ECLI:NL:RBROE:2009:BI2463

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
23 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
9255 / JE RK 09-373
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uithuisplaatsing van minderjarige door kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Roermond op 23 april 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de ouders zich niet aan gemaakte afspraken hielden. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2009 waren zowel de moeder als de vader aanwezig, bijgestaan door hun respectieve vertegenwoordigers. De gezinsvoogd heeft gesteld dat de moeder lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en dat er signalen zijn dat zij niet in staat is om voor de minderjarige te zorgen. De ouders zijn uit elkaar gegaan en de vader is niet in staat om voor de minderjarige te zorgen. De gezinsvoogd heeft aangegeven dat er afspraken zijn gemaakt om een uithuisplaatsing te voorkomen, maar dat deze niet zijn nageleefd door de ouders. De moeder heeft echter betwist dat zij zich niet aan de afspraken heeft gehouden en heeft aangevoerd dat zij in staat is om voor de minderjarige te zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt tussen de gezinsvoogd en de ouders en dat de gezinsvoogd zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het niet nakomen van afspraken niet van dien aard is dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de stichting afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaak-/rolnummer: 92599 / JE RK 09-373
Beschikking van 23 april 2009 betreffende een jeugdbeschermingsmaatregel
in de zaak van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 2005, hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige en verzoeker als belanghebbenden aan:
- [moeder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de moeder,
- [vader],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vader.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, mede kantoorhoudende te Weert, heeft op 19 maart 2009 een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, strekkende tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige.
1.2. Het plan van aanpak en het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling, alsmede het indicatiebesluit zijn bij het verzoekschrift overgelegd.
1.3. Op 7 april 2009 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft daarvan aantekening gehouden.
Bij de behandeling zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door mr. L.H. Janssen-Dekkers;
- de vader,
- [gezinsvoogd], gezinsvoogd.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de beide ouders samen.
De minderjarige is ondertoezicht gesteld van de stichting voornoemd. De ondertoezichtstelling loopt door tot 19 februari 2010.
2.2. De gezinsvoogd heeft in het verzoekschrift en ter terechtzitting aangevoerd dat er bij de moeder sprake is van een zgn. borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken.
De ouders zijn uit elkaar gegaan en de vader is niet in staat voor de minderjarige te zorgen. De gezinsvoogd heeft gesteld dat ter voorkoming van een uithuisplaatsing van de minderjarige afspraken zijn gemaakt tussen de gezinsvoogd, de ouders en het netwerk.
Dat de ouders, met name de moeder, zich stelselmatig niet aan de afspraken hebben gehouden blijkt – volgens de gezinsvoogd – uit signalen van het netwerk en uit een anonieme brief die bij de stichting is bezorgd, van de inhoud waarvan de rechtbank niet op de hoogte is gebracht. De signalen betreffen de bedtijden, het te laat of niet verschijnen op school, het gedrag van de minderjarige op school, het geven van verkeerde informatie door de moeder aan de stichting en het onderling, zonder de gezinsvoogd te informeren, maken van afspraken tussen de ouders.
Ook een zgn. gezinsopname in de psychiatrische kliniek de Grote Beek was een van de gestelde voorwaarden. De moeder heeft alsnog te kennen gegeven daar niet (langer) aan mee te willen werken .
De gezinsvoogd heeft gesteld dat een uithuisplaatsing van de minderjarige thans noodzakelijk is, nu de stichting de hulp die de moeder nodig heeft niet kan bieden.
2.3. Namens en door de moeder is betwist dat de ouders zich stelselmatig niet aan de afspraken zouden hebben gehouden. Dat de ouders onderling in goede verstandhouding afspraken hebben gemaakt omtrent de minderjarige, zou de gezinsvoogd juist positief moeten waarderen en dienen aan te moedigen. De ouders zijn na de beëindiging van hun relatie juist goed in staat tot onderlinge communicatie over de kinderen.
De moeder heeft betwist dat zij de minderjarige te laat naar bed en naar school brengt. De informatie van de gezinsvoogd heeft betrekking op gebeurtenissen uit het vorige jaar en niet op dit jaar.
Bij de moeder is een borderline persoonlijkheidsstoornis gediagnostiseerd, maar niet gebleken is dat het een ernstige vorm betreft, waardoor zij de minderjarige niet zelf zou kunnen opvoeden. Voorts heeft de moeder gesteld dat volgens de GGZ te Weert er onvoldoende redenen zijn om de moeder binnen hun - of een andere - inrichting te behandelen. Uit het psychologische rapport blijkt ook niet dat de moeder zou moeten worden opgenomen in de Grote Beek. Die opname is door geen enkele deskundige geadviseerd, maar werd door de gezinsvoogd als voorwaarde geteld om een uithuisplaatsing van de kinderen af te wenden.
De anonieme brief zou volgens de moeder een melding betreffen van een buurtbewoner over het feit dat een buurvrouw van de moeder korte tijd op de minderjarige zou hebben opgepast, toen de moeder van huis weg moest. Die buurvrouw zou volgens de anonieme briefschrijver psychisch niet helemaal in orde zou zijn, iets wat de moeder overigens niet bekend is. Volgens moeder gaat de buurvrouw echter erg goed met de minderjarige om en betreft het bovendien slechts een eenmalige gebeurtenis.
2.4. De vader heeft ter zitting gesteld dat de gezinsvoogd hem niet heeft uitgenodigd bij het laatste netwerkgesprek, zodat gesteld kan worden dat de gezinsvoogd zich ook niet aan de afspraken heeft gehouden, hetgeen de vader niet in het belang van de minderjarige acht.
Daarnaast heeft de vader aangevoerd dat de ouders inmiddels goed met elkaar kunnen communiceren over de minderjarige. Hij vindt dat juist een pluspunt.
2.5. De kinderrechter overweegt ten aanzien van het verzoek van de stichting allereerst dat hem niet is gebleken van gemaakte afspraken tussen de moeder en de gezinsvoogd ter terechtzitting van 12 februari 2009, zoals de gezinsvoogd thans stelt. Aan de hand van de rapportages van de gezinsvoogd heeft de kinderrechter trachten na te gaan welke afspraken er zijn gemaakt. De kinderrechter komt dan tot de volgende opsomming:
- de moeder borgt dat haar nieuwe vriend geen opvoedingsverantwoordelijkheid neemt;
- de moeder borgt dat haar nieuwe vriend geen contact zoekt of heeft met de kinderen op de momenten dat de kinderen bij moeder verblijven, concreet betekent dit dat de nieuwe vriend van de moeder niet in huis is als de kinderen thuis zijn;
- de vader borgt dat hij geen rechtstreekse contact legt met de moeder en dat hij de moeder en de kinderen niet in de thuissituatie opzoekt en dat afspraken over de omgang via de stichting lopen;
- de moeder e-mailt dagelijks aan de stichting over hoe het met de kinderen gaat;
- na de weekendlogeerpartijen bij de vader en de oma volgt verslaglegging over hoe de weekenden zijn verlopen.
Daarnaast ligt er de volgende oude afspraak:
- de moeder neemt deel aan onderzoeken van de GGZ en laat zich diagnosticeren.
2.6. Het is de kinderrechter niet duidelijk wat de afspraak is omtrent de gezinsopname bij de Grote Beek. Verwijzend naar de beschikkingen van kinderrechter van deze rechtbank van 7 januari 2009 en 18 februari 2009 lijkt de informatie hieromtrent tegenstrijdig.
Voorts blijkt uit de rapportage evenmin van een concrete afspraak hieromtrent.
De informatie die de gezinsvoogd ter zitting heeft gegeven en die afkomstig zou zijn van de crèche/school, lijkt – gelet op het analyseverslag d.d. 11 december 2008 – te zijn verouderd. De gezinsvoogd heeft vervolgens zijn door moeder nadrukkelijk weersproken stelling dat deze problemen thans nog immer aan de orde zijn, in het geheel niet met feiten gestaafd.
De ter zitting door de moeder weersproken stelling van de gezinsvoogd dat de moeder onjuiste informatie zou verstrekken, is niet onderbouwd of met feitelijke voorvallen gestaafd.
De kinderrechter overweegt ten aanzien van de anonieme brief allereerst dat de gezinsvoogd ter zitting nadrukkelijk heeft gesteld dat de anonieme brief, waarover hij de rechtbank geen inhoudelijke mededelingen wilde doen, niet zwaar heeft meegewogen in het standpunt van de stichting omtrent de uithuisplaatsing. De brief is niet in het geding gebracht, waardoor de kinderrechter geen, in ieder geval onvoldoende kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan. De kinderrechter zal de brief dan ook niet betrekken in zijn beoordeling.
2.7. De kinderrechter heeft noch uit de rapportages, noch uit de verklaringen van de gezinsvoogd ter zitting, een duidelijk beeld gekregen van de afspraken die er thans zijn gemaakt en bestaan tussen de gezinsvoogd en de moeder ( de ouders) en voorts welke afspraken, wanneer en op welke wijze door de moeder (de ouders) zouden zijn geschonden.
Het niet nakomen van de mogelijk gemaakte afspraak dat de ouders niet in onderling overleg afspraken zouden mogen maken omtrent de omgangsregeling, acht de kinderrechter niet van dien aard dat dientengevolge een uithuisplaatsing noodzakelijk is geworden.
2.8. De kinderrechter zal, gelet op het vorenstaande, het verzoek van de stichting afwijzen.
3. De beslissing
De kinderrechter
3.1. wijst het verzoek van de stichting af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.A.M. Beaumont, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 23 april 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.