ECLI:NL:RBROE:2009:BH7427
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bij vervolging van een minderjarige wegens ontuchtige handelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 16 februari 2009 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van een minderjarige verdachte. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie bij de beslissing tot vervolging van de minderjarige niet de vereiste zorgvuldigheid in acht had genomen. De officier had nagelaten om de in het dossier aanwezige filmbeelden van de gedragingen van de verdachte te bekijken, wat essentieel was voor een goede beoordeling van de ernst van de beschuldigingen. De rechtbank benadrukte dat bij de vervolging van minderjarigen de beginselen van goede procesorde en de belangen van het kind voorop moeten staan, zoals vastgelegd in artikel 3 en 40 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de officier van justitie om tot vervolging over te gaan een ernstige schending van deze beginselen opleverde, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank stelde vast dat de officier van justitie niet had aangetoond dat de vervolging in het algemeen belang was, en dat de belangen van de verdachte onvoldoende waren gewaarborgd. Hierdoor werd de vervolging van de minderjarige nietig verklaard.