Parketnummer : 04/861260-08
Uitspraak d.d. : 03 april 2009
TEGENSPRAAK overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
VONNIS van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [naam]
voornamen : [voornaam]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [plaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 20 maart 2009.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat - na wijziging van de tenlastelegging - terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 2007 tot en met 17 december 2008, te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, op na te melden tijdstippen na te melden voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad en/of omgezet terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf:
a) in of omstreeks de periode van 3 februari 2007 tot en met 25 augustus 2007
een personenauto (merk BMW, kenteken [kenteken]),
b) in of omstreeks de periode van 8 januari 2008 tot en met 3 september 2008
een personenauto (merk BMW, kenteken [kenteken]),
c) in of omstreeks de periode van 22 september 2008 tot en met 17 december
2008 een personenauto (merk Mercedes-Benz, kenteken [kenteken]);
artikel 420ter Wetboek van Strafrecht;
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 2007 tot en met 17 december 2008, in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een personenauto (merk BMW, kenteken [kenteken]) en/of een personenauto (merk BMW, kenteken [kenteken]) en/of een personenauto (merk Mercedes-Benz, kenteken [kenteken]), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikel 420bis subsidiair 420quater Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman bepleit te dien aanzien het volgende. Het delictsbestanddeel “omzetten” in het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft, zoals uit de Memorie van Toelichting blijkt, op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis. Aangezien verdere verfeitelijking hiervan in de tenlastelegging ontbreekt, zal partiële nietigheid van de dagvaarding dienen te volgen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
In tegenstelling tot de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het delictsbestanddeel “omzetten” in het dagelijks taalgebruik voldoende duidelijk is en derhalve geen nadere verfeitelijking behoeft. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer dat de dagvaarding partieel nietig is.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
7. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 20 maart 2009 gevorderd dat het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De raadsman voert aan dat de ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek door de Belastingdienst opgevraagde en aan de opsporingsinstanties verstrekte informatie, van het bewijs dient te worden uitgesloten. Kennelijk is deze burgerinstantie ingezet voor opsporingshandelingen waartoe zij geen wettelijke bevoegdheid heeft. Door de Belastingdienst te betrekken bij het opsporingsonderzoek worden strafrechtelijke waarborgen, zoals het geven van de cautie veronachtzaamd en ontstaat er als het ware een verplichting om mee te werken aan het strafrechtelijk onderzoek en dienaangaande een verklaring af te leggen. Dit heeft tot gevolg dat het bewijs onrechtmatig is verkregen, hetgeen in dit geval resulteert in een vrijspraak.
Voor het overige is de raadsman van mening dat aan de anonieme meldingen, waaruit zou moeten blijken dat verdachte nog altijd actief is in de hennepteelt, geen bewijskracht kan worden ontleend en bij de beoordeling verder buiten beschouwing moeten worden gelaten.
Ten slotte merkt de raadsman op dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen voorhanden zijn om het ten laste gelegde bewezen te verklaren, hetgeen tot vrijspraak dient te leiden. Immers op grond van de bewijsmiddelen kan in plaats van [verdachte ook (naam 1)] worden aangewezen als zijnde de eigenaar van de voertuigen. Bovendien kan in het geval van medeplegen niet worden vastgesteld dat de betreffende personen enige wetenschap hebben gehad omtrent de illegale herkomst van de voorwerpen.
7.1 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft in het bewijs gebruik gemaakt van gegevens die door de Belastingdienst zijn verstrekt. Echter, dit betreffen feitelijke gegevens uit raadpleegbare bestanden waarvoor de door de raadsman geuite bezwaren niet bestaan. Van schending van het verdedigingsbelang is bij deze bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
Het strafdossier bevat een proces-verbaal van verhoor van [naam 1] (verder te noemen [naam 1]). Hierin staan onder meer
- zakelijk weergegeven - het volgende vermeld.
[naam 1] verklaart dat hij gebruik maakt van een Golf GTI, die inmiddels ruim 10 jaar oud is. [naam 1] is de enige die in deze auto rijdt. Af en toe maken zijn kinderen gebruik van deze auto. Zijn vrouw is niet in het bezit van een rijbewijs.
Met betrekking tot de Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] verklaart [naam 1] dat hij de auto van verdachte op verzoek van zijn dochter op zijn naam heeft gezet. Verdachte heeft ongeveer anderhalf tot twee jaar een relatie met zijn dochter. [naam 1] is op enig moment met de papieren van de betreffende auto, die hij van zijn dochter had gekregen, naar het postkantoor gegaan. Daar heeft hij het voertuig op zijn naam laten zetten.
[naam 1] verklaart verder dat verdachte van die auto de originele autosleutels in zijn bezit heeft, als ook een kopie van de autopapieren. In overleg met zijn dochter heeft hij de originele autopapieren bij hem in de woning laten liggen. De autoverzekering is op zijn naam gezet en de wegenbelasting wordt eveneens door hem afgedragen. Zijn vrouw verzorgt het financiële gedeelte met betrekking tot deze auto. [naam 1] weet niet precies hoe verdachte dit met zijn vrouw heeft geregeld.
De auto betreft een Mercedes. Over het type, de kleur, het bouwjaar en de kilometerstand van de betreffende auto kan [naam 1] geen verklaring afleggen, omdat hij zegt dit niet te weten.
Met betrekking tot de BMW 530, met kenteken [kenteken] verklaart [naam 1] dat deze auto op zijn naam heeft gestaan voordat de Mercedes op zijn naam stond. [naam 1] neemt aan dat ook deze auto van verdachte is geweest. Op verzoek van zijn dochter heeft [naam 1] deze auto op zijn naam gezet. De belastinggelden als ook de kosten met betrekking tot de verzekering van de auto zijn door hem betaald. [naam 1] verklaart dat hij deze auto nog nooit gezien heeft.
Met betrekking tot de BMW 645 ci cabrio met kenteken [kenteken] verklaart [naam 1] als volgt. Als hij deze al zelf op zijn naam heeft gezet, hetgeen hij zich overigens niet kan herinneren, dan is dat gegaan zoals hij ten aanzien van de eerdere auto’s heeft verklaard .
Het strafdossier bevat een proces-verbaal van verhoor van [naam 2] (verder te noemen [naam 2]), zijnde de echtgenoot van [naam 1]. Hierin staat onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende vermeld.
[naam 2] verklaart dat zij de verzekering heeft afgesloten met betrekking tot de Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] en de kosten hiervan heeft betaald, als ook de kosten van de wegenbelasting. Over het kenteken en het type van deze auto kan [naam 2] niet verklaren omdat ze hier geen weet van heeft. Zij heeft ook al lang niet meer in deze auto gezeten.
Over hetgeen haar echtgenoot heeft aangegeven ten aanzien van de BMW cabrio met kenteken [kenteken], te weten dat deze aan verdachte toebehoort, wenst zij verder niets te verklaren .
Het strafdossier bevat een proces-verbaal van verhoor van verdachte. Hierin staat onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende vermeld. Verdachte wenst geen verklaring af te leggen omtrent hetgeen [naam 1], zijnde de vader van zijn vriendin [naam 3], ten aanzien van hem en de tenaamstelling van de voertuigen heeft verklaard .
Het strafdossier bevat een kennisgeving van inbeslagneming, waaruit blijkt dat op 10 december 2008 onder verdachte in beslag is genomen een personenauto, merk Mercedes-Benz, met kenteken [kenteken] .
Het strafdossier bevat gegevens afkomstig van de Belastingdienst Limburg betreffende de vermogenspositie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte over het jaar 2007 een bedrag van bruto € 23.202,-- heeft genoten, afkomstig van het UWV en een verzekeringsmaatschappij. De inhouding loonheffing betrof € 5.835,-- . Het saldo van de spaartegoeden van verdachte bedroeg per 01 januari 2007, € 0,-- en per 31 december 2007, € 1.662,-- .
Het strafdossier bevat gegevens afkomstig van de Belastingdienst Limburg betreffende de vermogenspositie van [naam 1]. Over het jaar 2007 heeft [naam 1] een bedrag van bruto € 32.381,-- genoten, afkomstig van het beroepsgoederenvervoer. De inhouding loonheffing bedroeg € 10.024,--. Zijn echtgenote heeft in 2007 een bedrag van € 7.549,-- genoten, afkomstig van het Opstappensioenfonds en het UWV. Het saldo van de spaartegoeden bedroeg per 01 januari 2007, € 0,-- en per 31 december 2007, € 0,-- .
Het strafdossier bevat een uitspraak ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht d.d. 14 november 2007, waaruit blijkt dat de rechtbank te Roermond heeft bepaald dat verdachte voordeel heeft gekregen door middel van strafbare feiten en dat de rechtbank het (geschatte) bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft vastgesteld op € 1.322.174,-- .
Het strafdossier bevat een (raam)proces-verbaal waaruit blijkt dat tegen de hierboven vermelde ontnemingvordering door verdachte beroep is ingesteld, waar tot op heden door het Gerechtshof nog geen beslissing op is genomen.
Ten aanzien van verdachte is in dit kader conservatoir beslag gelegd voor een bedrag van € 140.000,-- .
Het strafdossier bevat een chronologisch overzicht van tenaamstelling afkomstig van de Rijksdienst voor het wegverkeer, van de personenauto gekentekend [kenteken], waaruit blijkt dat deze auto op 03 februari 2007 op naam is gesteld van [naam 1]. Op 25 augustus 2007 is de betreffende auto op naam gesteld van [naam 4] .
Het strafdossier bevat een chronologisch overzicht van tenaamstelling afkomstig van de Rijksdienst voor het wegverkeer, van de personenauto gekentekend [kenteken], waaruit blijkt dat deze auto op 08 januari 2008 op naam is gesteld van [naam 3] en op 21 januari 2008 op naam is gesteld van [naam 1]. Op 03 september 2008 is de betreffende auto op naam gesteld van [bedrijf] .
Het strafdossier bevat een chronologisch overzicht van tenaamstelling afkomstig van de Rijksdienst voor het wegverkeer, van de personenauto gekentekend [kenteken], waaruit blijkt dat deze auto op 22 september 2008 op naam is gesteld van [naam 1] .
Het strafdossier bevat een proces-verbaal waarnemingen voertuig waarin - middels observaties - is vastgelegd wanneer de voertuigen met de kentekens [kenteken], [kenteken] en [kenteken] werden gezien terwijl verdachte optrad als bestuurder, dan wel wanneer het voertuig in de onmiddellijke nabijheid van verdachte is aangetroffen. Hieruit blijken de volgende waarnemingen.
Voertuig met kenteken [kenteken]
21/11/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats nabij de woning van
verdachte
20/11/08: verdachte wordt gezien als bestuurder van deze auto
17/11/08: verdachte wordt gezien als bestuurder van deze auto
14/11/08: betreffende auto wordt gezien bij de woning van de moeder van verdachte
13/11/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte
07/11/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte (14.00 uur)
07/11/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte (8.00 uur)
30/10/08: verdachte wordt gezien als bestuurder van deze auto
24/10/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte
22/10/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats nabij de woning van
verdachte
21/10/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte
10/10/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats nabij de woning van
verdachte
08/10/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats nabij de woning van
verdachte
07/10/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats naast de woning van
verdachte
04/10/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats naast de woning van
verdachte
Voertuig met kenteken [kenteken]
11/08/08: betreffende auto wordt gezien op parkeerplaats nabij de woning van
verdachte
08/08/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats nabij de woning van
verdachte
07/08/08:betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats nabij de woning van
verdachte
01/08/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte
31/07/06: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte
25/07/08: betreffende auto wordt gezien bij de woning van de moeder van verdachte
08/07/08: verdachte wordt gezien als bestuurder van deze auto
05/07/08: verdachte wordt die dag twee maal gezien als bestuurder van deze auto
03/07/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte
20/06/08: betreffende auto wordt gezien bij de woning van de vader van verdachte
18/06/08: verdachte wordt (mogelijk) gezien als bestuurder van de betreffende auto
17/03/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte
14/03/08: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte
18/01/08: betreffende auto wordt gezien op parkeerplaats nabij de woning van de
vader van verdachte
Voertuig met kenteken [kenteken]
16/08/07: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte
15/08/07: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
verdachte
19/07/07: betreffende auto wordt gezien nabij de woning van de vader van verdachte
16/07/07: betreffende auto wordt gezien nabij de woning van de vader van verdachte
22/06/07: betreffende auto wordt gezien op de parkeerplaats achter de woning van
Verdachte
13/04/07: betreffende auto wordt gezien nabij de woning van de vader van
verdachte
Het proces-verbaal bevat een taxatierapport van de Domeinen roerende zaken, waarbij de waarde wordt vastgesteld van de personenauto Mercedes met kenteken [kenteken]. De nieuwwaarde van deze auto wordt bepaald op een bedrag van € 90.000,-, na 1 jaar bedraagt de waarde van deze auto € 75.000,- en na twee jaar € 65.000,- .
De rechtbank overweegt als volgt
Op grond van het feit dat:
- verdachte veelvuldig in verband wordt gebracht met de ten laste gelegde voertuigen, waarvan de aanschafprijs zijn vermogenspositie in aanzienlijke mate overschrijdt;
- [naam 1] verklaart dat het voertuig met kenteken [kenteken] aan verdachte toebehoort en dat hij uit liefdadigheid en op verzoek van zijn dochter de voertuigen op zijn naam heeft gezet en (door middel van zijn vrouw) tevens de financiën (wegenbelasting en verzekeringskosten) met betrekking tot deze voertuigen verzorgt,
- de BMW 530 en de BMW 645 (telkens) ingeruild zijn voor een andere auto, hetgeen uiteindelijk resulteerde in de Mercedes Benz en dat het gelet op deze inruil niet aannemelijk is dat deze auto’s aan iemand anders toebehoorden dan aan diegene die de eigenaar is van de betreffende Mercedes;
- verdachte hierover niet wenst te verklaren;
- er geen legale inkomsten zijn waarmee verdachte de voertuigen heeft kunnen financieren;
- ambtshalve bekend is dat verdachte met de handel in verdovende middelen aanzienlijke geldbedragen heeft verworven, die hem tot op heden nog niet zijn ontnomen en waarvan mag worden aangenomen dat deze nog in zijn bezit zijn;
- een van de auto’s, te weten de BMW met kenteken [kenteken] voor korte duur op naam heeft gestaan van [naam 3],
zijnde de partner van verdachte, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank steun biedt voor de verklaring van [naam 1];
kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte het ten laste gelegde en hieronder bewezen verklaarde feit heeft gepleegd.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat, mochten [naam 1] en zijn echtgenote al niet hebben geweten dat de voertuigen gefinancierd werden met gelden die uit misdrijf afkomstig waren, zij in elk geval willens en wetens de aanmerkelijke kans hiertoe hebben aanvaard.
Bij dit oordeel heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Hetgeen de dochter hen heeft verzocht ten aanzien van de tenaamstelling van de voertuigen is in het normale verkeer zeer ongebruikelijk, tenzij de werkelijke gebruiker zijn identiteit niet kenbaar wenst te maken, waarvan de reden meestal niet op legale gronden berust. Bovendien waren met de voertuigen grote sommen geld gemoeid die menige vermogenspositie te boven gaan. [naam 1] en zijn echtgenote hebben naar het oordeel van de rechtbank derhalve minimaal redelijkerwijs moeten vermoeden dat zij met voertuigen van doen hadden die van illegale gelden afkomstig waren.
Tenslotte acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [naam 1] - zoals de raadsman dat aanvoert - met zijn verklaring (mogelijk) tracht te verhullen dat de voertuigen niet verdachte maar hem toebehoren. Immers is zijn vermogenspositie en die van zijn echtgenote niet toereikend hiervoor en zijn er ook geen aanwijzingen die er op zouden kunnen duiden dat zij op illegale wijze gelden hebben verworven. Bovendien worden de voertuigen bij de observaties op geen enkele manier in verband gebracht met [naam 1] en zijn echtgenote. Indien [naam 1] de beschikking had gehad over de betreffende voertuigen zou hij naar het oordeel van de rechtbank deze normaliter hebben verkozen boven zijn 10 jaar oude Golf GTI.
De rechtbank verwerpt hiermee de verweren van de raadsman.
7.2 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders:
a) in de periode van 03 februari 2007 tot en met 25 augustus 2008 een personenauto merk BMW, kenteken [kenteken], verworven, voorhanden gehad en omgezet;
b) in de periode van 08 januari 2008 tot en met 03 september 2008 een personenauto merk BMW, kenteken [kenteken], verworven, voorhanden gehad en omgezet;
c) in de periode van 22 september 2008 tot en met 10 december 2008 een personenauto merk Mercedes-Benz, kenteken [kenteken], verworven en voorhanden gehad;
terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en kwalificatie
8.1. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
medeplegen van een gewoonte maken van witwassen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 420ter juncto artikel 420bis juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 20 maart 2009, met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van de gevorderde straf rekening gehouden met de aard van de strafbare gedraging alsmede met de omstandigheid dat verdachte al eerder voor strafbare feiten is veroordeeld en dat hij ondanks deze veroordelingen zijn criminele gedragingen heeft voortgezet.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat in vergelijking met de door het Gerechtshof in soortgelijke strafzaken gehanteerde strafmaat, deze disproportioneel hoog moet worden geacht. Verdachte is nooit eerder veroordeeld voor het witwassen van gelden/voorwerpen. Overigens ziet de raadsman de ernst niet van het feit dat er voertuigen zijn aangeschaft met gelden die verband houden met hennepteelt, ten aanzien waarvan een ontnemingvordering is ingesteld waarvoor nog geen onmiddellijke betalingsverplichting bestaat. Een transactie dan wel een geldboete of taakstraf was dan ook meer passend geweest.
In elk geval kan het niet zo zijn dat bij de strafmaat de voertuigen als afzonderlijke witwashandelingen kunnen worden aangemerkt, aangezien hier inruil aan ten grondslag heeft gelegen en deze als het ware in elkaar zijn opgaan.
10.3 overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft de herkomst trachten te verhullen van drie auto’s, die betaald zijn met niet legaal verkregen middelen. Daarnaast heeft hij een geldbedrag witgewassen. De rechtbank acht een dergelijke misdrijf ernstig en overweegt hiertoe als volgt.
Witwassen van illegale gelden tast de integriteit aan van het financiële en economische verkeer en vormt zodoende een bedreiging voor de openbare orde. Immers, gelden met een criminele oorsprong worden in het legale verkeer gebracht zonder dat dit voor (bonafide) deelnemers kenbaar is.
Deze personen worden dus ongemerkt betrokken bij het strafbaar handelen van criminelen. Anderen, die wel op de hoogte zijn, worden door de vaak grote sommen geld die er mee gemoeid zijn, in de verleiding gebracht om hun medewerking te verlenen aan de betrokken constructies, door bijvoorbeeld hun diensten aan te bieden, expertise beschikbaar te stellen of door gebruikmaking van de gelegenheid die een bepaalde functie hen biedt. In het uiterste geval kunnen witwaspraktijken er zelfs toe leiden dat van misdrijf afkomstige geld een machtsfactor wordt die de samenleving corrumpeert. Witwassen vormt aldus een bedreiging voor de maatschappelijke orde. Verdachte heeft zich hier schuldig aan gemaakt.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke misdrijven, doch wel is veroordeeld voor andersoortige strafbare gedragingen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat in deze geen andere straf passend is dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal de gevangenisstraf bepalen voor de duur 12 maanden.
Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijke straf in overeenstemming met de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, alsmede met de persoon van verdachte zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het bovenstaande in aanmerking acht de rechtbank deze strafoplegging meer passend dan hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en door de verdediging is bepleit.
10.4 Verbeurdverklaring
De raadsman voert aan dat op het onder verdachte op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen voorwerp tevens beslag is gelegd in het kader van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. In een dergelijk geval dient laatstgenoemd beslag te prevaleren en is de rechtbank niet bevoegd het voorwerp verbeurd te verklaren.
De officier van justitie is van mening dat ondanks het in het kader van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering gelegde beslag, de rechtbank ingevolge de wettelijke regeling een beslissing zal moeten nemen ten aanzien van de verbeurdverklaring van het in beslag genomen voorwerp.
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank stelt vast dat er ten aanzien van het in beslag genomen goed ten behoeve van een andere strafzaak beslag is gelegd in het kader van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. Een dergelijk beslag laat echter onverlet dat de rechtbank de verbeurdverklaring kan gelasten ten aanzien van het in de onderhavige strafzaak ingevolge artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen voorwerp.
Het in beslag genomen, nog niet teruggegeven hier¬onder genoemde voorwerp, dient naar het oordeel van de rechtbank verbeurd te worden verklaard.
Genoemd voorwerp is vatbaar voor verbeurd¬verklaring, omdat met betrekking tot dit voorwerp het feit is begaan;
- een personenauto, te weten een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken].
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van strafrecht artikel: 10, 27, 33, 33a, 24, 47, 57, 420bis, 420ter.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart verbeurd het hierboven onder 10.4 in beslag genomen voorwerp, te weten:
- een personenauto, te weten een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken].
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, J.H.M. Delnooz-Engels en E.A.M. van Oorschot, rechters, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.W. Gubbels-Willems als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 03 april 2009.