ECLI:NL:RBROE:2009:BH6044

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
3 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850425-08
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting met toepassing van artikel 9a Sr. ten aanzien van artikel 245 Sr.

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 3 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting van een 13-jarig meisje. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, namelijk het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer door middel van geweld of bedreiging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot seksuele handelingen. De verklaringen van het slachtoffer waren tegenstrijdig en de rechtbank twijfelde aan de geloofwaardigheid van haar verhaal. Het slachtoffer had aanvankelijk verklaard dat zij was bedreigd door de verdachte, maar later gaf zij toe dat zij nieuwsgierig was naar seks en dat zij het contact met de verdachte had gezocht. De rechtbank concludeerde dat het aannemelijk was dat het slachtoffer seksueel contact met de verdachte wilde, maar zich achteraf had bedacht toen zij door haar moeder werd betrapt. De verdachte had consistent verklaard en zijn verklaring werd ondersteund door getuigen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van dwang of geweld en dat de verdachte daarom vrijgesproken moest worden van het primair ten laste gelegde. De rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, ontuchtige handelingen met een minderjarige, had gepleegd, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange tijd die was verstreken sinds de feiten. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de artikelen 9a en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/850425-08
Uitspraak d.d. : 3 maart 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [Verdachte]
voornamen : [voornaam verdachte]
geboren op : [geboortedatum en plaats verdachte]
adres : [adres verdachte]
plaats : [woonplaats verdachte]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2009.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2006 te [woonplaats slachtoffer], in elk geval in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [voorletters] [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [voorletters] [slachtoffer], bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte tegen haar wil de door die [slachtoffer] gedragen broek heeft uitgetrokken en/of aan de arm van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedaan en/of door zijn feitelijk overwicht (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie
heeft doen ontstaan;
art. 242 Wetboek van Strafrecht.
Althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 13 mei 2006 te [woonplaats slachtoffer], in elk geval in de gemeente [gemeente], met [voorletters] [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [voorletters] [slachtoffer];
art. 245 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 17 februari 2009 gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.Het subsidiair ten laste gelegde dient bewezen te worden verklaard. Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Er is wettig bewijs voor het primair ten laste gelegde. In de verklaring van aangeefster zitten echter punten die niet overeenkomen. Opvallend is dat zij haar moeder heeft gebeld, nadat zij wist dat verdachte zou komen, om te vragen hoe laat haar moeder thuis zou zijn. Voorts heeft aangeefster verklaard dat ze het leuk vond om over seks te praten op MSN. Het lijkt erop dat aangeefster spijt had van hetgeen was gebeurd, vanaf het moment dat zij werd betrapt. Er is tevens teveel twijfel ten aanzien van het geweld dat gebruikt zou zijn. Om deze redenen bestaat er twijfel ten aanzien van de overtuiging. Die twijfel wordt in het voordeel van verdachte uitgelegd, zodat hij vrijgesproken dient te worden.
De aangifte en de verklaring van verdachte vormen het wettig bewijs dat er sprake is geweest van gemeenschap tussen beiden. Voor het subsidiair ten laste gelegde is niet vereist dat er sprake is geweest van dwang. Het artikel is tevens van toepassing bij vrijwillige seksuele handelingen. Er dient objectief beoordeeld te worden of er sprake is geweest van seksueel binnendringen en of aangeefster onder de zestien jaar oud was. Er moet wel uitgesloten worden dat het gaat om tieners die seksuele handelingen vrijwillig bij elkaar uitvoeren. Voor ontucht is vereist dat er strijd is met de sociaal ethische norm. Bij een langdurige relatie tussen beiden, zou er wellicht geen sprake zijn geweest van ontuchtige handelingen. Dat is hier echter niet het geval. Voorts is er een groot leeftijdsverschil. Om die reden is er sprake van strijd met de sociaal ethische norm en kan het subsidiair ten laste gelegde bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Volgens de eerste verklaring van aangeefster zou verdachte haar hebben bedreigd tijdens het MSNgesprek. Verdachte zou haar familie iets aandoen, als zij niet zou zeggen waar zij woonde. Onder dwang van deze bedreiging zou aangeefster er mee in hebben gestemd dat verdachte langskwam. Opmerkelijk is dat in de 40 minuten die volgden aangeefster niemand heeft gewaarschuwd. In tegenstelling, zij heeft verder gechat met vriendinnen en heeft een film gekeken. Ook als zij verdachte ziet stoppen voor haar huis, waarschuwt zij niemand, maar gaat zij de voordeur openen in uitdagende kleding. Aangeefster heeft op verschillende momenten de gelegenheid gehad om alarm te slaan. Dit heeft zij niet gedaan. Bovendien heeft zij voordat verdachte arriveerde haar moeder gebeld om te vragen hoe laat zij thuis kwam. Haar moeder vond het vreemd dat aangeefster om die reden belde. Uit het voorgaande blijkt dat aangeefster zich niet bedreigd voelde door verdachte. Voorts verklaart aangeefster later dat zij zich kon voorstellen dat verdachte gedacht heeft dat hij naar haar toe kwam voor seks, omdat ze het over seks hadden gehad in het MSNgesprek. Dit is in strijd met haar eerdere verklaring dat verdachte haar bedreigd zou hebben.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte haar met geweld tot seks heeft gedwongen. Hiervan is echter geen ander bewijs voorhanden. Er is geen letsel en er zijn geen blauwe plekken geconstateerd door een arts of door verbalisanten. Aangeefster heeft geweigerd mee te werken aan medisch onderzoek. De conclusie moet zijn dat er geen sprake is geweest van geweld of feitelijkheden waardoor aangeefster is gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft verdachte uitgebreid beschreven hoe aangeefster zich heeft gekleed en heeft gedragen. Uit die verklaring blijkt dat het initiatief om naar haar toe te komen en het initiatief tot de seksuele handelingen allen van aangeefster af kwamen. Daar komt bij dat aangeefster in haar tweede verklaring heeft gezegd dat zij geïnteresseerd was in seks. Zij werd nieuwsgierig door het MSNgesprek en heeft verklaard dat seks met een jongen, in dit geval verdachte, haar leuk leek.
Bovendien is van belang dat verdachte en aangeefster elkaar kenden vanuit het uitgaansleven. Het moge duidelijk zijn dat de leeftijdsgrens daar zestien jaar is. Verdachte mocht er dus gerechtvaardigd op vertrouwen dat aangeefster ouder dan zestien jaar was. Daarnaast heeft aangeefster tegen verdachte gezegd dat zij zeventien jaar oud was.
Van belang is ook dat verdachte direct na de gebeurtenissen naar het politiebureau is gegaan, omdat hij zich vies voelde toen de ouders hem mededeelden dat aangeefster dertien jaar oud was. Daar is gezegd dat hij erover na moest denken en later telefonisch contact kon opnemen. Verdachte heeft enkele dagen later telefonisch contact gehad met het politiebureau te Sittard om zijn verhaal vast te laten leggen.
Een vergelijkbare zaak met de onderhavige is een uitspraak van de rechtbank te Assen (LJN: BG9645). Daarbij was er sprake van instemming met de seksuele handelingen en was het initiatief tot het contact uitgegaan van het slachtoffer. Bovendien had het slachtoffer in die zaak de mogelijkheid om bij een passerende politieagent kenbaar te maken dat de handelingen niet vrijwillig werden verricht. Mede om die redenen was er geen sprake van dwang. Deze uitspraak is vergelijkbaar met de onderhavige zaak. Het contact tussen aangeefster en verdachte ging immers vaak van aangeefster uit. Zij heeft bovendien verschillende momenten gehad waarop zij iemand kon waarschuwen, maar heeft dit nagelaten. Daar komt bij dat aangeefsters gedrag en kleding de schijn opwekten dat zij zeventien jaar was en geen dertien jaar. Tot slot is nog van belang dat het nichtje van aangeefster over haar contact met verdachte, heeft verklaard dat hij haar thuis afzette en zich keurig gedroeg.
7.2 Vrijspraakoverwegingen, bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Aangeefster heeft tegenstrijdig verklaard. Zij heeft in eerste instantie verklaard dat verdachte haar had bedreigd en dat ze enkel daarom haar adres gaf. Later heeft ze echter verklaard dat ze het over seks hadden gehad en dat ze nieuwsgierig was geworden naar seks met verdachte. Voorts heeft aangeefster eerst verklaard dat zij niemand gebeld zou hebben in de tijd die verstreek tussen het gesprek op MSN en het moment dat verdachte arriveerde. Geconfronteerd met het feit dat haar moeder heeft verklaard dat ze haar gebeld heeft om te vragen hoe laat zij thuis zou zijn, geeft zij toe haar gebeld te hebben. Ze heeft geen verklaring voor het feit dat ze haar moeder niet heeft gewaarschuwd of om hulp heeft gevraagd. Om deze redenen twijfelt de rechtbank aan de verklaring van aangeefster dat verdachte haar heeft bedreigd en geweld heeft gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank is het aannemelijk dat aangeefster seksueel contact met verdachte heeft willen hebben, maar zich nadat het was gebeurd heeft bedacht,omdat zij werd betrapt door haar moeder.
Tegenover de verklaring van aangeefster staat de verklaring van verdachte. De rechtbank ziet geen reden om aan de verklaring van verdachte te twijfelen. Hij heeft consistent en gedetailleerd verklaard, waarbij zijn verklaring overeenkomt met de verklaring van getuige [naam], dat zijn horloge en schoenen nog beneden lagen. Ook aangeefster heeft verklaard dat verdachte zijn schoenen uit en zijn horloge af heeft gedaan. De rechtbank acht dit opmerkelijk. Het is naar het oordeel van de rechtbank immers niet voor de hand liggend dat dit zo is gebeurd terwijl een bedreigende situatie voor aangeefster zou bestaan.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van dwang door middel van feitelijkheden of geweld. Verdachte dient derhalve vrij te worden gesproken van het primair ten laste gelegde.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, district Midden-Limburg opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL233C/07-001976, gedateerd 13 mei 2008 en de daarbij behorende bijlagen (tevens een doorlopend genummerde print van scan 02-06-2008 van origineel, pagina 1 t/m 89).
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 17 februari 2009 en de aangifte en verklaringen van [voornaam] [slachtoffer] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
[voornaam] [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 16 mei 2006 geslachtsgemeenschap heeft gehad met verdachte in haar huis in [woonplaats slachtoffer]. Zij heeft tevens verklaard dat zij op dat moment dertien jaar oud was en op [datum verjaardag] veertien jaar zou worden. Verdachte heeft verklaard dat hij erkent dat hij seksueel contact met aangeefster heeft gehad. Hij heeft voorts verklaard dat hij met zijn penis in haar vagina is geweest.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen staat vast dat er sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster door verdachte. Op grond van de verklaring van aangeefster staat vast dat zij ten tijde van deze seksuele handelingen dertien jaar oud was. Verdachte was destijds twintig jaar oud. Er was geen sprake van een (langdurige) relatie tussen beiden. De rechtbank acht het om die reden uitgesloten dat het een liefdesrelatie tussen tieners betrof. Voorts was het leeftijdsverschil van ruim zeven jaren erg groot. De rechtbank is om voornoemde redenen van oordeel dat het handelen van verdachte in strijd is met de sociaal ethische norm. Er is derhalve sprake van ontuchtig handelen.
7.3 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 mei 2006 te [woonplaats slachtoffer] met [voorletters] [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [voorletters] [slachtoffer].
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
subsidiair
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 17 februari 2009 met betrekking tot de op te leggen straffen gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat het een oude zaak betreft. Er is geen bevredigend antwoord op de vraag waarom de zaak veel vertraging heeft opgelopen. Door toedoen van het Openbaar Ministerie heeft verdachte lange tijd in onzekerheid geleefd. Hiermee is bij de strafeis rekening gehouden.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat er rekening dient te worden gehouden met diverse omstandigheden. Aangeefster had interesse in en was nieuwsgierig naar seksueel contact met verdachte. Aangeefster heeft het initiatief getoond tot het feitelijk tot stand komen van het seksueel contact door onder meer contact op te nemen met haar moeder over het tijdstip van thuiskomst en door zich uitdagend te kleden. Voorts heeft aangeefster verdachte misleid door hem mede te delen dat zij zeventien jaar oud was en door hem te ontmoeten in het uitgaansleven, waarbij een leeftijdsgrens van zestien jaar geldt. Bovendien heeft het geheel zich bijna drie jaar geleden afgespeeld en heeft het laatste verhoor al bijna twee jaar geleden plaatsgevonden. In de tussentijd heeft het onderzoek geruime tijd stil gelegen. Gedurende deze periode heeft verdachte zich niet schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Gezien al deze omstandigheden is toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht op zijn plaats. Indien de rechtbank dit artikel niet op zijn plaats acht, wordt verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke werkstraf, in navolging van de genoemde vergelijkbare zaak van de rechtbank te Assen.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de verklaring van verdachte waaruit blijkt dat het initiatief om naar aangeefster toe te gaan, van haar uit ging. Zij heeft verdachte gevraagd om langs te komen, waarna zij haar moeder heeft gebeld om te vragen hoe laat zij thuis zou zijn. Zij heeft in uitdagende kleding de deur geopend en heeft verdachte gevraagd mee naar haar kamer te gaan. Terwijl verdachte op de grond zat, heeft zij uitdagend gedanst en is met ontbloot onderlijf op hem gaan zitten. Uit deze gedragingen blijkt dat het feitelijk overwicht in de situatie niet bij verdachte lag.
Er is voorts niet evident gebleken dat verdachte wist dat aangeefster dertien jaar oud was. Verdachte had reden om aan te nemen dat aangeefster niet jonger dan zestien jaar was. Hij had haar immers eerder bij een café gezien, waar de minimale leeftijd zestien jaar is en aangeefster had hem verteld dat zij zeventien jaar was.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich vies voelde, toen hij hoorde dat aangeefster pas dertien jaar oud was. Hij is vervolgens direct naar het politiebureau gegaan, om zijn verhaal te vertellen. Ook ter terechtzitting heeft verdachte inzicht getoond in de onjuistheid van hetgeen zich heeft afgespeeld.
Reeds op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat een strafrechtelijke sanctie in deze zaak niet bijdraagt aan enig in het kader van de rechtshandhaving te beschermen belang.
Daarbij komt dat alleen al het aanmerken als verdachte in deze zaak, voor verdachte de nodige nadelige consequenties in zijn omgeving heeft gehad. Verdachte is van opleiding veranderd, omdat de leraren op de hoogte waren van het feit dat hij verdacht werd van verkrachting. Verdachtes familie is op de hoogte gebracht en is niet bereid er met verdachte over te praten. Dit is een zware last geweest voor verdachte.
Verdachte heeft bovendien bijna drie jaar op zijn berechting moeten wachten. Gedurende deze termijn is de smet van het als verdachte gesignaleerd staan aan verdachte blijven kleven en heeft verdachte in onzekerheid geleefd of deze zaak tot een strafrechtelijke vervolging of veroordeling zou leiden.
Voorts is uit een uitreksel uit het Algemeen Documentatieregister gebleken dat verdachte niet eerder voor zedendelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken uit het Voorlichtingsrapport d.d. 30 september 2008 en het onderzoek ter terechtzitting.
De rechtbank zal verdachte op grond van het voorgaande geen straf of maatregel opleggen.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9a, 245.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
bepaalt dat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, A.K. Kleine en N.I.B.M. Buljevic, rechters, van wie mr. F. Oelmeijer, voornoemd, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd op 3 maart 2009.