ECLI:NL:RBROE:2009:BI3650

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
11 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08 / 1687 WRO en 08/1876 WRO
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten van de gemeente Venlo inzake vrijstelling en aanlegvergunning voor bouwprojecten

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond uitspraak gedaan op 11 mei 2009 in een geschil tussen Vesteda Project BV en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo. De zaak betreft twee beroepen die zijn ingesteld door Vesteda Project BV tegen besluiten van de gemeente Venlo. Het eerste beroep, geregistreerd onder nummer 08/1687 WRO, betreft een besluit van 26 augustus 2008 waarbij de gemeente Venlo vrijstelling verleende voor de verlegging van de professor Gelissensingel en het realiseren van de Weerd in het plangebied Maaswaard. Het tweede beroep, geregistreerd onder nummer 08/1876 WRO, betreft een besluit van 16 juni 2008 waarbij een aanlegvergunning werd verleend voor het aanleggen en verleggen van kabels en leidingen en het aanleggen van een rijbaan op het perceel van de professor Gelissensingel.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat Vesteda Project BV geen rechtstreeks belang heeft bij de besluiten, maar slechts een afgeleid belang op basis van een raamovereenkomst en een arbitragevonnis met de gemeente Venlo. De rechtbank concludeert dat Vesteda Project BV niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor werd het beroep tegen het besluit van 26 augustus 2008 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 16 juni 2008 ongegrond. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft de zaak behandeld in enkelvoudige kamer en de uitspraak is gedaan door rechter P.J. Voncken, met J.B.J.C.L. Caelers - Sijbers als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08 / 1687 WRO en 08/1876 WRO
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
Vesteda Project BV te Maastricht, eiseres,
gemachtigde mr. J.L. Stoop
tegen
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft verweerder aan de gemeente Venlo op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend voor de verlegging van de professor Gelissensingel en het realiseren van de Weerd in het plangebied Maaswaard in Venlo-Zuid. Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer 08/1687 WRO.
1.2. Bij besluit van 16 juni 2008 heeft verweerder aan de gemeente Venlo een aanlegvergunning verleend. Het tegen dat besluit ingediende bezwaarschrift is door verweerder bij besluit van 7 oktober 2008 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit laatste besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer 08/1867 WRO.
1.3. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en de verweerschriften zijn in afschrift aan eiseres gezonden.
1.4. De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van de rechtbank op 28 april 2009, waar namens eiseres is verschenen mr. H.H.B. Lamers, kantoorgenoot van mr. Stoop, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door J.M.G. Vincken.
.
2. Overwegingen
2.1. Op 29 juni 1995 hebben onder meer de gemeente Venlo en de rechtsvoorganger van eiseres de raamovereenkomst “Venlo-Centrum-Zuid” (hierna: raamovereenkomst) ondertekend. Op grond van deze raamovereenkomst heeft eiseres uitzicht gekregen op de ontwikkeling van een bouwlocatie nabij de Maas, aangeduid als locatie B4. Eiseres had het voornemen om op deze locatie 56 huurwoningen in de vrije sector te realiseren. Locatie B4 is nadien door de gemeente Venlo in het kader van het project Maaswaard aangewezen als compensatiegebied voor de opvang van rivierwater van de Maas waardoor deze locatie niet meer voor eiseres beschikbaar is. In het tussen eiseres en de gemeente Venlo gewezen arbitragevonnis van 27 december 2006 (hierna: arbitragevonnis) is vervolgens onder meer geoordeeld dat op de gemeente Venlo een inspanningsplicht rust om eiseres een alternatieve locatie aan te bieden. Nadien heeft eiseres de gemeente Venlo gewezen op een perceel aan de kopse kant van het betreffende plangebied dat als alternatieve locatie zou kunnen dienen.
2.2. Op 17 maart 2008 heeft de gemeente Venlo verweerder in het kader van het project Maaswaard verzocht om op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO een vrijstelling te verlenen voor onder meer het verleggen van de professor Gelissensingel. Nadat verweerder het voornemen bekend heeft gemaakt om de gevraagde vrijstelling te verlenen heeft eiseres hiertegen zienswijzen ingediend en onder meer aangevoerd dat de alternatieve locatie aan de kopse kant komt te vervallen als gevolg van de verlegging van de professor Gelissensingel.
2.3. Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft verweerder aan de gemeente Venlo de gevraagde, onder rechtsoverweging 1.1 weergegeven vrijstelling verleend.
2.4. Bij besluit van 16 juni 2008 heeft verweerder aan de gemeente Venlo op grond van de artikelen 14 en 44 van de WRO en artikel 15, lid E, van het bestemmingsplan “Centrum Zuid” desgevraagd een aanlegvergunning verleend voor het aanleggen en verleggen van kabels en leidingen en het aanleggen van een rijbaan op het perceel van de professor Gelissensingel.
2.5. Bij besluit van 7 oktober 2008 heeft verweerder het door eiseres tegen het besluit van 16 juni 2008 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat eiseres geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb.
2.6. Eiseres heeft in beroep onder meer aangevoerd dat zij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb aangemerkt moet worden. In dat verband heeft eiseres onder meer verwezen naar de raamovereenkomst en het arbitragevonnis.
2.7. Verweerder heeft zich in zijn verweerschriften op het standpunt gesteld dat eiseres geen rechtstreeks belang heeft, maar dat sprake is van een afgeleid belang.
2.8. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
2.9. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover van belang, bepaalt dat degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter toe te kennen, alvorens beroep in te stellen bezwaar dient te maken.
2.10. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat eiseres geen grond of woningen in eigendom heeft in het plangebied waarop de onderhavige besluiten zien. Evenmin is sprake van eigendom van grond of van woningen in aangrenzende percelen van dit gebied. Desgevraagd naar een rechtstreeks belang heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting gewezen op de uit de raamovereenkomst en het arbitragevonnis voortvloeiende inspanningsverplichting van de gemeente Venlo om voor eiseres binnen het plangebied een geschikte locatie te vinden voor het bouwen van appartementen.
2.11. De rechtbank concludeert op grond van het onder 2.10 overwogene dat het gestelde belang van eiseres voortvloeit uit de tussen eiseres en de gemeente Venlo gesloten raamovereenkomst en uit het arbitragevonnis. Het belang van eiseres wordt derhalve geraakt via de band van een contractuele relatie met de gemeente Venlo. In navolging van de vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 september 2004, LJN AQ9966, r.o. 2.1, en de uitspraak van 5 juli 2006, LJN AY0360, r.o. 2.2.2) is de rechtbank van oordeel dat hiermee geen sprake is van een rechtstreeks door de onderhavige besluiten geraakt belang, maar van een zogeheten afgeleid belang. Nu verder van geen ander belang is gebleken is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet als een belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Daaraan doet niet af dat verweerder eiseres kennelijk eerder wel als belanghebbende heeft aangemerkt in een handhavingprocedure over het betreffende gebied. De rechtbank wijst daartoe erop dat de vraag wie belanghebbende is bij een besluit en in verband daarmee gerechtigd is bezwaar of beroep in te stellen een vraag van openbare orde is.
2.12. Gelet op het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid, van de Awb volgt uit bovenstaande overwegingen dat het beroep van eiseres tegen het besluit van 26 augustus 2008 niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het vorenstaande betekent voorts dat verweerder het bezwaar van eiseres, gelet op artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, tegen het besluit van 16 juni 2008 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard zodat het beroep van eiseres tegen het besluit van 8 oktober 2008 ongegrond is.
2.13. De rechtbank ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank Roermond;
gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht;
In het geding met reg.nr. 08/1687 WRO:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
In het geding met reg.nr. 08/1876 WRO:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. P.J. Voncken, in tegenwoordigheid van J.B.J.C.L. Caelers - Sijbers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2009
w.g. J.B.J.C.L. Caelers - Sijbers, griffier
w.g. mr. P.J. Voncken, voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 11 mei 2009
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd