ECLI:NL:RBROE:2009:BH7431
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging van minderjarige verdachte wegens schending van goede procesorde
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 16 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Dit oordeel is gebaseerd op de schending van de beginselen van goede procesorde en de artikelen 3 en 40 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). De rechtbank benadrukt dat bij de beslissing tot vervolging van een minderjarige de grootst mogelijke zorgvuldigheid moet worden betracht. In dit geval heeft de officier van justitie de in het dossier aanwezige filmbeelden van de gedragingen van de verdachte niet bekeken voordat hij tot dagvaarding overging. Dit heeft geleid tot een ernstige schending van de procesorde, aangezien de ernst van de gedragingen niet goed kon worden ingeschat zonder deze beelden. De rechtbank concludeert dat de beslissing van de officier van justitie om tot vervolging over te gaan niet alleen in strijd is met de beginselen van goede procesorde, maar ook met de belangen van de minderjarige verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet voldoende rekening heeft gehouden met de context van de gedragingen en de leeftijd van de betrokken slachtoffers. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte, waarmee zij de belangen van de minderjarige en de beginselen van de rechtsstaat heeft beschermd.