ECLI:NL:RBROE:2009:BH5274

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
2 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09 / 176 en 08 / 2056
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de welstandseisen bij de verlening van een lichte bouwvergunning voor een dakkapel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond op 2 maart 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning voor een dakkapel. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.A.M. Verkoijen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Beesel, dat het bezwaar tegen de verleende vergunning voor de dakkapel ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de vereisten van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is voldaan, en dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de vergunninghouder van plan was om snel met de bouwwerkzaamheden te beginnen.

De voorzieningenrechter heeft de processtukken en het welstandsadvies beoordeeld. De vergunninghouder had een lichte bouwvergunning aangevraagd, die door de welstandscommissie was goedgekeurd. Verzoekers hebben aangevoerd dat het welstandsadvies niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat het bouwplan zou afwijken van de loketcriteria in de Welstandsnota. De rechter heeft echter geoordeeld dat de welstandscommissie de redelijke eisen van welstand in acht heeft genomen en dat het advies aan de besluitvorming ten grondslag mocht worden gelegd.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen gronden zijn die de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening rechtvaardigen. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen de afwijzing van de voorlopige voorziening. Verzoekers kunnen echter binnen zes weken hoger beroep instellen tegen het gedeelte van de uitspraak waarin het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 09 / 176 en 08 / 2056
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[verzoeker] en [verzoekster] te [plaats], verzoekers,
gemachtigde mr. R.A.M. Verkoijen
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Beesel, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 24 november 2008 heeft verweerder het bezwaar tegen de aan [vergunninghouder], hierna te noemen vergunninghouder, verleende vergunning voor het bouwen van een dakkapel, ongegrond verklaard.
1.2. Tegen dit besluit is namens verzoekers bij schrijven van 24 december 2008 een beroepschrift op grond van de Awb ingediend bij de rechtbank. Tevens hebben verzoekers zich op 5 februari 2009 tot de rechtbank gewend met het verzoek ter zake een voorlopige voorziening te treffen ex artikel 8:81 van de Awb.
1.3. Met toepassing van artikel 8:26 van de Awb is de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
1.4. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:83 van de Awb ingezonden stukken zijn in afschrift aan verzoekers en vergunninghouder gezonden.
1.5. Het verzoek is behandeld ter zitting van 19 februari 2009, waar verzoekers zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. A.G.J. van Loon. Tevens is verschenen vergunninghouder bijgestaan door mr. R.T. Kirpestein als waarnemer van mr. C.J.M. Kramer.
2. Overwegingen
2.1. Vergunninghouder is eigenaar van de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] en heeft in het kader van zijn voornemen tot het plaatsen van een dakkapel op het linker dakvlak van zijn woning, het bouwplan laten toetsen door de welstandscommissie. Na goedkeuring van het bouwplan door de welstandscommissie, heeft vergunninghouder op 25 april 2008 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een lichte bouwvergunning.
2.2. Overeenkomstig de aanvraag is bij besluit van 6 mei 2008 een lichte bouwvergunning verleend, waartegen verzoekers bezwaar hebben gemaakt. In het thans bestreden besluit heeft verweerder het standpunt ingenomen dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, de bouwverordening, het bouwbesluit en voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Verweerder heeft het primaire besluit in verband hiermee gehandhaafd.
2.3. Tegen dit besluit hebben verzoekers in beroep aangevoerd dat het welstandsadvies waarop verweerder het bestreden besluit mede heeft gebaseerd, niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen omdat niet wordt gemotiveerd waarom het bouwplan, dat afwijkt van de in de Welstandsnota geformuleerde loketcriteria, toch zou voldoen aan de redelijke eisen van welstand.
2.4. Het oordeel van de voorzieningenrechter.
2.4.1. In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.4.2. De rechter concludeert dat aan de eerste twee in artikel 8:81 van de Awb geformuleerde vereisten is voldaan nu verzoeker een beroepschrift heeft ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de rechtbank te Roermond bevoegd moet worden geacht om van de hoofdzaak kennis te nemen.
De rechter ziet geen beletselen verzoeker in zijn verzoek als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb te ontvangen, mede gelet op de aanwezigheid van een spoedeisend belang nu vergunninghouder te kennen heeft gegeven binnenkort te zullen aanvangen met de bouwwerkzaamheden.
2.4.3. Het verzoek als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb is gedaan terwijl beroep is ingesteld bij de rechtbank. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter alsdan onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak indien hij na de behandeling van het verzoek ter zitting van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Op deze bevoegdheid van de rechter is partijen gewezen.
2.4.4. Na de kennisneming van de stukken en na de behandeling van het verzoek ter zitting is de rechter van oordeel dat nader onderzoek aan de behandeling van de zaak niet kan bijdragen. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die zich tegen de toepassing van het bepaalde in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb verzetten. De rechter doet dan ook onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak.
2.4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat de te realiseren dakkapel niet voldoet aan alle loketcriteria zoals die zijn opgenomen in de Welstandsvisie Maas & Roer. Ter zitting heeft vergunninghouder in dit verband toegelicht dat vanwege de constructie van de dakkapel in geringe mate wordt afgeweken van de in de loketcriteria genoemde minimum afstand tot de goot.
2.4.6. Vanwege de afwijking van de loketcriteria is het bouwplan voorgelegd aan de welstandscommissie. Voor de welstandscommissie zijn in een dergelijk geval bij de toetsing van het bouwplan aan de redelijke eisen van welstand niet de in de welstandsnota genoemde loketcriteria, maar de algemene welstandscriteria maatgevend (verwezen zij onder andere naar ABRS 22 oktober 2008, LJN: BG1161, i.h.b. r.o. 2.2.1.). Het gegeven dat in de welstandsnota staat opgenomen dat voor dakkapellen op achterdakvlakken en zijdakvlakken de welstandscriteria richtinggevend zijn en dat wanneer een dakkapel niet binnen de ruime randvoorwaarden past voor het vergunningvrij aanbrengen daarvan vrijwel zeker niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand, maakt dit niet anders. Deze formulering laat immers ruimte voor een zelfstandige en bredere toets door de welstandscommissie.
2.4.7. De welstandscommissie heeft blijkens het verslag van 10 april 2008, het bouwplan aanvaardbaar geacht. In het kader van de bezwaarprocedure heeft de welstandscommissie, blijkens het verslag van 20 november 2008, herhaald dat het bouwplan aanvaardbaar is. Daarbij heeft de welstandscommissie overwogen dat de dakkapel door vorm en materiaalgebruik voldoet aan redelijke eisen van welstand alsmede dat de dakkapel door de plaatsing op het midden van het zijdakvlak nauwelijks vanaf de openbare weg zichtbaar is.
2.4.8. Verweerder is verantwoordelijk voor de welstandstoetsing en mag aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet –of niet zonder meer- aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 10 december 2008, LJN: BG6416).
2.4.9. Door verzoeker is geen advies van een deskundig te achten persoon of instantie overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat het welstandsadvies ondeugdelijk is. Evenmin heeft verzoeker op andere wijze aannemelijk gemaakt dat het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont.
2.4.10. Gelet op het vorenstaande is de rechter van oordeel dat verweerder het welstandsadvies aan de besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. De hiertegen gerichte gronden falen derhalve.
2.4.11. Verweerder is, nu gesteld noch gebleken is van andere weigeringsgronden, dan ook terecht tot verlening van de bouwvergunning overgegaan. De rechter zal beslissen zoals hierna aan te geven.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond;
gelet op het bepaalde in de artikelen 8:84 en 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr.drs. E.J. Govaers in tegenwoordigheid van mr. C.H.M. Bartholomeus als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2009.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 2 maart 2009.
Tegen het gedeelte van de uitspraak waarin de voorlopige voorziening wordt afgewezen staat geen rechtsmiddel open.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen het gedeelte van de uitspraak waarin het beroep ongegrond is verklaard binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.