.
Tenlastelegging met parketnummer 04/816003-09:
hij op 06 januari 2009 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pot oploskoffie, toebehorende aan [slachtoffer 2] Roermond.
Tenlastelegging met parketnummer 04/850122-09:
hij op 14 februari 2009 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een radio/cd-speler, toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [getuige 1] en [getuige 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tegen die [getuige 1] op dreigende toon heeft gezegd: "Jij hebt een probleem met mij. Ga weg. Ik steek je.", en daarbij met een op een mes gelijkend voorwerp, stekende bewegingen in de richting van die [getuige 1] heeft gemaakt, en tegen die [getuige 2] op dreigende toon heeft gezegd: "Je hebt een probleem.", en daarbij dreigend een op een mes gelijkend voorwerp in de richting van die [getuige 2] heeft gehouden, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg.
hij op 10 februari 2009 in de gemeente Roermond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pakje sigaretten (Templeton), toebehorende aan [slachtoffer 4].
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
T.a.v. 04/816558-08 feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
T.a.v. 04/816558-08 feit 2:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/816558-08 feit 3:
diefstal.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/816003-09:
diefstal.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/850122-09 feit 1:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 04/850122-09 feit 2:
diefstal.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 26 mei 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat aan verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar, de zogenoemde ISD-maatregel, zal worden opgelegd. Hij heeft daartoe zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd.
Verdachte blijft doorgaan met onrust en overlast veroorzaken, en met strafbare feiten plegen. Zijn Justitiële Documentatie laat zien dat hij een zeer actieve veelpleger is. De strafbare feiten op zijn documentatie zijn niet allemaal zeer ernstig, maar het zijn wel erg vervelende feiten. Verdachte heeft eerder voorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd gekregen, maar dat heeft hem er niet van weerhouden wederom de fout in te gaan.
Vrijwillige behandeling voor zijn verslavingsproblematiek is tot op heden op niets uitgelopen. Slechts met een nieuw op te leggen ISD-maatregel zal de druk voldoende zijn om verdachte af te houden van het plegen van diefstallen en is een plan van aanpak op te stellen ten behoeve van begeleiding naar een goede daginvulling en woonruimte.
Voor het geval de ISD-maatregel wordt toegewezen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 04/850702-05 dient te worden afgewezen.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat de ISD-maatregel geen passende straf is. De ISD-maatregel dient te worden voorafgegaan door een waarschuwing. De maatregel moet een ultimum remedium zijn. Gedwongen afkicken zal waarschijnlijk tot niets leiden. Verdachte ziet hier zelf ook niets in. Het lijkt de raadsman beter te komen tot een voorwaardelijke straf als stok achter de deur. Dit kan eventueel ook een voorwaardelijke ISD-maatregel zijn. Verdachte loopt dan twee jaar op eieren. Verdachte zou graag weer in behandeling gaan bij verslavingskliniek Paschalis, dat is eerder goed bevallen. Er was al een intakegesprek geregeld, maar dit is niet doorgegaan toen er gesproken werd over een eventuele oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
De raadsman betoogt ook afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging. Ten eerste voert hij aan dat de nu ten laste gelegde feiten andersoortige feiten zijn dan de feiten waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd. Dit kan reden zijn de tenuitvoerlegging af te wijzen. Ten tweede is toewijzing van de vordering in casu niet zinvol. Het zou beter zijn de proeftijd te verlengen met een jaar.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf diefstallen, waarvan één met bedreiging met geweld, en aan één drugsgerelateerd feit. Met name de diefstal met bedreiging met geweld is een ernstig feit. Het is een feit van algemene bekendheid is dat er bij slachtoffers van dergelijke delicten lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd.
Maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
Voor de door verdachte begane strafbare feiten is op grond van artikel 67, eerste lid en onder a van het Wetboek van Strafrecht, voorlopige hechtenis toegelaten.
De door verdachte gepleegde feiten maken onderdeel uit van een reeks van delicten die verdachte heeft gepleegd vanaf 1989 tot heden, die zijn weergegeven in een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 16 februari 2009. Uit dit uittreksel, dat thans 19 pagina’s telt, blijkt tevens dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het ten laste gelegde in elk geval drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, die inmiddels ten uitvoer is gelegd.
De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport d.d. 17 april 2009 betreffende verdachte, opgemaakt door mevrouw S. Verdonschot, werkzaam bij de GGZ Noord en Midden Limburg, Justitiële Verslavingszorg. Uit de verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 26 mei 2009 en uit voornoemd rapport blijkt dat het plegen van de strafbare feiten door verdachte sterk samenhangt met zijn verslavingsproblematiek.
Mevrouw Verdonschot rapporteert dat verdachte aan het zogenaamde RISc (Recidive Inschatting schalen) onderzoek heeft meegewerkt en dat daaruit kan worden geconcludeerd dat het leven en functioneren van verdachte is verweven en gesitueerd rond het middelengebruik en crimineel handelen. Verdachte is een aantal keren gestopt met gebruiken, maar vervalt steeds weer in zijn oude gebruikerspatroon. Om de kans op recidive te verminderen zal dit patroon doorbroken moeten worden. Verdachte zegt zijn leven een andere wending te willen geven. Verdachte heeft zelf aangegeven open te staan voor hulpverlening, doch enkel in een vrijwillig traject. Rapportrice is echter van mening dat de in het verleden opgestarte hulptrajecten door verdachte niet zijn afgemaakt. Nu hulpverlening in het kader van een toezicht volgens de rapportrice niet haalbaar is gebleken, omdat verdachte voortijdig afhaakte, is een strakker justitieel kader nodig, namelijk in de vorm van een ISD traject.
De rechtbank overweegt dat het door verdachte plegen van strafbare feiten sterk samenhangt met zijn verslavingsproblematiek. Verdachte is al ruim twintig jaar verslaafd aan verdovende middelen. Het is niet eenvoudig om een dergelijk gedragspatroon op eigen kracht te doorbreken. Om de kans op recidive te verminderen zal dit echter wel moeten gebeuren. Mede gelet op het gegeven dat uit de rapporten blijkt dat ambulante hulp voor verdachte te vrijblijvend is en de recidivekans nauwelijks zal verkleinen, dient er naar het oordeel van de rechtbank dan ook ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte, indien volstaan wordt met ambulante hulp, wederom misdrijven zal plegen. Daarbij komt dat verdachte momenteel geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en bij het opleggen van een voorwaardelijke straf op straat zal belanden, hetgeen de kans op terugval in crimineel gedrag zal doen toenemen. De maatregel kan naar het oordeel van de rechtbank een bijdrage leveren aan de noodzakelijke gedragsverandering. Dit wordt tevens in het belang van de maatschappij geacht, ter bescherming van personen en goederen. De rechtbank zal gelet op het voorstaande de verdediging niet volgen in het verzoek om een voorwaardelijke ISD maatregel op te leggen.
Verdachte heeft veel overlast veroorzaakt door zijn levensstijl en door het plegen van strafbare feiten die daarmee samenhangen. De maatregel strekt behalve tot de beëindiging van de recidive van de verdachte, dan ook voornamelijk tot beveiliging van de maatschappij. Nu verdachte verslaafd is, kan de maatregel mede een bijdrage leveren aan de oplossing van zijn verslavingsproblematiek.
Op grond van het vorenstaande voldoet verdachte aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD maatregel stelt.
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen voor de duur van twee jaren.
10.4. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 3] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit 1 met parketnummer 04/850122 geleden materiële schade.
[slachtofer 3] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 798,05 gesteld, namelijk
€ 89,00 voor de radio/cd-speler en € 709,05 voor reparatie van het rechter deurpaneel en raammechanisme van de auto, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het ten laste gelegde feit 1 met parketnummer 04/850122 bewezen verklaard. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering geheel voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 798,05.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 798,05 te betalen ten behoeve van [slachtoffer 3], zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36f, 38m, 57, 91, 310, 311, 312,
Opiumwet art. 2, 10.
12. De vordering tot tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tot tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde bij vonnis van de Politierechter te Roermond d.d. 25 november 2005 in de zaak met parketnummer 850702-05 opgelegde straf, ten aanzien waarvan toen was bepaald dat deze voorwaardelijk niet tenuitvoergelegd zou worden.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging het ISD-traject zou doorkruisen, en acht dit niet wenselijk.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 1, 2 en 3 van de tenlastelegging met parketnummer 04/816558-08, het feit van de tenlastelegging met parketnummer 04/816003-09 en feit 1 en 2 van de tenlastelegging met parketnummer 04/850122-09 zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres en woonplaats]
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 3], te betalen een bedrag van € 798,05;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van
€ 798,05, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3];
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 798,05, ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tot tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde bij vonnis van de Politierechter te Roermond d.d. 25 november 2005 in de zaak met parketnummer 850702-05 opgelegde straf, ten aanzien waarvan toen was bepaald dat deze voorwaardelijk niet tenuitvoergelegd zou worden.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, A.K. Kleine en A.H.M.J.F. Piëtte, rechters, van wie mr. A.K. Kleine, voornoemd, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Sluymer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd op 9 juni 2009.
Mrs. F. Oelmeijer en A.H.M.J.F. Piëtte zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.