Parketnummer : 04/861235-08
Uitspraak d.d. : 1 april 2009
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2009.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
1.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 23 tot en met 28 juni 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk genoemde [slachtoffer 1] dreigend (via SMS) de woorden heeft toegevoegd:
"Je brengt gewoon dit geld" en/of "Hun zijn hier, komen van ver, willen geld hebben, genoeg gewacht, denk je wel niet met je bedreigen" en/of "Hou me niet voor de gek. We zijn je met 15 man aan het zoeken" en/of "Zeg me direct waar
je bent, anders ga ik je ouders opknappen. Ik weet waar ze wonen" en/of "Ik schiet je dood. Ik heb een 9-mm bij me", en/of "Als je niet betaalt dan krijg je klappen en kom je diep in de problemen" en/of "Ik ken jongens die hebben geweren, die komen jou wel opzoeken" en/of dat hij, verdachte, genoemde [slachtoffer 1] kapot zou slaan en dood zou schieten indien genoemde [slachtoffer 1] niet zou betalen en/of dat hij, verdachte, geld wilde zien, dat hij, verdachte, een 9-mm had en hij, verdachte, genoemde [slachtoffer 1] kapot zou schieten, en/of dat genoemde [slachtoffer 1] met de verkeerde mensen grappen aan het maken was, dat hij over een paar minuten bij de ouders van genoemde [slachtoffer 1] op de stoep kon staan, die ouders op zou knappen en dat er iedere dag EURO 500,-- rente bij zou komen en/of dat genoemde [slachtoffer 1] klappen en problemen zou krijgen als hij de EURO 300,-- niet zou
betalen althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking., terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 317 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 16 mei 2008 te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 2] - terwijl deze op de grond lag - (meermalen) tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 16 mei 2008, te Reuver, in elk geval in de gemeente Beesel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal heeft/hebben geschopt en/of geslagen, tengevolge waarvan [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 maart 2009 gevorderd dat het onder sub 1 en 2 primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard, waarbij sub 1 beperkt dient te worden tot 28 juni 2008.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het sub 1 ten laste gelegde, de poging tot afpersing van [slachtoffer 1] alleen of in vereniging gepleegd.
De raadsvrouw heeft hier toe aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] wilde afpersen. Ook is er niet gebleken van medeplegen nu verdachte niet bewust, volledig en nauw/intensief heeft samengewerkt met [mededader 1].
Verdachte is op 28 juni 2008 slechts meegetrokken in de praktijken van [mededader 1] en heeft zich niet gedistantieerd omdat hij de reactie van [mededader 1] vreesde.
Gelet op de persoon van [mededader 1] kan dat ook niet van verdachte worden verwacht. Nu hij zich niet heeft gedistantieerd kan daaruit echter niet worden geconcludeerd dat er sprake was van intensieve samenwerking.
De verdediging heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van het sub 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Door verdachte is ter zitting opgemerkt dat hij [slachtoffer 2] niet meer geschopt heeft toen deze op de grond lag.
7.2 Bewezenverklaring
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van het sub 1 ten laste gelegde.
Op 28 juni 2008 doet [slachtoffer 1] (verder te noemen aangever) aangifte dat hij volgens hem sinds 23 juni 2008 wordt bedreigd door [mededader 1]. Op 28 juni 2008 belde [mededader 1] met aangever en zei onder andere ‘Hou me niet voor de gek. We zijn je met 15 man aan het zoeken.’ en ‘Zeg me direct waar je bent, anders ga ik je ouders opknappen. Ik weet waar ze wonen.’ Aangever verklaart dat er toen iets knapte bij hem. Hij vroeg aan [mededader 1] waar hij zat en dat het één tegen één moest zijn. [mededader 1] zei toen ‘Nee, ik zit hier al met een paar man in de auto.’ Aangever wilde toen naar het politiebureau, maar dit bleek gesloten.
De vriendin van aangever belde vervolgens in paniek dat [mededader 1] met een paar auto’s bij aangever voor de deur stond. Aangever kreeg hierop een telefoontje van [mededader 1] waarin deze zei ‘Ik schiet je dood. Ik heb een 9-mm bij me.’. Dit telefoontje was anoniem, echter aangever herkende de stem van [mededader 1].
Aangever voelde zich bedreigd en was bang dat [mededader 1] of een van diens vrienden hem iets zou aandoen.
Door de verdachte wordt op 30 juli 2008 verklaard dat hij eind juni rond reed met [mededader 1] en zag dat deze aan het sms’en was. [mededader 1] zei toen dat zijn telefoon leeg was en vroeg of hij met de telefoon van verdachte mocht bellen. Deze telefoon heeft het nummer [telefoonnummer]. [mededader 1] zei toen ook dat hij geld tegoed had van [slachtoffer 1]. Verdachte hoorde toen [mededader 1] aan het bellen was en dat deze zei ‘Je bent met de verkeerde mensen grappen aan het maken. Dat hij over een paar minuten bij zijn ouders op de stoep kon staan, hen op zou knappen en dat er iedere dag 500 euro rente bij zou komen.’ Verdachte had min of meer de indruk dat [mededader 1], [slachtoffer 1] aan het dreigen was zodat [slachtoffer 1] hem zou betalen.
Door de verdachte wordt op 31 juli 2008 verklaard dat nadat zij van de woning van [slachtoffer 1] wegreden, met de twee auto’s, de auto van [slachtoffer 1] tegenkwamen waarin de meisjes reden. Deze auto stopte en [mededader 1] stopte met zijn auto rechts naast die auto en zei tegen die meisjes ‘Zeg maar tegen [slachtoffer 1] dat ik mijn geld wil en elke dag dat het langer duurt komt er 500 euro bij.’
Ook heeft verdachte [mededader 1] die dag horen zeggen dat er iedere dag 500 euro bij zou komen en dat hij de ouders van [slachtoffer 1] op zou knappen.
Door de verdachte wordt ook verklaard dat [mededader 1] met verdachtes GSM naar [slachtoffer 1] heeft gebeld. Hij hoorde dat [mededader 1] over rente sprak en dat deze zei dat er iedere dag 500 euro bij kwam. Ook hoorde verdachte dat [mededader 1] door de telefoon tegen [slachtoffer 1] zei dat hij moest zeggen waar hij zat omdat hij anders zijn ouders op zou knappen. Verder hoorde verdachte [mededader 1] iets zeggen als: ‘Ik ken jongens die hebben geweren. Die komen jou wel opzoeken.’
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij op 28 juni 2008 in het gezelschap was van [mededader 1]. Deze bedreigde [slachtoffer 1] ook via de telefoon van verdachte. [mededader 1] wilde blijkbaar geld van [slachtoffer 1] hebben. Verdachte is daarop met [mededader 1] op zoek gegaan naar deze [slachtoffer 1], later ook nog in het gezelschap van [mededader 2]. Zij hebben de vriendin van [slachtoffer 1] twee keer klemgereden en zijn bij de woning van [slachtoffer 1] geweest, waar ook verdachte door te bellen, waarbij hij zich voordeed als “[naam]”, probeerde uit te vinden of [slachtoffer 1] thuis was. Het was verdachte duidelijk dat [mededader 1] geld wilde hebben van [slachtoffer 1] en dat [mededader 1] zeer intimiderend te werk ging.
Door de getuige [mededader 2] (verder te noemen [mededader 2]) wordt op 4 augustus 2008 verklaard dat hij op een zaterdag 4 tot 5 weken geleden in Reuver was op het Raadhuisplein. [mededader 1] en verdachte zijn toen bij hem in de auto gestapt en ze zijn gaan rondrijden. [mededader 1] zei toen tegen [mededader 2] dat hij naar de [adres] moest rijden omdat [slachtoffer 1] daar woonde en verdachte nog € 300,- van [slachtoffer 1] kreeg. Er was echter niemand thuis. Even later zagen ze [slachtoffer 1] wel rijden in een Seat echter verloren ze hem uit het oog. [mededader 1] laat [mededader 2] vervolgens een hen tegemoet rijdende Rover (van [slachtoffer 1]) tot stoppen dwingen. [mededader 1] schreeuwt en scheldt tegen de meisjes in die auto. Dit was bedreigend en ging er over dat [slachtoffer 1] geld moest betalen aan [mededader 1]. [mededader 2] zag aan de reactie van de meisjes dat ze bang waren.
Weer later rijdt [mededader 2] achter [mededader 1] en verdachte, die rijdt in de auto van [mededader 1] aan, naar de woning van [slachtoffer 1], waar [mededader 1] uitstapt.
Terwijl verdachte en [mededader 1] bij [mededader 2] in de auto zaten, heeft [mededader 1] diverse keren gebeld met zijn eigen telefoon en met die van verdachte. [mededader 1] belde naar de meisjes en naar [slachtoffer 1]. [mededader 2] hoorde [mededader 1] tegen [slachtoffer 1] zeggen dat hij klappen kreeg als hij de 300 euro niet zou betalen. Maar ook ‘Als je niet betaalt, dan knap ik je ouders op.’ [mededader 1] zou ook meerdere keren hebben gezegd ‘Als je niet betaalt dan krijg je klappen en kom je diep in de problemen.’
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte slechts de gedragingen op 28 juni 2008 kunnen worden verweten. Bij de eerdere gebeurtenissen was verdachte immers niet tegenwoordig en niet is gebleken dat hij van de eerdere bedreigingen door [mededader 1] wetenschap heeft gehad. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich op 28 juni 2008 wel degelijk schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing. Uit voorstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte wist dat [mededader 1] geld wilde hebben van [slachtoffer 1] en dat hij dit trachtte te verwezenlijken door het uiten van de nodige bedreigingen. Verdachte doet geen enkele poging zich van dit handelen te distantiëren dan wel zich aan [mededader 1] te onttrekken, hoewel hij daar meer dan voldoende gelegenheid voor heeft gehad. Ook als de bedreigingen worden opgeschroefd door naar de woning van [slachtoffer 1] te gaan en tot twee maal toe de auto van [slachtoffer 1] (met daarin diens vriendin) klem te rijden, blijft verdachte meedoen en belt hij zelf ook op naar de vriendin van [slachtoffer 1], zich voordoende als ene [naam]. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen in elk geval verdachte en [mededader 1]. Aldus is er sprake van medeplegen.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 juni 2008 te Reuver, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1], met dat oogmerk genoemde [slachtoffer 1] dreigend (via SMS) de woorden heeft toegevoegd:
“Hou me niet voor de gek, we zijn je met 15 man aan het zoeken” en "Zeg me direct waar je bent, anders ga ik je ouders opknappen. Ik weet waar ze wonen" en "Ik schiet je dood. Ik heb een 9-mm bij me", en "Als je niet betaalt dan krijg je klappen en kom je diep in de problemen" en "Ik ken jongens die hebben geweren, die komen jou wel opzoeken" en dat genoemde [slachtoffer 1] met de verkeerde mensen grappen aan het maken was, dat hij over een paar minuten bij de ouders van genoemde [slachtoffer 1] op de stoep kon staan, die ouders op zou knappen en dat er iedere dag EURO 500,-- rente bij zou komen, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van het sub 2 ten laste gelegde.
De rechtbank merkt op dat de raadsvrouw in de pleitnota heeft gesteld dat zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het sub 2 ten laste gelegde. Verdachte heeft echter ter zitting medegedeeld [slachtoffer 2] weliswaar geschopt te hebben echter niet toen deze op grond lag.
Voor de navolgende bewezenverklaring heeft een en ander geen gevolgen nu het sub 2 primair ten laste gelegde is ten laste gelegd in de medeplegenvariant. Derhalve behoeven niet alle delictsbestanddelen door verdachte zelf vervuld te zijn. Overigens is door verdachte niet bestreden dat hij en zijn mededader [slachtoffer 2] hebben geschopt en geslagen en ook niet dat [slachtoffer 2] geschopt is toen hij op de grond lag.
Op 8 juli 2008 doet [slachtoffer 2] (verder te noemen aangever) aangifte dat hij op 16 mei 2008 door [verdachte] en [mededader 1] is geslagen en geschopt. Op die dag was hij met zijn vriendin [vriendin slachtoffer 2] bij het station in Reuver. Er ontstond toen een woordenwisseling tussen de vriendin van aangever en [mededader 1]. Deze zei toen tegen aangever dat hij tegen zijn vriendin moest zeggen dat dat wijf normaal moest doen. Vervolgens zag aangever [verdachte] op zich toelopen en zag en voelde hij dat [verdachte] hem met zijn geschoeide rechter voet tegen zijn linkerbovenarm en linkerribben schopte.
Aangever verklaart door [verdachte] vier keer tegen de linkerzijde van het lichaam te zijn geschopt. Terwijl aangever [verdachte] probeert van zijn lijf te houden zag en voelt hij dat hij van [mededader 1] een zogenaamde voetzwiep krijgt waardoor hij ten val komt. Door de klap van de val ligt zijn elleboog helemaal open. Als aangever op de grond ligt wordt hij volgens zijn zeggen zeker vijf keer tegen zijn lichaam getrapt. Aangever vouwt zijn armen om zijn hoofd om zich tegen de trappen te beschermen en voelt dat hij meerdere keren tegen armen en benen geraakt wordt. Doordat aangever zijn hoofd met zijn armen beschermt, wordt hij niet aan zijn hoofd geraakt. Aangever heeft veel pijn door de trappen tegen zijn rug. Aangever heeft niet kunnen zien wie hem geschopt heeft maar dit moeten [mededader 1] en/of [verdachte] geweest zijn. Als het schoppen stopt, staat aangever op en wil naar zijn vriendin lopen. Hij ziet dan dat [mededader 1] en [verdachte] naar hem toe komen rennen en vlucht weg. Aangever wordt dan een heel eind gevolgd door [verdachte] die hem onderuit probeert te schoppen. Het lukt aangever, die doodsbang is, weg te komen.
Door de getuige [vriendin slachtoffer 2] (verder te noemen [vriendin slachtoffer 2]) wordt op 8 juli 2008 verklaard dat zij op 16 mei 2008 samen met haar vriend [slachtoffer 2] richting het station in Reuver liep. Er kwam een Volkwagen Golf aanrijden waarvan de bijrijder uitstapte. Dit bleek, zoals zij van omstanders hoorde, [mededader 1] te zijn. Deze begroette [slachtoffer 2].
[vriendin slachtoffer 2] liep door in de richting van het station en hoorde dat [mededader 1] en [slachtoffer 2] een woordenwisseling hadden. Toen zij zich vervolgens omdraaide zag zij dat er een derde persoon bij [slachtoffer 2] en [mededader 1] stond. Zij hoorde later dat dit [verdachte] was. Zij ziet dan [mededader 1] [slachtoffer 2] schoppen waardoor deze op de grond valt. [vriendin slachtoffer 2] ziet dan dat [verdachte] de op de grond liggende [slachtoffer 2] meermalen schopt.
Door de verdachte is ter terechtzitting van 18 maart 2009 verklaard dat hij op 16 mei 2008 eigenlijk zonder dat er een reden voor was [slachtoffer 2] twee keer met zijn rechtervoet tegen diens lichaam heeft geschopt. [slachtoffer 2] werd geraakt tegen zijn linker bovenarm en links tegen zijn ribben. Ook heeft verdachte [slachtoffer 2] met zijn tot vuist gebalde linkerhand, met kracht, een stoot tegen de borst gegeven. Verdachte verklaart deze technieken te beheersen omdat hij vroeger 3 jaar op kickboxen heeft gezeten en toen hij klein was enkele jaren op Taekwando.
De rechtbank is van oordeel dat met het trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 2] - die kort tevoren door [mededader 1] naar de grond is gebracht en die vervolgens weerloos op de grond liggend tracht zijn hoofd te beschermen door zijn armen om zijn hoofd te vouwen -, waarbij [slachtoffer 2] wordt geraakt op armen en benen, het aanmerkelijke risico bestond dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Gelet op aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder dit plaatsvond, met name de omstandigheid dat beider gedragingen elkaar over en weer hebben versterkt en ertoe hebben bijgedragen dat het toegepaste geweld jegens [slachtoffer 2] toenam, wordt aangenomen dat verdachte dit aanmerkelijke risico bewust heeft aanvaard.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2 primair.
hij op 16 mei 2008 te Reuver, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, aan [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 2] (terwijl deze op de grond lag) meermalen tegen het lichaam heeft getrapt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 45 en 47 en het misdrijf sub 2 primair is strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij in ieder geval ten tijde van de gebeurtenissen op 28 juni 2008 bang was voor zijn mededader [mededader 1]. Voor zover verdachte hiermee heeft bedoeld een beroep op overmacht te doen, wordt dit beroep door de rechtbank verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze stelling thans wellicht geloofwaardig, omdat [mededader 1] verdachte mogelijk na het afleggen van zijn verklaringen heeft bedreigd, maar uit het dossier komt niet naar voren dat dit ook ten tijde van de gebeurtenissen op 28 juni 2008 zo is geweest. Integendeel, uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte, die al anderhalf jaar bevriend was met [mededader 1], diens (trouwe) knecht was en hieraan status ontleende. Een en ander wordt bevestigd door de gang van zaken van feit 2, waar verdachte zonder enige noodzaak het voor [mededader 1] opneemt, als eerste fors geweld toepast en vervolgens het slachtoffer als deze op de vlucht is nog achterna rent en probeert ten val te brengen.
Ook overigens is niet gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 18 maart 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het sub 1 en sub 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat volstaan kan worden met de oplegging van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat anders verdachtes baan in gevaar komt. Ook heeft verdachte spijt betuigd aan de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en vanaf het begin openheid van zaken gegeven.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal ernstige feiten. De rechtbank rekent verdachte een en ander zwaar aan. Hiermee is op grove wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Ook brengen dergelijke feiten maatschappelijke verontrusting met zich, daar deze in het algemeen een grote impact hebben op de maatschappij doordat de feiten (grotendeels) plaatsvonden in het openbaar, voor publiek waarneembaar.
Zo heeft verdachte [mededader 1] geholpen bij diens incassopraktijken. Als [mededader 1] geld wil hebben, gaat hij over tot bedreigingen via Sms-berichten en mondeling via de telefoon, waarbij achtervolgingen met de auto en huisbezoeken bij de aangever [slachtoffer 1] en diens vriendin niet worden geschuwd. De situatie is uiteindelijk dermate dreigend dat [slachtoffer 1] onderweg naar huis de politie alarmeert en de vriendin van [slachtoffer 1] met haar bezoek plat in de woning op de grond ligt uit angst dat [mededader 1] zou gaan schieten. Verdachte heeft aan deze praktijken volop meegewerkt en zijn mededader geassisteerd.
Ook deinst verdachte er niet voor terug om in het openbaar geweld toe te passen door samen met wederom [mededader 1] [slachtoffer 2] op straat te schoppen en te slaan en daarmee door te gaan als [slachtoffer 2] eenmaal op de grond ligt. Als [slachtoffer 2] kans ziet om te vluchten is het verdachte die hem volgt en probeert [slachtoffer 2] opnieuw onderuit te trappen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij zonder enige aanleiding begonnen is geweld te gebruiken tegen het slachtoffer [slachtoffer 2].
Dit is naar het oordeel van de rechtbank zeer laakbaar gedrag. Duidelijk is dat de agressie van verdachte uit verdachte zelf komt. Mogelijk werd hij hierin aangemoedigd door zijn mededader. Onwaarschijnlijk is echter de stelling van verdachte dat deze agressie enkel het gevolg is van de druk van zijn mededader.
Opgemerkt wordt voorts dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte en zijn mededader, deel uitmaakten van een grote groep jongeren die in Reuver voor een grote maatschappelijke onrust hebben gezorgd door in wisselende samenstelling veel verschillende strafbare feiten te plegen. Ook voornoemde feiten vallen hieronder. Deze groep wekte de indruk boven de wet te staan en haar eigen regels te hebben. Politie en justitie werden niet gevreesd en zelfs afgestraft indien zij de groep iets in de weg legden. Dergelijk gedrag mag en kan niet getolereerd worden en de rechtbank heeft dit bij de strafmaat betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een passende bestraffing dient te ondergaan die, met inachtneming van de persoon, recht doet aan het bewezenverklaarde en waarvan tevens een generaal preventieve werking uit dient te gaan.
Ten aanzien van de persoon van verdachte merkt de rechtbank op dat blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister verdachte niet eerder ter zake soortgelijke delicten is veroordeeld.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting enig inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze en heeft verdachte beide slachtoffers zijn excuses aangeboden.
Gezien de ernst van de feiten, de gevolgen die dit heeft (gehad) voor de slachtoffers en de grote maatschappelijke onrust die mede door deze feiten is veroorzaakt, mede met het oog op een juiste normhandhaving, kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan een vrijheidsstraf. Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, acht de rechtbank passend.
Met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden wordt de strafoplegging bovendien dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 47, 57, 302, 317.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 en sub 2 primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden, bepaalt dat van deze gevangenisstraf 3 maanden, niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, M.J.H. van den Hombergh en M.I.J.
Hegeman, rechters, van wie mr. M.I.J. van den Hombergh voorzitter, in tegenwoordigheid van H.C.W. Terpelle als griffier en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van de rechtbank op 1 april 2009.