ECLI:NL:RBROE:2009:BI3600

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
6 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850583-08
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en veroordeling tot poging zware mishandeling na steekincident

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 6 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging zware mishandeling. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 2 augustus 2008 in Weert. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer, met wie hij een conflict had, twee keer met een vleesmes heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een mes van 14 centimeter heeft gestoken, maar er was onvoldoende bewijs voor de opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er geen aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer was, omdat de verwondingen niet ernstig genoeg waren om te concluderen dat vitale organen geraakt konden worden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag.

Echter, de rechtbank oordeelde wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging zware mishandeling, omdat hij bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard door met een mes te steken. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten, maar ook met het feit dat hij de confrontatie niet had gezocht en dat het incident hem was overkomen. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met de voorwaarde dat de verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering houdt. De rechtbank benadrukte dat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden en dat er minder ingrijpende middelen beschikbaar waren geweest om de situatie op te lossen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/850583-08
Uitspraak d.d. : 6 mei 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 april 2009.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 02 augustus 2008 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
met een (vlees)mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 02 augustus 2008 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal, met een (vlees)mes, in elk geval een scherp voorwerp, in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake al het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 02 augustus 2008 in de gemeente Weert opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (vlees)mes, in elk geval een scherp voorwerp, in het lichaam heeft gestoken, waardoor
voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 22 april 2009 gevorderd dat het primair ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
7.2 Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde (poging doodslag) heeft begaan.
Uit het in deze zaak opgemaakt proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er op 2 augustus 2008, omstreeks 04.30 uur, bij de betreffende verbalisanten een melding is binnengekomen om te gaan naar het adres [adres] te Weert in verband met een paniektelefoon van een vrouw op dit adres. Ter plaatse aangekomen treffen de verbalisanten op straat slachtoffer [slachtoffer] aan. Door de verbalisanten werd gezien dat [slachtoffer] bloed op zijn rug had. Nadat het slachtoffer [slachtoffer] zijn shirt had uitgetrokken zagen de verbalisanten bij het slachtoffer twee banen bloed lopen vanaf de schouders tot aan de onderzijde van het shirt. Tevens zagen zij op de linker en de rechter schouder twee inkepingen waar bloed uit kwam. Vervolgens hebben de verbalisanten het slachtoffer naar de Eerste Hulp Post van het ziekenhuis te Weert gebracht voor verdere medische behandeling en hem daar achtergelaten.
Het dossier bevat geen verdere (medische) gegevens met betrekking tot de aard, de exacte plaats en de ernst van de verwonding(en) aan het lichaam van [slachtoffer]. Derhalve is ook niet bekend of er als gevolg van de steken met het mes vitale organen van [slachtoffer] zijn (konden worden) geraakt en/of snel medisch ingrijpen geboden was. Het proces-verbaal behelst evenmin een verklaring van het slachtoffer.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard, dat hij [slachtoffer] twee keer met een (vlees)mes heeft gestoken. Het betreft een mes met een zilveren lemmet van circa 14 centimeter. De rechtbank stelt voorop dat het hanteren van een mes met een lemmet van 14 centimeter naar de uiterlijke verschijningsvorm een geschikt middel kan zijn om iemand van het leven te beroven. Om te komen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde dient de opzet op de levensberoving van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Van bloot opzet op de dood van het slachtoffer is niet gebleken. Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet, in casu op de dood, moet onder andere in elk geval sprake zijn van een minst genomen aanmerkelijke kans of mogelijkheid dat dit gevolg (de dood) daadwerkelijk zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip “aanmerkelijke kans” afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een “kans” die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank kan zich op grond van de gebrekkige informatie met betrekking de feitelijke toedracht en de omstandigheden van het geval geen oordeel vormen of er in dit geval sprake is geweest van een aanmerkelijke kans of mogelijkheid dat het gevolg, de dood van [slachtoffer], daadwerkelijk zou intreden. De rechtbank acht de waarneming van de verbalisanten dat zij “twee inkepingen” op de schouders [slachtoffer] hebben waargenomen volstrekt onvoldoende om op grond van die waarneming alleen te komen tot het oordeel er dus sprake geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] het leven zou laten. Immers hieruit valt niet af te leiden hoe groot het risico was dat vitale lichaamsdelen van het slachtoffer konden worden geraakt. Meer in het bijzonder ontbreekt inzicht in de positie van verdachte en het slachtoffer ten tijde van het steken. De verdachte moet derhalve van dit onderdeel van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande en verdachtes verklaring afgelegd bij de politie en ter terechtzitting d.d. 22 april 2008 van oordeel dat verdachte door twee keer met een mes in het bovenlichaam van [slachtoffer] te steken wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Immers is met het steken met een mes als het onderhavige de kans aanmerkelijk dat zwaar letsel optreedt, hetgeen verdachte blijkens zijn handelen op de koop toe heeft genomen.
7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
7.3.1 (Samenvatting van de) bewijsmiddelen en overweging van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, District Midden-Limburg, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL 233R/08-004764, gedateerd 8 augustus 2008 en de daarbij behorende bijlagen, scan van 19.08.2008 van origineel, pagina 1 tot en met 45.
De verdachte heeft op 2 en 3 augustus 2008 bij de politie verklaard dat hij zich op 2 augustus 2008 in de woonkamer bevond van zijn woning aan de [adres] te Weert en dat hij wakker werd van het geluid van de huisbel. Via de intercom hoorde hij dat de hem bekende [slachtoffer] op de begane grond van de flat stond en dat deze zijn nichtje [getuige], die in zijn woning verbleef, wilde spreken. Verdachte heeft vervolgens [slachtoffer] de toegang tot zijn woning geweigerd. Daarop is verdachte naar het balkon van zijn woning gegaan en heeft hij [slachtoffer] vandaar gesommeerd naar huis te gaan. Verdachte zag dat [slachtoffer] daarna op het balkon van zijn onderbuurvrouw klom waarop hij zijn woning is binnengegaan en naar de keuken is gerend en daar een vleesmes heeft gepakt. Met dit mes in zijn hand is hij teruggelopen naar het balkon. Aangekomen bij het balkon zag hij dat [slachtoffer] zich al voor de ijzeren railing van zijn balkon bevond en met een hand al de balkondeur vasthield. Verdachte heeft daarop met zijn vrije hand geprobeerd de balkondeur los te trekken. Toen dit niet lukte heeft hij in het donker twee keer met het vleesmes op de rug van [slachtoffer] ingestoken. Verdachte verklaart ook dat hij twee keer [slachtoffer] met het mes te hebben geraakt. Enkele minuten later arriveerde de politie ter plaatse.
Uit het proces-verbaal bevindingen blijkt dat twee verbalisanten belast met regionale noodhulpdienst van de regio Limburg-Noord, district Midden-Limburg, op 2 augustus 2008, omstreeks 4.30 uur, van de regionale meldkamer het verzoek hebben gekregen te gaan naar de [adres] te Weert in verband met een paniektelefoon van een vrouw op dit adres. Ter plaatse troffen de verbalisanten een man aan op de rijbaan bij de flatwoningen van de [adres]. Het betrof de verbalisanten ambtshalve bekende [slachtoffer]. De verbalisanten zagen dat in pand [adres] het licht aan was en een negroïde man en een vrouw voor het raam stonden. De verbalisanten zagen dat de rugzijde van [slachtoffer] voornoemd bebloed was. Er bevonden zich twee brede banen met bloed vanaf de schouders tot aan de onderzijde van het shirt. Nadat [slachtoffer] zijn shirt had uitgetrokken zagen de verbalisanten dat de rug van [slachtoffer] helemaal bebloed was en dat op de linker en rechter schouder van [slachtoffer] twee inkepingen waren waar bloed uit kwam. De inkepingen waren ongeveer 15 millimeter groot. Het bloed op het lichaam van [slachtoffer] was niet gestold.
Vervolgens werden de verbalisanten aangesproken door een man die op het balkon van het flatwoning [adres] stond. De verbalisanten hoorden dat deze man, de latere verdachte [verdachte], tegen hen zei dat hij [slachtoffer] twee keer met een mes had gestoken.
In de woning troffen de verbalisanten de verdachte [verdachte] aan en zijn nichtje [getuige] aan, de ex-vriendin van het slachtoffer [slachtoffer]. Verdachte verklaarde uit eigener beweging dat hij [slachtoffer] twee keer had gestoken toen deze aan zijn balkon hing waarna [slachtoffer] naar beneden is gevallen. Verdachte is hierop door de verbalisanten aangehouden. De verdachte heeft het zwarte mes waarmee hij daarvoor [slachtoffer] had gestoken aan de verbalisanten overhandigd.
Uit de kennisgeving van inbeslagneming blijkt dat op 2 augustus 2008, te 06.04 uur, op het adres [adres] te Weert onder de [verdachte] een vleesmes in beslag is genomen met zwart handvat en zilveren lemmet. Uit de bij de kennisgeving gevoegde foto’s van het mes blijkt dat de lengte van lemmet circa 14 centimeter bedraagt .
De getuige [getuige], het nichtje van verdachte, heeft bij de politie verklaard dat zij zich op 2 augustus 2008 omstreeks 4.30 uur in de woning van verdachte bevond en zij haar ex-vriend [slachtoffer] hoorde schreeuwen naar verdachte. Op een gegeven moment heeft zij gezien dat verdachte naar de keuken liep en hoorde dat verdachte iets uit de keukenlade pakte en vervolgens snel naar het balkon liep. Kort daarop komt verdachte met een mes in zijn hand naar de getuige toe en zegt tegen haar dat hij [slachtoffer] heeft gestoken.
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 augustus 2008 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, met een mes in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en kwalificatie
8.1. De strafbaarheid
De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging daar verdachte heeft gehandeld uit noodweer.
Voor de behandeling van het verweer gaat de rechtbank uit van de feiten en omstandigheden zoals die reeds hierboven zijn weergegeven en de door [slachtoffer] geuite bedreigingen naar verdachte en zijn nicht [getuige]. Uit deze toedracht blijkt in de eerste plaats dat er sprake is geweest van een dreigende ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte eigen lijf en/of van zijn nicht [getuige] waartegen hij zich mocht verdedigen. De rechtbank is echter, gelet op de aard van de aanval op dat moment, het beklimmen/hangen door het slachtoffer aan het balkon van de woning van verdachte, van oordeel dat het door verdachte gekozen verdedigingsmiddel en de wijze waarop hij dit heeft aangewend in die situatie een te zwaar middel was dat disproportioneel is toegepast. Door het mes te hanteren zoals bewezenverklaard heeft verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden. Minder vergaande oplossingen (zoals weglopen, slaan, schoppen, het sluiten van de balkondeur) dan gebruikmaking van het mes waren mogelijk geweest. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweer.
8.20. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
t.a.v. subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De stelling van de raadsvrouw dat er bij verdachte sprake was van noodweerexces verwerpt de rechtbank, nu de raadsvrouw ter onderbouwing van die stelling niets naar voren heeft gebracht. Ter terechtzitting heeft verdachte overigens aan de rechtbank ook niet kunnen overbrengen dat er bij hem sprake was van de voor noodweerexces noodzakelijke heftige gemoedsbeweging.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 22 april 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van primair bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van achttien maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft subsidiair gepleit voor een rechterlijk pardon.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling door het slachtoffer [slachtoffer] twee keer met een mes met een lemmet van circa 14 centimeter in zijn bovenlichaam te steken. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft verdachte geen rekening gehouden met de ernstige gevolgen die zijn handeling teweeg had kunnen brengen en de gevoelens van schrik en angst die een dergelijke gedraging bij het slachtoffer kunnen oproepen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte volgens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 24 januari 2009 in het verleden meermalen ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging wel rekening mee dat verdachte de confrontatie met het slachtoffer niet heeft gezocht en dat het gebeuren hem als het ware is overkomen. Verdachte heeft daarbij een verkeerde keuze gemaakt .
Anderzijds heeft de rechtbank kennisgenomen van het omtrent verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport. De rechtbank ziet daarin aanleiding een verplicht reclasseringscontact aan verdachte op te leggen. Om dit mogelijk te maken en tevens te voorkomen dat verdachte zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig zal maken zal de rechtbank naast een werkstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. De rechtbank acht het gewenst als de reclassering bij de concrete invulling van het reclasseringstoezicht ook aandacht zal besteden aan de wijze waarop verdachte kennelijk reageert op een voor hem stressvolle situaties en de keuzes die hij vervolgens maakt om een dergelijke situatie het hoofd te kunnen bieden.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 120 en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf of een rechterlijk pardon zoals door de verdediging is bepleit, dan na te melden straffen.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27,
45, 302
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis welke verdachte
heeft ondergaan twee uren taakstraf worden gesteld.
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes maanden;
beveelt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, regio Limburg, zolang deze
instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Vonnis gewezen door mrs. V.P. van Deventer, M.B.Th.G. Steeghs en
C.C.W.M. Aretz, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 6 mei 2009.
Mr. C.C.W.M. Aretz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.