zaaknummer / rolnummer: 92590 / KG ZA 09-55
Vonnis in kort geding van 29 april 2009
[de man],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.J.H.S. Thomassen,
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.V.T.E. van der Woning.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de eis in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Deze rechtbank heeft op 5 april 2001 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Die uitspraak is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2. Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarigen:
1. [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999;
2. [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000.
2.3. Bij uitspraak van 5 november 2003 heeft deze rechtbank een omgangsregeling tussen de man en de kinderen bepaald van een weekend per veertien dagen van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.00 uur. Bij uitspraak van deze rechtbank van 8 maart 2006 is de omgangsregeling gewijzigd in een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur en de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te regelen.
2.4. Bij brief van 6 februari 2009 heeft de advocaat van de vrouw aan de man kenbaar gemaakt dat de omgangsregeling voor onbepaalde tijd wordt opgeschort, omdat het belang van de kinderen zich tegen omgang verzet. Zij kondigt voorts aan een verzoekschrift tot beëindiging van de omgangsregeling en wijziging van het gezag bij de rechtbank te zullen indienen.
2.5. Op 31 maart 2009 heeft de advocaat van de vrouw een verzoekschrift bij de kinderrechter ingediend tot beëindiging danwel schorsing voor twee jaar van de omgangsregeling en tot wijziging van het gezamenlijk gezag in het eenhoofdig gezag.
3. Het geschil in conventie
3.1. De man vordert samengevat – nakoming van de omgangsregeling door de vrouw, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,= per keer dat de vrouw daarmee in strijd handelt, kosten rechtens.
3.2. De vrouw voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. De vrouw vordert samengevat – schorsing van de omgangsregeling, totdat de kinderrechter in de bodemprocedure een eindbeschikking heeft gewezen.
4.2. De man voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en reconventie
5.1. De man heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering nu hij thans geen omgang meer heeft met zijn kinderen. De vrouw heeft eveneens een spoedeisend belang bij haar vordering te weten de grote zorgen over de kinderen bij het voortduren van de omgang.
5.2. De vraag is of in dit geval een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereist is.
5.3. De man stelt dat het in het belang van de kinderen is dat de omgangsregeling integraal wordt nagekomen. De kinderen zijn heel graag bij hem en hebben aangegeven bij hem te willen wonen. Met de vrouw valt al acht jaar niet te praten. Zij pleegt eigenrichting door de omgang op te schorten.
De man zal op korte termijn een verzoek bij de kinderrechter indienen tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
5.4. De vrouw stelt dat omgang in strijd is met de belangen van de kinderen. De man ondermijnt voortdurend haar gezag en manipuleert de kinderen. De kinderen worden daardoor onrustig. Door mededelingen van de man zijn ze bang dat ze bij hem moeten gaan wonen. Een en ander trekt een grote wissel op het gezinsleven van de vrouw. Zij ziet geen andere oplossing dan de omgang op te schorten, totdat de raad voor de kinderbescherming een onderzoek in de door haar aanhangig gemaakte bodemprocedure heeft gedaan om te bezien hoe het verder moet. De kinderen zijn sinds het stopzetten van de omgang op 30 januari 2009 rustiger. Ze vragen wel naar vader.
5.5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat elk kind recht op omgang heeft met beide ouders en dat omgang in beginsel in het belang van kinderen wordt geacht.
Het is niet aan de vrouw om een door de rechter vastgestelde omgangsregeling eigenmachtig te beëindigen. Zij had daartoe vooraf toestemming aan de (voorzieningen)rechter kunnen en dienen te vragen.
Anderzijds constateert de voorzieningenrechter dat de man door zijn handelwijze het gezag van de vrouw sterk ondermijnt. Hij benadert, na signalen van de kinderen dat zij bij de vrouw zouden worden geslagen, niet eerst de vrouw of haar advocaat, maar maakt daarvan melding bij het AMK, van welke melding de kinderen op de hoogte blijken te zijn. Hij zegt voorts tegen de kinderen dat hij wil proberen hun hoofdverblijf bij hem te krijgen. Daarnaast laat hij de kinderen in de veronderstelling dat zij, als zij twaalf jaar oud zijn, zelf mogen beslissen bij wie zij mogen wonen. De man gaat voorts op vakantie met de kinderen naar het buitenland zonder de vrouw daarover in te lichten. De man lijkt geen inzicht te hebben in zijn aandeel in de ontstane problemen.
De vrouw kan verweten worden dat zij kennelijk op geen enkele wijze met de man wenst te communiceren, wat het voor de man zeer moeilijk zo niet onmogelijk maakt problemen over de kinderen met haar te bespreken. Zij diskwalificeert de man door te zeggen dat hij kennelijk ongeschikt of niet in staat is tot omgang. Daarmee draagt zij bij aan het blijven voortbestaan van de problemen en mist kennelijk het inzicht in de kwalijke gevolgen die dat voor de kinderen met zich meebrengt. Door het ontbreken van enige communicatie worden de kinderen ernstig belast.
5.6. Het wantrouwen over en weer blijkt zo groot dat het belang van de kinderen geheel uit het oog wordt verloren. Hiermee brengen deze ouders hun kinderen in een onmogelijke positie. De ouders zeggen het belang van de kinderen voor ogen te hebben maar handelen daar niet naar. Zij gedragen zich niet als verantwoorde ouders. Het zijn niet de kinderen maar de ouders die behoren te bepalen bij wie de kinderen hun hoofdverblijf hebben. Ouders dienen hun kinderen niet in de positie te brengen dat zij daarover zelf mogen of moeten beslissen. Dat geldt ook als de kinderen de twaalfjarige leeftijd hebben bereikt, ook al mogen de kinderen dan hun mening kenbaar maken.
Door de opstelling van de ouders leggen zij de verantwoordelijkheid voor een aantal zeer belangrijke zaken bij de kinderen en dat is voor kinderen, zeker nu ze nog zo jong zijn, zeer schadelijk. De kinderen leven daarmee voortdurend in een loyaliteitsconflict, ook nu nog, ruim acht jaar na de scheiding van de ouders.
5.7. De kinderen hebben in ieder geval rust nodig, wat ook blijkt uit het bijgevoegde indicatiebesluit van 15 oktober 2008 van Bureau Jeugdzorg. De voorzieningenrechter acht het niet langer verantwoord dat de kinderen nog langer worden blootgesteld aan deze voor hen zo schadelijke situatie. De voorzieningenrechter acht het dan ook niet in hun belang dat zij nu contact hebben met beide ouders. Nu de vrouw de dagelijkse zorg en opvoeding van de kinderen voor haar rekening neemt, laat de voorzieningenrechter het verblijf van de kinderen bij haar prevaleren. Dat betekent dat de voorzieningenrechter zal beslissen dat de omgang tussen de man en de kinderen wordt geschorst totdat de rechter in door de vrouw aanhangig gemaakte bodemprocedure heeft beslist. In de bodemprocedure zal moeten worden bezien wat er nodig is voor deze kinderen om vrijelijk contact met beide ouders te kunnen onderhouden. Het is aan de ouders de kinderen niet verder in te zetten in hun onderlinge strijd en te zorgen voor enige communicatie.
5.8. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
6.1. wijst de vordering af,
6.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.3. schorst de bij uitspraak van deze rechtbank van 8 maart 2006 bepaalde omgangsregeling tussen de man en de kinderen, totdat de rechter in de door de vrouw aanhangig gemaakte bodemprocedure heeft beslist,
6.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C.G. Brants en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2009.?