ECLI:NL:RBROE:2009:BI1270

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
31 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09 / 432
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot sluiting van woning wegens drugsoverlast

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Roermond op 31 maart 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.C. van Heerd, was gericht tegen de burgemeester van de gemeente Venlo, die had besloten om de woning van verzoeker te sluiten op basis van de "Beleidsregels ter voorkoming en ter bestrijding van drugsoverlast". De voorzieningenrechter constateerde dat de beleidsregels niet waren aangepast aan de inwerkingtreding van artikel 13b van de Opiumwet per 1 november 2007. Dit gebrek in de beleidsregels leidde tot de conclusie dat de sluiting van de woning, die zonder voorafgaande waarschuwing voor een periode van zes maanden was opgelegd, niet op voldoende kenbare wijze was gemotiveerd.

De rechter oordeelde dat het belang van verzoeker bij zorgvuldige besluitvorming zwaarder woog dan het belang van verweerder bij onmiddellijke uitvoering van de sluiting. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorste het bestreden besluit van 19 maart 2009. Tevens werd verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van verzoeker waren begroot op EUR 644,00. De rechter benadrukte dat de gebrekkige motivering van het besluit verzoeker in zijn verweermogelijkheden schaadde en een zinvolle rechterlijke toetsing bemoeilijkte. De uitspraak werd gedaan met de mededeling dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 432
Proces verbaal van de met toepassing van artikel 8:67 juncto artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedane mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Roermond
inzake
[verzoeker] te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde mr. S.C. van Heerd
tegen
de Burgemeester van de gemeente Venlo, verweerder.
Zitting hebben: mr. drs. E.J. Govaers, als voorzitter
mr. F.A. Timmers, als griffier.
1. Mondelinge behandeling
1.1. De mondelinge behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft plaatsgehad ter zitting van 31 maart 2009, waar verzoeker is verschenen bij zijn gemachtigde mr. S.C. van Heerd, advocaat te Tegelen, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. C.H.J.M. Michels.
1.2. Na de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter heden 31 maart 2009 de volgende uitspraak gedaan, onder mededeling dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
2. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond;
gelet op het bepaalde in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht;
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit van 19 maart 2009 tot zes weken na de datum van bekendmaking van het door verweerder te nemen besluit op bezwaar;
veroordeelt verweerder in de kosten van onderhavige procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op EUR 644,00 (wegens de kosten van rechtsbijstand) te vergoeden door de gemeente Venlo aan de griffier der gerechten in het arrondissement Roermond;
bepaalt dat voormelde gemeente aan verzoeker het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van EUR 150,00 volledig vergoedt.
3. Gronden voor de beslissing
3.1. Naar het voorlopig oordeel van de rechter moet verweerder op grond van het bepaalde in artikel 13b van de Opiumwet, zoals dit sinds 1 november 2007 luidt, bevoegd worden geacht tot toepassing van bestuursdwang ten aanzien van de woning van verzoeker aan de [adres] te [woonplaats] nu uit de politierapportage is gebleken dat daar een handelshoeveelheid verdovende middelen is aangetroffen.
3.2. Verweerder heeft van zijn bevoegdheid gebruik gemaakt door genoemde woning zonder voorafgaande waarschuwing met ingang van 31 maart 2009 om 14.00 uur voor een periode van 6 maanden te doen sluiten. Ter motivering van dat besluit is gewezen op de uitgevoerde belangenweging en de laatstelijk op 21 januari 2005 vastgestelde “Beleidsregels ter voorkoming en ter bestrijding van drugsoverlast”. Bij de behandeling ter zitting is door de gemachtigde van verweerder desgevraagd toegelicht dat verweerder op grond van de aangetroffen hoeveelheid drugs en verzoekers (strafrechtelijke en bestuursrechtelijke) antecedenten een bijzonder geval aanwezig heeft geacht om in afwijking van het vastgestelde beleid – zonder voorafgaande waarschuwing – tot sluiting over te gaan.
3.3. De rechter stelt vast dat de beleidsregels, waarnaar verweerder in het bestreden besluit verwijst, gelet op de huidige formulering, niet zijn toegesneden op toepassing van artikel 13b van de Opiumwet. Aanpassing van de beleidsregels naar aanleiding van de inwerkingtreding van artikel 13b Opiumwet per 1 november 2007 heeft tot dusver niet plaatsgevonden en wordt door de rechter zonder meer aangewezen geacht met het oog op toekomstige besluitvorming door verweerder mocht deze zijn gestoeld op voornoemd beleid. Mede in aanmerking genomen dat het zonder voorafgaande waarschuwing sluiten van een woning voor de duur van 6 maanden naar zijn oordeel een ingrijpend besluit is, heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de rechter niet op voldoende kenbare wijze recht gedaan aan de eisen die onder meer in de artikelen 3:4 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan behoorlijke besluitvorming worden gesteld. Nu ter motivering van het besluit niet verwezen kan worden naar de vastgestelde beleidsregels had het op de weg van verweerder gelegen om de belangenafweging, die aan het genomen bestuursdwangbesluit ten grondslag heeft gelegen, expliciet weer te geven en adequaat te motiveren waarom in het onderhavige geval een sluiting gedurende 6 maanden zonder voorafgaande waarschuwing gerechtvaardigd is te achten. Naar het (voorlopig) oordeel van de rechter wordt verzoeker door de gebrekkige wijze van besluitvorming in zijn verweermogelijkheden geschaad en wordt een zinvolle rechterlijke toetsing ernstig bemoeilijkt. De rechter sluit niet uit dat het geconstateerde gebrek aan deugdelijke motivering en kenbare, inzichtelijke belangenafweging bij het te nemen besluit op bezwaar kan worden hersteld. Desondanks acht de rechter termen aanwezig om tot schorsing van het bestreden besluit over te gaan nu het belang van verzoeker bij een zorgvuldige besluitvorming zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder bij onmiddellijke uitvoering van de voorgenomen sluiting van verzoekers woning. Daarbij is in aanmerking genomen dat verzoeker thans nog in voorlopige hechtenis zit en hij dus, naar verwachting, niet op korte termijn naar voornoemde woning zal kunnen terugkeren.
Waarvan door de griffier is opgemaakt dit proces verbaal, dat door de voorzieningenrechter en door de griffier is ondertekend.
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 1 april 2009.