ECLI:NL:RBROE:2009:BH7621

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
23 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
233302 \ CV EXPL 09-446
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering huurdersvereniging tegen sociale verhuurder inzake financiering kosten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond op 23 maart 2009, heeft de Huurdersvereniging "Op het Zuiden" een vordering ingesteld tegen de Stichting Wonen Zuid. De vordering betreft de vergoeding van kosten die samenhangen met de taken van de huurdersorganisatie, na de beëindiging van een samenwerkingsovereenkomst per 1 juli 2008. De Huurdersvereniging vorderde een bedrag van EUR 17.420,87, dat betrekking heeft op openstaande rekeningen over 2008. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de beantwoording van de vraag of de verhuurder verplicht is deze kosten te vergoeden, niet eenvoudig is en dat er nader feitenonderzoek nodig is. Dit onderzoek zou niet alleen de bekostigingsproblematiek onder de Wet op het overleg huurders verhuurder omvatten, maar ook eerdere afspraken tussen de partijen. De kantonrechter oordeelde dat de zaak niet geschikt was voor kort geding, omdat het een bodemgeschil betreft dat verder onderzoek vereist. De vorderingen van de Huurdersvereniging werden daarom afgewezen, en de vereniging werd veroordeeld in de proceskosten van Wonen Zuid, die op EUR 400,00 werden begroot. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter M.P.F. van Dooren en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 233302 \ CV EXPL 09-446
Vonnis in kort geding van de kantonrechter te Roermond d.d. 23 maart 2009
in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Huurdersvereniging "Op het Zuiden", gevestigd en kantoorhoudende te Roermond,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.M.F. Starmans,
[...]
tegen:
de stichting Stichting Wonen Zuid, gevestigd te 6041 LA Roermond aan de Buitenop 9,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.M.G.A. Sengers.
Partijen worden hierna Op het Zuiden en Wonen Zuid genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het navolgende:
- de inleidende dagvaarding d.d. 13 februari 2009 met producties 1 tot en met 34;
- de zijdens Wonen Zuid ingediende producties genummerd 35 en 36
- de mondelinge behandeling van 9 maart 2009;
- de zijdens Wonen Zuid overgelegde pleitnota.
1.2. Tenslotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. Wonen Zuid is een sociale verhuurder en verhuurt 14.104 woningen in Limburg. Op het Zuiden is een vereniging van huurders met ruim 3.500 leden. In het najaar van 2002 hebben partijen een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Op het Zuiden was toen nog geheten Huurdersplatform “Op het Zuiden” en vertegenwoordigde de belangen van alle huurdersbelangenverenigingen van huurders van Wonen Zuid.
2.2. Bij akte van 30 juni 2008 zijn de statuten van Huurdersplatform ”Op het Zuiden” gewijzigd. Feitelijk zijn de statuten gewijzigd en opnieuw vastgesteld en is de naam van de vereniging gewijzigd in Huurdersvereniging “Op het Zuiden”. Op het Zuiden vertegenwoordigt hierna niet langer alle huurders van Wonen Zuid. Naast Op het Zuiden existeren er na de statutenwijziging nog twee huurdersbelangenverenigingen.
2.3. De tussen partijen in 2002 gesloten samenwerkingsovereenkomst is per 1 juli 2008 beëindigd. Aan de financiële regeling die partijen in de samenwerkingsovereenkomst hebben opgenomen is daarmede ook een einde gekomen.
3. De vordering en stellingen van Op het Zuiden
3.1. Op het Zuiden vordert bij vonnis in kort geding Wonen Zuid te veroordelen als in de dagvaarding omschreven. Op het Zuiden stelt daartoe ondermeer het navolgende: Per 1 juli 2008 is de in 2002 tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst geëindigd. Door de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst is ook een einde gekomen aan de in de samenwerkingsovereenkomst opgenomen financiële regeling. Wonen Zuid dient op grond van artikel 7 van de Wet op het overleg huurders verhuurder vanaf 1 juli 2008 de kosten te vergoeden die rechtstreeks samenhangen met en redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taken genoemd in artikel 3 tot en met 5 van de wet. Op het Zuiden vordert een bedrag van EUR 17.420,87 betrekking hebbend op openstaande rekeningen over 2008 welke nog niet door Wonen Zuid zijn vergoed. Op het Zuiden stelt dat zij door het uitblijven van de betaling in betalingsmoeilijkheden is komen te verkeren.
4. Het verweer van Wonen Zuid
4.1. Wonen Zuid bestrijdt de vorderingen van Op het Zuiden waartoe ondermeer het navolgende wordt gesteld: Wonen Zuid is van mening dat Op het Zuiden onvoldoende spoedeisend belang heeft bij de ingestelde vorderingen. Daarnaast stelt Wonen Zuid dat de onderhavige vordering vanwege de complexiteit niet geschikt is voor behandeling in kort geding. Tenslotte betwist Wonen Zuid dat een deel van de door Op het Zuiden gedeclareerde bedragen kosten zijn als bedoeld in artikel 7 van de Wet op het overleg huurders verhuurder en dus niet voor vergoeding in aanmerking komen. Wonen Zuid wijst erop dat uit de parlementaire geschiedenis van de Wet op het overleg huurders verhuurder blijkt dat de wetgever verwacht dat de leden van de huurdersorganisatie in een belangrijk deel van de kosten bijdragen en dat van de verhuurder wordt verwacht dat hij een bijdrage verstrekt in de financiering van de kosten van de huurdersorganisatie die rechtstreeks samenhangen en redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de in de wet genoemde taken. Wonen Zuid is van mening dat zij met het inmiddels aan Op het Zuiden betaalde bedrag aan haar verplichtingen heeft voldaan
5. Het voorlopig oordeel van de kantonrechter
5.1. De kantonrechter is van oordeel dat Op het Zuiden voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde heeft. Tijdens de mondelinge behandeling is weliswaar gebleken dat Op het Zuiden tegenover de openstaande rekeningen van ruim EUR 17.000,00 nog over een batig saldo van ongeveer datzelfde bedrag de beschikking heeft; dit neemt echter niet weg dat van 2009 inmiddels bijna drie maanden zijn verstreken en ter zitting is gebleken dat ook over de bekostiging van 2009 partijen in een geschil zijn verwikkeld. Ook over deze periode zijn inmiddels rekeningen binnen gekomen die betaald dienen te worden. Het spoedeisende belang van Op het Zuiden bij het gevorderde is daarmede voldoende aangetoond.
5.2. In deze zaak spitst het geschil tussen partijen zich toe op de door Op het Zuiden bij Wonen Zuid gedeclareerde kosten betreffende de periode 1 juli 2008 tot en met 31 december 2008. Partijen zijn wezenlijk van mening blijven verschillen over de vraag of het salaris van de vaste medewerkers, en dan vooral de met functiebenaming directeur aangeduide medewerker, voor (volledige) vergoeding ingevolge de Wet op het overleg huurders verhuurder in aanmerking dient te komen.
5.3. De kantonrechter stelt vast dat de beantwoording van deze vraag niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en voor een beoordeling van deze vraag nader uitgebreid feitenonderzoek noodzakelijk is. Dit onderzoek dient niet alleen de bekostigingsproblematiek ingevolge de Wet op het overleg huurders verhuurder te omvatten maar dient zich tevens uit te strekken over de in het verleden gemaakte afspraken tussen Op het Zuiden en Wonen Zuid omtrent de manier van het uitvoeren van de taken van Op het Zuiden; de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen per 1 juli 2008 en de eventuele aanspraak welke Op het Zuiden redelijkerwijs nog zou kunnen maken op het afbouwen van deze samenwerking welke toch immers een aanzienlijke periode heeft plaatsgevonden. Dit onderzoek gaat het kader van de kort geding procedure echter ver te buiten. Partijen zullen zich ter zake in een bodemgeschil tot de rechter dienen te wenden.
De vorderingen van Op het Zuiden worden daarom afgewezen.
5.4. Op het Zuiden zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
6. De beslissing
De kantonrechter in kort geding.
6.1. Wijst de vordering van Op het Zuiden af.
6.2. Veroordeelt Op het Zuiden in de proceskosten aan de zijde van Wonen Zuid gevallen en tot aan dit vonnis begroot op EUR 400,00 aan salaris voor de gemachtigde.
6.3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.F. van Dooren, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 23 maart 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.