Parketnummer : 04/650102-07
Parketnummer : 04/860046-06 (tul)
Uitspraak d.d. : 24 februari 2009
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2008, 15 april 2008, 26 juni 2008, 11 december 2008 en 10 februari 2009.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 8 januari 2008 in de gemeente Venlo en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen althans eenmaal (telkens)
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid hennep en/of een hoeveelheid hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als
bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 8 januari 2008 in de gemeente Venlo en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt of vervoerd of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en)
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op of omstreeks 08 januari 2008 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 10 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer
dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 8 januari 2008 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, te
weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in
artikel 11, derde, vierde en/of vijfde lid, namelijk het (meermalen) (telkens) opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het aanwezig
hebben van middelen of een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 8 januari 2008, in de gemeente Venlo, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een motorfiets, merk Yamaha ter waarde van EURO 18.000,-- en/of (een)
hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), heeft verworven of voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen of heeft omgezet, en/of van (een) voorwerp(en), te weten een motorfiets, merk Yamaha ter waarde
van EURO 18.000,-- en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die motorfiets en/of dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art. 420bis Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 08 januari 2008 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad:
a. een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Glock)
b. een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Beretta)
c. munitie van de categorie III, te weten 150, in elk geval een aantal patronen
De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet wapens en munitie;
(art. 26 Wet wapens en munitie)
hij op of omstreeks 28 oktober 2007 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer] een glas in
het gezicht heeft gegooid, althans met een glas in het gezicht van genoemde [slachtoffer] heeft geslagen, althans een glas in het gezicht van genoemde [slachtoffer] heeft gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(art. 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
Een tot gedeeltelijke nietigheid van de dagvaarding strekkend verweer is reeds ter terechtzitting door de rechtbank verworpen.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van jusititie in de vervolging van verdachte heeft de raadsman de navolgende – hier kort en zakelijk weergegeven - verweren gevoerd.
a. De officier van justitie zou onjuiste informatie hebben verstrekt over de beschikbaarheid van de weergaven van getapte telefoongesprekken met geheimhouders. Deze zouden volgens de officier van justitie vernietigd zijn, terwijl dit niet het geval bleek te zijn.
b. Door het niet onderkennen van geheimhoudersgesprekken en het als gevolg daarvan niet direct na opname vernietigen van die getapte geheimhoudersgesprekken kan niet worden uitgesloten dat daarvan gebruik is gemaakt in het kader van het opsporingsonderzoek (als sturende informatie).
c. Er zijn onvoldoende gegevens voor het plaatsen van een tap geweest in juli 2007. Weliswaar zijn Duitse drugskopers aangehouden op 5 juli 2007, maar er bestond ten aanzien van hen geen redelijk vermoeden van schuld. Verder heeft het internetcafé van verdachte geen rol van betekenis gespeeld, hetgeen blijkt uit verklaringen van [klant 1] en [Klant 2] ten overstaan van de Duitse rechter. Het aan de orde komen van het internetcafé is niet gebaseerd op (relevante) feiten en/of omstandigheden, het verhoor van deze Duitse kopers is van slechte kwaliteit geweest en heeft buiten aanwezigheid van een advocaat plaatsgevonden.
d. De getuigen/verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben tegenstrijdige en leugenachtige verklaringen afgelegd met betrekking tot hetgeen zij zouden hebben gezien op 11 december 2007 op het parkeerterrein van tuincentrum Leurs.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze verweren als volgt.
Sub a.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 10 februari 2009 aangegeven dat zij het verzoek van de verdediging om de weergave van getapte geheimhoudersgesprekken ter beschikking te stellen zo had geinterpreteerd, dat het verzoek zou zien op de gesprekken die zich in het dossier Bommel 46 (de naam van onderhavige zaak) zouden bevinden. Een dergelijke interpretatie acht de rechtbank ook niet ondenkbaar, omdat verdachte (tot nu toe) enkel in deze zaak vervolgd wordt. De officier van justitie heeft op het verzoek van de verdediging gereageerd met de mededeling dat die getapte geheimhoudersgesprekken niet meer beschikbaar waren, omdat ze vernietigd waren. Duidelijk is geworden dat deze reactie zag op het dossier Bommel 46. De verstrekte informatie hierover is de rechtbank niet onjuist gebleken. Dat het verzoek van de verdediging ook zag op de inhoud van zaakdossier Bommel 45, uit welk onderzoek zaakdossier Bommel 46 is voortgekomen, heeft de officier van justitie niet behoeven te begrijpen. De rechtbank kan gelet op vorenstaande niet tot het oordeel komen dat de officier van justitie bewust en opzettelijk (cruciale) verkeerde informatie heeft verstrekt.
Sub b.
Het is juist dat door het niet onderkennen van geheimhoudersgesprekken de vernietiging van die getapte gesprekken niet direct heeft plaatsgevonden. De verdediging heeft op geen enkele wijze, althans zeer onvoldoende, onderbouwd hoe die getapte geheimhoudersgesprekken sturend hebben kunnen zijn voor het onderzoek van de opsporingsinstanties. Van de verdediging mag verwacht worden dat ze daarin enig inzicht verschaft. Nu de onderbouwing zijdens de verdediging ontbreekt en de rechtbank naar eigen inzicht niet kan concluderen dat de inhoud van de getapte geheimhoudersgesprekken sturend hebben kunnen zijn in het opsporingsonderzoek, volgt de rechtbank de verdediging niet in dit verweer.
Sub c.
Uit de dossierstukken blijkt dat in Venlo op 5 juli 2007 Duitse drugskopers zijn aangehouden. Deze hebben in hun verklaringen bij de politie het internetcafé van verdachte genoemd als plaats waar de koop is gesloten. Als het al zo zou zijn dat er ten aanzien van de Duitse kopers geen redelijke verdenking had kunnen bestaan om hun aanhouding rechtmatig te achten, dat het verhoor door de politie van slechte kwaliteit zou zijn en dat er ten aanzien van de afwezigheid van een advocaat bij de verhoren enige onrechtmatigheid bestaan zou hebben, dan is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet rechtstreeks door die onrechtmatigheden is getroffen. Verder is niet aangevoerd en blijkt ook nergens uit dat deze door de verdediging gestelde onrechtmatigheden bewust en opzettelijk door de officier van justitie of de politie zijn ingezet om tot onderzoek naar en tot vervolging van verdachte te kunnen komen. Gelet op de onderbouwing van het verzoek tot machtiging een telefoontap te leggen op een telefoon die bij verdachte in gebruik was, heeft de rechter-commissaris tot de beslissing kunnen komen de machtiging af te geven. De officier van justitie heeft vervolgens in de onderhavige zaak van deze machtiging gebruik mogen maken.
Sub d.
Het moet de verdediging toegegeven worden dat de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij de rechter-commissaris geen helder, duidelijk en eenduidig beeld geven van hetgeen zij op 11 december 2007 op het parkeerterrein hebben kunnen waarnemen. Dat de officier van justitie naar aanleiding van deze verklaringen geen aanleiding heeft gezien een onderzoek door de rijksrecherche te laten verrichten kan naar het oordeel van de rechtbank geen gevolg hebben voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van verdachte.
Nu geen van de door de verdediging opgeworpen verweren slagen, staan deze de ontvankelijkheid van de officier van justitie niet in de weg.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken die nopen tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 10 februari 2009 gevorderd dat het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd op grond van, kort samengevat:
t.a.v. alle feiten:
bewijsuitsluiting van alle door de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord afgelegde verklaringen en opgemaakte processen-verbaal, gelet op hetgeen hiervoor bij punt 5 onder d is weergegeven;
t.a.v. feit 1:
er bestaat onvoldoende betrokkenheid van verdachte bij de verkoop van softdrugs op 5 juli 2007 aan Duitse kopers;
bewijsuitsluiting van de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van hetgeen zij op 11 december 2007 zouden hebben waargenomen;
t.a.v. feit 2:
frequente getapte telefoongesprekken/berichten met versluierd taalgebruik en wisselende termen zijn op grond van de jurisprudentie volgens de verdediging slechts aanwijzingen en geen bewijs voor handel in verdovende middelen;
t.a.v. feit 3:
niet gebleken is dat verdachte connectie heeft gehad met [medeverdachte 2], alwaar de drugs zijn gevonden;
t..a.v. feit 4:
geen deelname aan criminele organisatie omdat er geen sprake is geweest van een duurzaam gestructureerd samenwerkingsverband met het oogmerk het plegen van misdrijven (handel in softdrugs);
t.a.v. feit 5:
verdachte beschikte over financiële middelen (€ 75.000,00) als gevolg van de verkoop van de woning en kon dus van dat geld een motorfiets kopen;
t.a.v. feit 6:
bezit van een sleutel van de garagebox en stalling van motor levert nog geen wetenschap op van wapens en munitie (en drugs);
er is ook geen DNA of ander belastend bewijs;
er zijn in ieder geval 3 sleutels in omloop;
t.a.v. feit 7:
er was over en weer agressie tussen verdachte en zijn vriendin;
het glas schoot per ongeluk uit hand van verdachte, geen bewijs voor opzet op (poging) toebrengen zwaar lichamelijk letsel.
7.2 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
7.3. (Samenvatting van de) bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank
De rechtbank acht geen gronden aanwezig om alle door de opsporingsambtenaren van de politie Limburg Noord afgelegde verklaringen en opgemaakte processen-verbaal van het bewijs uit te sluiten. Dat zich in deze zaak een vrijwel identieke situatie heeft voorgedaan die het Hof Den Bosch in zijn arrest van 5 november 2008 tot het oordeel van bewijsuitsluiting gebracht heeft, heeft de verdediging niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt.
In 1999 werden er op en rond het Mgr. Nolensplein te Venlo camera’s geplaatst met toestemming van de registratiekamer te Den Haag. In december 2003 vond er een uitbreiding plaats van het cameratoezicht waardoor er in een groter gebied in het centrum van Venlo toezicht kan worden gehouden. Een van deze straten is de Maaskade te Venlo waar een concentratie is van drugsgerelateerde overlast. Het operationele doel van de camera’s is om politie en justitie in staat te stellen om de in het project omschreven delicten te signaleren, op te sporen en/of te doen vervolgen.
De omschreven delicten zijn onder andere drugs dealen en hieraan gerelateerde ernstige overlast.
De camera’s worden gericht op die straat waar overtredingen van dit soort delicten voorkomen. Hierbij worden de camera’s in een zogenaamde “overzichtsview” geplaatst. De camera’s zijn zodanig ingesteld dat er een duidelijk beeld ontstaat. Bij een verdachte situatie wordt kortstondig ingezoomd. Er worden geen personen of panden stelselmatig geobserveerd.
Op 1 december 2007 waren de verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 1] en [verbalisant 5] belast met de aanpak van drugsoverlast binnen de gemeente Venlo. Deze drugsoverlast wordt aangepakt door middel van het project Hektor. Om die reden waren de verbalisanten in burger gekleed en maakten zij gebruik van een onopvallend dienstvoertuig.
Omstreeks 12.59 uur werd door verbalisant [verbalisant 3] door middel van camera’s gezien dat er een scooter voorzien van het Duits kenteken [kenteken] stopte voor het internetcafé gelegen aan de Maaskade 19 te Venlo. Gezien werd dat de bestuurder van deze scooter genoemd internetcafé inliep.
Het was de verbalisanten uit het Bedrijfs Processen Systeem ambtshalve bekend dat in en rondom dit internetcafé gehandeld wordt in verdovende middelen.
De verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 1] en [verbalisant 3] hebben zich daarop in de nabijheid van de Maaskade te Venlo opgehouden en verbalisant [verbalisant 4] heeft daarop de camerabeelden van de Maaskade bekeken.
Door verbalisant [verbalisant 4] werd op 1 december 2007 omstreeks 13.55 uur gezien dat de bestuurder van de scooter met Duits kenteken het internetcafé verliet en wegreed in de richting van de Peperstraat te Venlo.
Omdat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] het vermoeden hadden dat de bestuurder van de scooter mogelijk in het bezit was van verdovende middelen hebben zij deze persoon in de Peperstraat staande gehouden waarna besloten werd deze persoon voor onderzoek mee te nemen naar het politiebureau. Daar bleek dat deze persoon, de verdachte [klant 3], geen verdovende middelen aanwezig had. De verdachte [klant 3] gaf aan de verbalisanten aan dat hij nog naar de motor/scooterzaak in Blerick wilde gaan. De verbalisanten hebben daarop verdachte [klant 3] zijn weg laten vervolgen.
Uit het Bedrijfs Processen Systeem was het de verbalisanten bekend dat ook in de directe omgeving van de motor/scooterzaak gelegen aan de Van Laerstraat te Blerick gehandeld wordt in verdovende middelen.
De verbalisanten hadden het vermoeden dat de verdachte [klant 3] in Blerick bij de motor/scooterzaak alsnog verdovende middelen geleverd zou krijgen.
Door de verbalisant [verbalisant 1] werd gezien dat de verdachte [klant 3] over de Maasbrug naar Venlo kwam gereden om 14.14 uur. Omdat er ernstige bezwaren ten aanzien van de verdachte [klant 3] waren ontstaan werd deze door verbalisant opnieuw staande gehouden op de Koninginnesingel om een onderzoek aan zijn kleding en de scooter uit te voeren en daarbij werd door verbalisant [verbalisant 1] de uitlevering van aanwezige verdovende middelen gevorderd. De verdachte [klant 3] zei dat hij geen verdovende middelen bij zich had.
Verbalisant [verbalisant 3] is daarop ter plaatse gekomen om de verdachte [klant 3] voor onderzoek over te brengen naar het bureau van politie. Omdat verbalisant [verbalisant 3] solo dienst had werd verdachte [klant 3] voor de veiligheid van verbalisant [verbalisant 3] geboeid voor transport.
Verbalisant [verbalisant 1] zag op het moment dat collega [verbalisant 3] verdachte [klant 3] aan het boeien was, dat er een pakketje van onder de kleding van [klant 3] op straat viel. Dit pakketje bestond uit drie plakken hasjiesj, welke in doorzichtige folie verpakt waren. Hierop is verdachte [klant 3] door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] voor het aanwezig hebben van softdrugs aangehouden. De plakken hasjiesj met een totaalgewicht van 498,6 gram netto werden in beslag genomen.
De inbeslaggenomen goederen werden in afwachting van een nader te nemen beslissing van de officier van justitie behoorlijk verpakt, verzegeld en ter beschikking gesteld van de chef basiseenheid van politie te Venlo-Centrum.
Op verzoek van verbalisant [verbalisant 1] werd bij [verbalisant 6] een verzoek technisch onderzoek ingediend voor de drie plakken hasjiesj, te weten:
Plak 1 - 197,6 gram - NFI 315.380
Plak 2 - 194,6 gram - NFI 315.381
Plak 3 - 106,4 gram - NFI 315.382
Deze plakken zijn op 1 december 2007 onder verdachte [klant 3] in beslaggenomen.
Uit het proces-verbaal technisch onderzoek blijkt dat de in de tabel weergegeven materialen zijn onderzocht. Naast de beoordeling van de uiterlijke kenmerken van het materiaal werd bij het onderzoek gebruik gemaakt van de ODV-kleurreactietest. Op basis van deze beoordeling en de test werd een indicatie verkregen welke stof, voorkomende op een van de lijsten behorende bij de Opiumwet, het materiaal bevat.
Tabellarische weergave materiaal en Onderzoeksresultaat.
Nr G.L. –code Omschrijving Resultaat
1 315.380 een vaste bruine substantie gelijkende op hasjiesj hasjiesj
2 315.381 een vaste bruine substantie gelijkende op hasjiesj hasjiesj
3 315.382 een vaste bruine substantie gelijkende op hasjiesj hasjiesj
De verdachte [klant 3] heeft bij de politie verklaard dat hij woonachtig is in Duitsland op het adres [adres] te Wachterdonk en verslaafd is. Zijn gebruik bedraagt tussen 2 en 4 gram per dag afhankelijk van de kwaliteit van de verdovende middelen. Ongeveer twee maanden eerder heeft hij bij dezelfde persoon ongeveer 200 gram gekocht waarvoor hij ongeveer € 600,00 heeft betaald.
Omdat hij al eerder in Venlo drugs had gekocht is hij op 1 december 2007 weer naar de Maaskade gegaan. Aldaar werd hij aangesproken met de vraag of hij grass of hasjiesj wilde kopen. Hij heeft toen ja gezegd tegen een persoon die volgens hem dezelfde persoon was die hem de vorige keer ook 200 gram had geleverd. De verdachte [klant 3] omschrijft zijn verkoper als een 30-jarige Marokkaans/Turks uitziende man met achterovergekamde zwarte haren.
Door verdachte [klant 3] en de verkoper werd vervolgens over de prijs onderhandeld, waarna [klant 3] de man € 1.600,00 heeft betaald. Afgesproken werd dat de man het spul op de fietsbrug naar Blerick zou leveren, gelijk de vorige levering. De verkoper van de drugs vertelde hem dat het wel een uur kon duren voordat het spul er was. Verdachte heeft vervolgens ongeveer een uur in het internetcafé gewacht. Toen het uur bijna was verstreken is hij naar buiten gegaan en met zijn scooter weggereden. Onderweg werd hij door de politie aangehouden. Nadat hij kort daarop weer kon gaan is hij naar zijn afspraak op de fietsbrug gereden. Op de weg naar boven zag hij dezelfde persoon staan die hij eerder op de Maaskade had gesproken. In het voorbijgaan stak de man zijn hand uit en pakte [klant 3] het spul uit zijn hand en stopte dit onder zijn trui. Verdachte [klant 3] is vervolgens doorgereden omdat hij naar huis wilde. Bij de Roermondse Poort werd hij door de politie aangehouden. Tijdens het boeien viel de plak hasjiesj onder zijn trui vandaan. Verdachte [klant 3] wilde de hasjiesj mee naar huis nemen. Hij wist dat het verboden is om verdovende middelen vanuit Nederland mee naar Duitsland te nemen.
Uit de tapgesprekken blijkt het navolgende.
Op 1 december 2007 te 13.04 uur wordt er vanaf het nummer [telefoonnummer] (lijn 010) in gebruik bij [medeverdachte 1] een SMS-bericht verzonden naar het nummer [telefoonnummer] (lijn 011) in gebruik bij verdachte inhoudende “500sp”
Op 1 december 2007 te 13.04 uur wordt er vanaf het nummer [telefoonnummer] (lijn 011) in gebruik bij verdachte een SMS-bericht verzonden naar het nummer [telefoonnummer] (lijn 010) in gebruik bij [medeverdachte 1] inhoudende “Ok”
Op 1 december 2007 te 13.21 uur wordt [medeverdachte 1] (lijn 010) gebeld door verdachte (lijn 011). Verdachte vraagt aan [medeverdachte 1] of hij kan navragen of [medeverdachte 2] (de rechtbank leest: [medeverdachte 2]) al is vertrokken omdat hij zelf met iets anders bezig is. [medeverdachte 1] zegt dat het goed is.
Op 1 december 2007 te 13.30 uur wordt door [medeverdachte 1] (lijn 010) gebeld naar het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 2]. Er wordt niet opgenomen.
Op 1 december 2007 te 13.31 uur wordt [medeverdachte 1] (lijn 010) gebeld door [medeverdachte 2] ([telefoonnummer]). [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 2] om het bericht te lezen dat hij hem gestuurd heeft.
Op 1 december 2007 te 13.41 uur wordt [medeverdachte 1] (lijn 010) gebeld door [medeverdachte 2] ([telefoonnummer]). [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hun blonde binnen bij de motorzaak is. [medeverdachte 2] zegt dat het goed is.
Op 1 december 2007 te 13.52 uur wordt verdachte (lijn 011) gebeld door [medeverdachte 2] ([telefoonnummer]). Verdachte zegt dat hij op de brug is. [medeverdachte 2] zegt dat hij er al is. Verdachte zegt dat [medeverdachte 2] naar binnen moet gaan en rond moet kijken. [medeverdachte 2] zegt dat hij wel naar de motors zal kijken.
Op 1 december 2007 te 14.04 uur wordt verdachte (lijn 011) gebeld door [medeverdachte 2]. Verdachte zegt dat hij nog op de brug is en vraagt aan [medeverdachte 2] nog even vol te houden.
Op 1 december 2007 te 14.14 uur belt verdachte (lijn 011) uit met [medeverdachte 1] (lijn 010) . Verdachte zegt dat de “ooms” de motorrijder hebben aangehouden. Verdachte zegt dat hij het wel heeft afgegeven maar zegt dat ze volgens hem gevolgd worden. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 1] dat ze voorzichtig moeten doen. Verdachte vraagt wat ze met die dikke moeten doen. [medeverdachte 1] zegt dat “hij” al is vertrokken. Verdachte zegt dat hij het zelf zal regelen met die dikke. Verdachte zegt dat [medeverdachte 2] het dan niet moet doen en zegt dat [medeverdachte 2] bij Tieners moet wachten.
Conclusie:
Verdachte, zijn broer en [medeverdachte 2] leveren al samenwerkend op 1 december 2007 bijna 500 gram hasjiesj aan een Duitse man, die rijdt op een bromfiets met Duits kenteken en waaraan zij eerder volgens deze Duitse man ook al hasjiesj hebben verkocht. De Duitse man is woonachtig in Duitsland. Het is een feit van algemene bekendheid dat in Venlo veel drugs verkocht worden aan mensen uit de buurlanden, die deze drugs vanuit Venlo meenemen naar het buitenland. Gelet hierop heeft verdachte zich op 1 december 2007 tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van softdrugs. Vermeldenswaardig is dat uit dit zaakdossier bewezen kan worden dat met de term ‘sp’ een stof op Lijst II behorende bij de Opiumwet bewezen kan worden. Zie hetgeen bij feit 2 is vermeld over versluierd, gecodeerd taalgebruik in telefoongesprekken/berichten.
Met betrekking tot de zaakdossiers 4, 5, 6 en 8
De rechtbank is van oordeel dat de leveringen van softdrugs, zoals weergegeven in de zaakdossiers 4, 5, 6 en 8 in het dossier, eenzelfde modus operandi laten zien als de levering van drugs die in zaakdossier 7 is weergegeven.
Uit zaakdossier 4 blijkt, kort samengevat, het volgende:
Een man, de latere verdachte [klant 4], stuurt een SMS bericht in de Duitse taal aan [medeverdachte 1] en vraagt of deze nog “zachte kabel” heeft waarop [medeverdachte 1] door middel van een SMS bericht bevestigend reageert. [klant 4] neemt vervolgens telefonisch contact op met [medeverdachte 1] en vraagt nogmaals of deze zachte kabel heeft. Als [medeverdachte 1] zegt dat hij die heeft zegt [klant 4] dat hij nu wegrijdt en over anderhalf, twee uur bij [medeverdachte 1] is . [medeverdachte 1] wordt vervolgens gebeld door [klant 4] die zegt dat hij over een minuut bij [medeverdachte 1] voor de winkel is. [medeverdachte 1] zegt daarop dat [klant 4] zijn auto verderop moet parkeren, waarop [klant 4] zegt dat hij zijn auto parkeert waar hij de laatste keer ook zijn auto heeft geparkeerd. [medeverdachte 1] zegt dat het goed is . Kort daarop belt [klant 4] weer met [medeverdachte 1] en zegt dat hij daar is waar hij de laatste keer op [medeverdachte 1] heeft gewacht. [medeverdachte 1] zegt dan “helemaal rechtdoor he” waarop [klant 4] zegt ja en bij dat hotel rechts. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat het ok is .
Door de politie wordt opgemerkt dat uit de omschrijving van de plaats waar de ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en [klant 4] zal plaatsvinden is op te maken dat dit de Dokter Blumenkampstraat te Venlo betreft. Met de winkel wordt bedoeld het internetcafé op de Maaskade. Als men vanaf de Maaskade, waar het internetcafé ligt, rechtdoor rijdt komt men op de Sint Urbanusweg. Enkele honderden meters verder over deze weg ligt aan de linkerzijde het hotel-restaurant Valuas. Aan de rechterzijde, precies tegenover het hotel, ligt een zijstraat, de Dokter Blumenkampstraat.
Op 8 november 2007 omstreeks 22.30 uur wordt door de politie gezien dat op de Dokter Blumenkampstraat een personenauto met een Duits kenteken geparkeerd staat. Enige tijd later wordt door de verbalisanten waargenomen dat een groene Opel Astra op korte afstand van de geparkeerde Duitse personenauto stopt. Vervolgens wordt gezien dat uit de groene Opel Astra een man stapt met een doos in zijn handen. Gezien wordt dat deze man naar de achterzijde van de Duitse personenauto loopt, kennelijk met de bedoeling de doos in de kofferruimte van dit voertuig te plaatsen.
Omdat het vermoeden bestond dat er sprake was van een verdovende middelentransactie werd door de verbalisanten ingegrepen en de verdachte [klant 4] aangehouden. In een witte doos die [klant 4] in zijn handen had gehad trof de politie een hoeveelheid hennep aan met een gewicht van 1508 gram. Uit een technisch onderzoek ingesteld naar de aangetroffen verdovende middelen is gebleken dat de genomen monsters van het aangetroffen materiaal in alle gevallen de stof hennep bevatten.
Uit onderzoek is gebleken dat de groene Opel Astra met het kenteken [kenteken] op naam staat van [verdachte].
De verdachte [klant 4] heeft onder meer verklaard dat hij van een man met een Marokkaans Turks uiterlijk, leeftijd tussen de 25 en 28 jaar, welke man hij ongeveer twee maanden eerder in de Oase in Venlo had getroffen, hennep heeft gekocht. De hennep zat in een witte doos. [klant 4] wilde deze drugs naar huis in Duitsland nemen.
Uit het tapgesprek blijkt dat [medeverdachte 1] op 8 november 2007 omstreeks 23.59 uur wordt gebeld door verdachte. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 1] of “ze” hem achterna hebben gezeten. [medeverdachte 1] zegt daarop van niet en zegt dat “ze” hem net op het moment dat hij aan het overdragen was aan de Belg hebben gezien. [medeverdachte 1] zegt dat hij het heeft afgegeven en zegt dat hij vervolgens de hoek om was gegaan en dat hij daar de ooms zag staan en meteen wist dat ze opgepakt zouden worden.
[medeverdachte 1] zegt verder dat hij verderop is gaan kijken en zegt dat “ze” zijn opgepakt. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 1] aan wie hij het had gegeven. [medeverdachte 1] zegt dat het die grote jongen is geweest waar hij laatst verkeerd spul aan mee had gegeven. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 1] waarom hij ’s avonds zo iets flikt. [medeverdachte 1] zegt dat die man om negen uur was gekomen. [medeverdachte 1] zegt dat “hij” had gebeld en dat hij tegen “hem” heeft gezegd dat hij niet naar de winkel moest komen. [medeverdachte 1] zegt dat ze ergens anders hebben afgesproken. Verdachte vraagt of “ze” het kenteken hebben . [medeverdachte 1] zegt nee en zegt “Belg z’n auto”.
Uit zaakdossier 5 blijkt, kort samengevat, het volgende:
Aan de hand van de camerabeelden wordt door de politie gezien dat de latere verdachte [klant 5] op 22 november 2007 het internetcafé gevestigd aan de Maaskade 19 te Venlo binnengaat. Enkele minuten daarna verlaat [klant 5] het internetcafé en gaat hij in de richting van de Sint Urbanusweg. Direct wordt gezien dat de bij de politie bekende [medeverdachte 1] eveneens het internetcafé verlaat en vervolgens met een zilvergrijze Ford Focus wegrijdt in de richting van de Sint Urbanusweg.
Door de verbalisanten werd tijdens observatie op 22 november 2007 gezien dat een bestuurder (de latere verdachte [klant 5]) van een groene Opel Vectra met het Duitse kenteken [kenteken] deze parkeerde op de Dokter Blumenkampstraat te Venlo. Gezien werd dat [klant 5] constant om zich heen keek en in de nabijheid van zijn auto heen weer liep. Vervolgens werd door de verbalisanten omstreeks 16.11 uur gezien dat de bestuurder van een zilverkleurige Ford Focus, voorzien van het kenteken [kenteken], welk kenteken op naam is gesteld van [medeverdachte 1], op de kruising van de Sint Urbanusweg en de Dokter Blumenkampstraat een teken gaf waarna [klant 5] in de Ford Focus stapte.
Een later werd gezien dat [klant 5] door de bestuurder van de Ford Focus in de onmiddellijke nabijheid van zijn eigen auto werd afgezet waarna [klant 5] met zijn auto is weggereden.
Daar tegen de inzittende van de groene Opel Vectra voorzien van het kenteken [kenteken] ernstige bezwaren waren gerezen dat hij een misdrijf uit de Opiumwet had gepleegd werd hij op grond van de Opiumwet gecontroleerd. In het voertuig van de verdachte [klant 5] werd een plastic zak met, naar later bleek 89 gram netto, een op hennep gelijkende substantie aangetroffen.
Uit het ingesteld technisch onderzoek blijkt dat de onder verdachte [klant 5] inbeslaggenomen drugs hennep bevat.
De verdachte [klant 5] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij in Duitsland woont en op 22 november 2007 naar de Maaskade te Venlo is gereden om daar drugs te kopen. Voor het internetcafé op de Maaskade liet een Turkse man hem een beetje hennep zien waarbij hij zijn prijs noemde. [klant 5] kon voor 400 euro ongeveer 90 gram hennep kopen. Door de man werd gezegd dat hij zijn auto in de buurt van hotel Valuas moest parkeren en dat hij daar moest wachten en een beetje op en neer moest lopen, hetgeen hij ook heeft gedaan. De Turkse man had tegen hem gezegd dat hij hem omstreeks 16.00 uur met zijn auto zou oppikken. Omstreeks 16.10 uur kwam de man aanrijden en is [klant 5] bij hem in de auto gestapt. Onderweg heeft de man hem een zak met hennep gegeven welke zak later door de politie in zijn auto is aangetroffen. Nadat [klant 5] de hennep geleverd had gekregen en betaald had werd hij in de buurt van zijn auto afgezet. [klant 5] wilde de drugs die hij had gekocht meenemen naar Duitsland.
Uit zaakdossier 6 blijkt, kort samengevat, het volgende:
Aan de hand van camerabeelden wordt gezien dat op 27 november 2007 omstreeks 15.51 uur de bij verbalisant bekende [medeverdachte 1] en [klant 6] uit het internetcafé gevestigd aan de Maaskade 19 te Venlo komen en bij een geparkeerd staande grijze Ford Focus blijven staan kijken. Om omstreeks 15.53 uur stopt een donkergroene Opel Astra, eigendom van verdachte, vlakbij de Ford Focus.
Vervolgens wordt gezien dat [medeverdachte 1] aan de passagierszijde van de Opel instapt en dat [klant 6] aan de passagierszijde van de Ford Focus instapt.
Korte tijd later stapt [medeverdachte 1] uit de Opel Astra en loopt hij naar de passagierszijde van de Ford Focus. Vervolgens wordt gezien dat het portier aan de passagierszijde kort wordt geopend. Hierna stapt [medeverdachte 1] aan de bestuurderszijde van de Ford Focus in en omstreeks 15.54 uur rijdt hij weg in de richting van de Sint Urbanusweg. Omstreeks 16.06 uur stopt de Ford Focus voor het internetcafé en stapt [medeverdachte 1] alleen uit om vervolgens weer het internetcafé in te gaan.
Door de verbalisanten werd tijdens de observatie op 27 november 2007 onder meer waargenomen dat een personenauto, Opel Vectra, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] stilstond op de Dokter Blumenkampstraat te Venlo. Gezien werd dat in de personenauto twee personen waren gezeten, te weten de later aangehouden verdachten [klant 7] en [klant 8]. Zij zagen dat de Opel Vectra met het Duitse kenteken wegreed nadat een opvallend politievoertuig in de buurt was geparkeerd.
Nadat de verbalisanten de Opel Vectra uit het oog hadden verloren hebben zij zich weer in de buurt van de Dokter Blumenkampstraat opgehouden. Gezien werd dat de grijze Ford Focus voorzien van het kenteken [kenteken], in de buurt van de Dokter Blumenkampstraat reed. Kort daarop werd door de verbalisanten gezien dat eerder genoemde Duitse personenauto reed in de richting van de Dokter Blumenkampstraat. Vervolgens werd gezien dat de bestuurders van de Ford Focus en de Opel Vectra de auto’s op de Dokter Blumenkampstraat parkeerden. Gezien werd dat de later aangehouden verdachte [klant 6] aan de passagierszijde uit de Ford Focus stapte en voorin aan de passagierszijde plaats nam in de Duitse Opel Vectra.
De Opel Vectra is daarop weggereden. Besloten werd de Opel Vectra te volgen. Door twee verbalisanten werd gezien dat [klant 6] een geelkleurige zak aan [klant 8] gaf die op de achterbank van de Opel Vectra zat. De verbalisanten zagen dat [klant 8] de zak aanpakte en in een andere geel kleurige zak stopte. Gezien werd dat de Opel Vectra richting Duitsland reed. Omdat de verbalisanten sterk de indruk hadden dat [klant 6] verdovende middelen geleverd had gekregen werd besloten om de Duitse auto een stopteken te geven en de inzittenden van de auto staande te houden. In de auto werd in een gele plastic zak een grote hoeveelheid drugs, na weging 422,3 gram hennep en 499,2 gram hasjiesj aangetroffen.
Uit het ingesteld technisch onderzoek blijkt dat de onder [klant 6] inbeslaggenomen drugs hasjiesj en hennep bevatten.
De verdachte [klant 6] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard , dat hij op 27 november 2007 omstreeks 13.00 uur samen met [klant 8] en [klant 7], met de auto van Daniel naar Venlo zijn gereden. In Venlo is hij alleen naar het internetcafé aan de Maaskade gegaan en heeft in het internetcafé gevraagd waar hij spul kon kopen. In het internetcafé werd tegen [klant 6] gezegd dat hij de hoek om moest gaan en dat hij daar zou worden aangesproken. Op straat werd hij aangesproken door een Marokkaanse jongen die vroeg of hij iets wilde kopen waarop [klant 6] zei dat hij dat wilde. Hierop werd afgesproken dat hij om 15.00 uur in de straat tegenover een hotel moest staan en dat hij daar de verdovende middelen geleverd zou krijgen. Ook werd tegen hem gezegd dat als hij de straat niet kon vinden hij dan maar weer terug moest gaan naar het internetcafé aan de “Prommenade”. Voor € 1.700,00 zou [klant 6] 500 gram hennep en 400 gram hasjiesj krijgen. Omdat Akcipinar niet precies meer wist welke straat de Marokkaan bedoelde is hij op de hoek van de Prommenade uitgestapt waar hij die Marokkaan zag lopen die hij eerder had gesproken. De Marokkaan zei dat hij richting het internetcafé moest lopen. Aldaar zou een man met een zwarte lederen jas staan waarvan hij het spul zou krijgen. [klant 6] is daarop naar het internetcafé gelopen waar hij de man zag staan. De man vroeg of hij door “[naam]” was gestuurd. Toen hij daar bevestigend op antwoordde is de man vervolgens in een grijze zilveren Ford Focus gestapt. De man vroeg vervolgens aan [klant 6] bij hem in de auto in te stappen waarna ze zijn weggereden. In de auto kreeg [klant 6] van deze man een gele zak. [klant 6] heeft de man betaald. Onderweg kwam [klant 6] de auto van [klant 7] tegen. Nadat de bestuurder van de Ford Focus, een man van ongeveer 25 jaar met zwarte haren, de auto had gestopt is hij uitgestapt en is hij in de auto van [klant 7] op de passagiersplaats gaan zitten. In deze auto heeft hij de gele tas met hennep en hasjiesj aan [klant 8], die achterin de auto zat, gegeven. [klant 6] wilde dat [klant 7] met de drugs naar de grens zou rijden.
Uit zaakdossier 8 , blijkt, kort samengevat het volgende.
Uit gevoerde telefoongesprekken over lijn 011 tussen verdachte en anderen op 11 december 2007 tussen 11.25 uur en 16.35 uur blijkt het volgende.
Verdachte wordt gebeld door man 2991. Verdachte zegt dat hij in de winkel is en op iemand wacht. (bijlage1)
Verdachte wordt gebeld door man 2407. Deze man zegt dat hij moet gaan werken. Verdachte zegt dat hij het wel bij de hand moet hebben als ze er bij willen. En dat het vier moeten zijn. Verdachte zegt dat hij op die man aan het wachten is. (bijlage 2)
Verdachte wordt gebeld door man 2407. Man zegt dat hij die dingen weg gaat doen als hij niet komt. Verdachte zegt dat hij op die man aan het wachten is die om 12 uur zou komen. (bijlage 3)
Verdachte wordt gebeld door medeverdachte [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] zegt dat verdachtes bezoek is gearriveerd. Verdachte zegt dat hij er zo aankomt. (bijlage 4)
Verdachte belt uit met man 2407 en zegt dat zijn mannetje gekomen is en vraagt man 2407 of hij het al heeft afgegeven. Man zegt min of meer wel. Verdachte zegt tegen man dat hij voor gaat. Man zegt dat het goed is en zegt tegen verdachte dat hij naar hem toe moet komen. (bijlage 6)
Verdachte belt uit met [medeverdachte 2], die artiest wordt genoemd. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 2] om 1 voorbeeld mee te nemen van hetgeen waar SMS op staat. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij van de bovenste moet pakken en naar Royal moet brengen. (bijlage 7)
Verdachte belt met man 2407 en vraagt of hij die dingen bij zich heeft. Verdachte zegt dat hij komt en dat de man uit zijn woning moet komen omdat hij iemand bij zich heeft. Man zegt dat hij alleen is. (bijlage 8)
Door verbalisant [verbalisant 5] werd op 11 december 2007 gezien dat omstreeks 15.30 uur de Opel Astra hem op de Burgemeester Rijnsingel passeerde en dat verdachte als bestuurder optrad en dat [klant 9] als passagier naast hem zat. De Opel Astra is door de verbalisant [verbalisant 5] onder observatie genomen en gevolgd. Door de verbalisant werd gezien dat verdachte het parkeerterrein van een tuincentrum opreed en dat [klant 9] het voertuig verliet. Verbalisant [verbalisant 5] ziet dat op dat moment [klant 9] een zwarte aktetas en een roodkleurige tas in zijn handen heeft. Door deze verbalisant wordt gezien dat [klant 9] naar een op het parkeerterrein geparkeerde auto liep. Vervolgens wordt gezien dat [klant 9] met zijn voertuig het parkeerterrein afrijdt en vervolgens even later het parkeerterrein van de meubelboulevard oprijdt. Dit voertuig was voorzien van witte kentekenplaten voorzien van het nummer [kenteken]. De verbalisanten rijden ook het parkeerterrein op. Uit de manoeuvres die [klant 9] maakte, steeds harder rondjes rijden op het parkeerterrein, ontstond bij de verbalisanten het vermoeden dat [klant 9] in de gaten had dat hij gevolgd werd. Aangezien uit de opgenomen, afgeluisterde en vastgelegde telefoongesprekken alsmede uit de observaties het vermoeden was ontstaan dat er een verdovende middelen transactie had plaatsgevonden tussen enerzijds verdachte en anderzijds [klant 9] werd besloten laatstgenoemde te onderwerpen aan een controle op grond van de Opiumwet.
Het voertuig met daarin [klant 9] werd tot stoppen gedwongen. Bij het doorzoeken van het voertuig van [klant 9] werd aan de passagierszijde op de vloer een tweetal roodkleurige tassen aangetroffen. Bij onderzoek bleken deze tassen doorzichtig plastic zakken te bevatten inhoudende op hennep gelijkende substantie. [klant 9] werd op 11 december 2007 te 15.45 uur aangehouden.
Uit het ingesteld technisch onderzoek blijkt dat de onder [klant 9] aangetroffen drugs hennep bevatten.
Uit de vervolggesprekken gevoerd op 11 december 2007, bijlagen 10 tot en met 19, blijkt het volgende.
Verdachte belt uit met [medeverdachte 1]. [verdachte] zegt dat ze waarschijnlijk hun “topal” hebben opgepakt. [verdachte] zegt dat ze werden gevolgd door die Golf 4 en zegt dat hij denkt dat ze “hem” hebben gedingensd. [medeverdachte 1] zegt dat verdachte niet naar de winkel moet gaan. (bijlage 10)
Verdachte belt uit met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] zegt dat hij naar de winkel komt. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij niet naar de winkel moet komen maar om moet keren en daar goed moet opruimen en dat hij alles in zijn auto moet doen en dat hij de auto vervolgens ergens anders moet parkeren en afstand moet houden van de auto. [medeverdachte 2] zegt dat het goed is. (bijlage 11)
Verdachte wordt gebeld door man 5901. Verdachte [verdachte] zegt tegen man dat hij zijn hulp nodig heeft. Verdachte zegt tegen man dat hij in Blerick moet wachten en een tour moet maken in zijn straat om te kijken of het veilig is. Man zegt dat het goed is. (bijlage 12)
Verdachte belt met [medeverdachte 2] en zegt dat hij alles in zijn auto moet doen en daar geen sporen achter moet laten en dat [medeverdachte 2] naar het bouwbedrijf moet komen waar ze elkaar vaker hebben getroffen. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 2] of hij snapt wat hij bedoelt. [medeverdachte 2] zegt dat het goed is. (bijlage 13)
Verdachte belt met [medeverdachte 3] en zegt dat ze volgens hem in de gaten worden gehouden. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 3] dat hij moet zeggen als ze komen dat hij, verdachte, ergens is gaan eten en net weg is. Verdachte zegt vervolgens dat ze die vent hebben opgerold. [medeverdachte 3] zegt “die vent van net” waarop verdachte ja zegt. Verdachte zegt dat hij nu echt moet oppassen en dat ze voorzichtig moeten zijn en dat [medeverdachte 3] zijn mond moet houden als ze komen. Waarop [medeverdachte 3] zegt “ja ja sowie so”. (bijlage 14)
Verdachte wordt gebeld door man 5901. De man zegt dat hij in zijn straat was en dat het vrij rustig was. (bijlage 15)
Verdachte wordt gebeld door [medeverdachte 2]. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 2] om de auto bij de Turkse winkel in Blerick te parkeren. [medeverdachte 2] zegt dat hij de auto ergens anders heeft geparkeerd. Verdachte zegt dat hij de auto dan daar moet laten en zelf ergens anders moet wachten. Verdachte zegt dat hij naar de afgesproken plaats zal komen waar [medeverdachte 2] nu ook is. (bijlage 16)
Verdachte belt uit met [medeverdachte 2] en zegt dat hij in de auto moet wachten en hem moet volgen zodra hij hem ziet. [medeverdachte 2] zegt dat het goed is. (bijlage 17)
Verdachte belt met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] zegt dat ze bij die ene school zijn waar ze de auto hebben achtergelaten. Verdachte zegt dat [medeverdachte 2] moet wachten en dat hij er aan komt. (bijlage 18)
Verdachte belt uit met [medeverdachte 1]. Verdachte zegt dat hij nu weg gaat en dat hij deze telefoon uit zal zetten. (bijlage 19)
Uit de tapgesprekken en SMS-berichten via lijn 013 gevoerd op 11 en 12 december 2007 blijkt het volgende:
Verdachte belt met [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] zegt dat hij net aan het kijken was maar dat hij niet echt veel zag. Verdachte zegt dat als er wat gebeurt hij zijn mond moet houden. Verdachte zegt dat hij maar beter niet in de buurt kan komen. [medeverdachte 3] zegt dat hij verdachte wel zal bellen als er iets is en dat hij alleen op dit nummer zal bellen. Verdachte zegt dat hij die andere nummer maar weg moet doen, die gaat nou kapot. [medeverdachte 3] zegt oké is goed. Verdachte zegt dat [medeverdachte 3] voorzichtig moet zijn en goed moet rondkijken. (bijlage 20)
Verdachte belt met onbekend persoon en zegt: komen er nog verdachte mensen voor de winkel voorbij elke keer, dat is een Golf 4, die flikkers hebben mij achterna gezeten. (bijlage 21)
SMS-bericht: “Er is vandaag wat gebeurd rond 15.00 uur ze hebben mijn klant en mij gevolgd en ik ben er vandoor gegaan. ze hebben hem gepakt ik ben bang dat ze nu opz”. (bijlage 22)
SMS-bericht: “oek naar mij zijn ik had nog 8 maanden open staan verwaardelijk (…) misch zie je mij niet meer (bijlage 23)
SMS-bericht: (…) ik wou je alleen dat laten weten ik zweer op mijn moeder ik lieg niet (…) bijlage 4)
“(…) ik heb je eerlijk verteld hoe of wat met de politie (…) (bijlage 25)
SMS-bericht: “ast komt te zitten ik ben nog nooit zo bang geweest als gister (..) bijlage 27)
SMS-bericht; “uis durf niet na buiten ik denk dat ik vandaag in hotel ga wonen tot 2008 dan geef ik mijzelf aan bij politie (..) (bijlage 29)
SMS-bericht: “Kijk maar op media bericht op internet misch vandaag of morgen zal het wel er in staan dat politie iemand heeft gepakt met 3 groente in Venlo”(bijlage 30)
De verdachte [klant 9] heeft bij de politie bekend dat hij de onder hem inbeslaggenomen verdovende middelen bij zich had.
Conclusie:
Door verdachte zijn in samenwerking met anderen hennep en hasjiesj geleverd aan in het buitenland woonachtige personen. Gelet op de gebezigde Duitse taal en het gebruik van auto’s met Duitse kentekens was het bij verdachte en de anderen bekend dat het bij de kopers om in het buitenland woonachtige personen ging. Het is een feit van algemene bekendheid dat in Venlo veel drugs verkocht wordt aan mensen uit de buurlanden, die deze drugs vanuit Venlo meenemen naar het buitenland. Bij afvangst bleek het telkens inderdaad om verdovende middelen te gaan die staan op Lijst II behorende bij de Opiumwet.
De rechtbank acht de in het dossier gerelateerde transporten onder de zaakdossiers 1 , 2 en 3 eveneens redengevend voor het bewijs dat verdachte zich tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied brengen van hoeveelheden drugs, hennep en/of hasjiesj. Weliswaar is in deze drie zaakdossiers geen concreet bewijs voorhanden waaruit geconcludeerd kan worden dat het bij deze transporten daadwerkelijk om hennep en/of hasjiesj handelde. De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van de in deze zaakdossiers opgenomen, afgeluisterde en vastgelegde telefoongesprekken en de observaties, in relatie met de feiten en omstandigheden zoals deze in de zaakdossiers 4 tot en met 8 zijn opgenomen en hiervoor onder de bewijsmiddelen zijn weergegeven, in onderlinge combinatie en samenhang bezien met het steeds terugkerend patroon van handelen door verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] er ook bij de transporten onder 1, 2 en 3 daadwerkelijk sprake is geweest van uitvoer van drugs (hennep en/of hasjiesj).
Zaakdossiers 1 tot en met 8
Uit het verhoor van de [slachtoffer], de ex-vriendin van verdachte blijkt dat zij drie jaar lang een relatie heeft gehad met verdachte. Medio 2005, ongeveer op de helft van hun relatie, kreeg zij in de gaten dat verdachte in drugs handelde op de Maaskade in Venlo. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij wist van en gewaarschuwd was voor het feit dat verdachte zich bezig hield met drugshandel.
Verdachte wordt er blijkens de dagvaarding van verdacht dat hij gedurende een periode drugs heeft verkocht en heeft (af)geleverd. Ter zake de levering van drugs zouden de bewijsmiddelen staan in zaakdossier 9 en/of zaakdossier 10.
In zaakdossier 9 staat de weergave vermeld van getapte telefoongesprekken/berichten tussen verdachte en twee telefoonnummers. Verdachte was gedurende de periode waarop de getapte telefoongesprekken zien een actieve drugshandelaar (zie hetgeen onder feit 1 is opgenomen). In de getapte telefoongesprekken/berichten wordt gebruik gemaakt van versluierd, gecodeerd taalgebruik. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen andere conclusie mogelijk dan dat deze telefoongesprekken gaan over de levering van kilo’s softdrugs, aangezien er steeds aantallen genoemd worden die staan voor het aantal kilo’s dat besteld wordt, gecodeerde namen voor drugs (bijvoorbeeld personen, S, schone, P, poeder, mooie) en een prijs die gebruikelijk is als verkoopprijs voor 1 kilo softdrugs. Uit de verkoop en levering van softdrugs in zaakdossier 7 blijkt bewijs dat met de term ‘sp’ softdrugs (hasjiesj) bedoeld worden.
Als voorbeeld haalt de rechtbank een wisseling van berichten aan die op 5 oktober 2007 plaatsvond tussen verdachte en een tot dan onbekend persoon. Het uitgaand bericht gaat van de onbekende persoon naar verdachte en het inkomend bericht van verdachte naar de onbekende persoon.
Uitgaand:
Hallo kan je mij helpen voor vandaag
Inkomend:
Hoe dan
Uitgaand:
Haha jee weet gewoon geven 25 personen
Inkomend:
Met poeder
Uitgaand:
Ja
Inkomend
Voor 2600
Uitgaand
2400
……… (volgt onderhandeling over prijs)
Inkomend:
Kan nu voor jouw 25 brengen voor 2550 meer heb ik niet
………
Uitgaand:
Ok jij je zin doe maar dan is wel mooi toch voor die prijs.
Inkomend:
Ok kom je nu brengen.
Gelet op het feit dat verdachte als actieve drugshandelaar en de onbekende persoon vóór en nà de hierboven aangehaalde berichtenwisseling op soortgelijke wijze hebben gecommuniceerd, kan het niet anders dan dat na afloop van de in zaakdossier 9 voorkomende berichtenwisselingen daadwerkelijk een levering van softdrugs van verdachte aan de onbekende persoon heeft plaatsgevonden.
Immers, niet valt in te zien waarom verdachte en de onbekende persoon een dergelijke berichtenwisseling blijven hebben als er na overeenstemming over het soort drugs, de hoeveelheid en de prijs, niet ook een levering heeft plaatsgevonden. Ondersteunend voor het oordeel dat er leveringen hebben plaatsgevonden is ook het uitgaande telefoongesprek/bericht van verdachte naar de onbekende persoon waarin hij zegt/schrijft: “Hoi vriend heb je nog wat nodig”. Het gebruik van het woord ‘nog’ duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat er eerdere leveringen aan de onbekende persoon hebben plaatsgevonden. Het feit dat nimmer een levering is onderschept doet er in het onderhavige geval niet aan af, nu uit het dossier niet blijkt dat er actieve pogingen ondernomen zijn de drugs te onderscheppen. Dit zou in casu slechts anders zijn indien er bij een ondernomen poging tot onderschepping andere goederen dan drugs inbeslaggenomen zijn.
Uit zaakdossier 9 valt op te maken dat verdachte grote hoeveelheden softdrugs verkocht en leverde. Het betreft in totaal 154 kilo , welke hoeveelheid binnen een redelijk korte periode, drie maanden, is verhandeld. De identiteit van de afnemer/afnemers die gebruik maakte/maakten van de getapte telefoonnummers hebben de opsporingsinstanties niet kunnen achterhalen.
Verdachte heeft de grote hoeveelheden softdrugs weer geleverd moeten krijgen. Dat de hoeveelheden drugs die hij verhandelde mogelijk allemaal uit eigen hennepkwekerijen afkomstig zouden zijn acht de rechtbank gelet op de grote hoeveelheid binnen een periode van 3 maanden volstrekt onaannemelijk. Er moet(en) dus een (of meerdere) leverancier(s) van softdrugs bij de drugshandel van verdachte betrokken zijn geweest.
In zaakdossier 10 zijn de getapte telefoongesprekken/berichten opgenomen die er gewisseld zijn tussen verdachte en [medeverdachte 4]. Ook die gesprekken/berichten kenmerken zich door versluierd, gecodeerd taalgebruik, welk taalgebruik grote gelijkenis heeft met het taalgebruik van de in zaakdossier 9 opgenomen gesprekken/berichten (aantallen voor te leveren kilo’s, gecodeerde omschrijving voor het soort softdrug dat besteld wordt als schone, mooie, er iets in gooien [poeder, rb] en een prijs die gebruikelijk is als verkoopprijs voor 1 kilo softdrugs. Ook hier komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat de getapte gesprekken/berichten tussen verdachte en [medeverdachte 4] over de levering van softdrugs gaan. Uit de bestendige relatie (ruim drieenhalve maand) blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook dat het in deze tot levering van softdrugs komt. De aantallen gesprekken hebben immers geen enkele zin als er geen leveringen plaatsvinden.
Er is echter wel een groot verschil tussen de gesprekken/berichten in zaakdossier 9 en die in zaakdossier 10. In zaakdossier 9 gaat het om gesprekken/berichten van een onbekend persoon die softdrugs door verdachte geleverd wil hebben, terwijl het in zaakdossier 10 gaat om gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 4] waarbij verdachte softdrugs door [medeverdachte 4] geleverd wil hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is [medeverdachte 4] derhalve (een van) de leverancier(s) van softdrugs aan verdachte.
Aan verdachte is in feit 2 tenlastegelegd dat hij softdrugs verkocht en afleverde. Daar vallen de door verdachte in zaakdossier 10 bestelde en geleverd gekregen kilo’s softdrugs niet onder. Hetgeen in zaaksdossier 10 is gerelateerd kan derhalve niet bij de bewezenverklaring betrokken worden.
Conclusie
Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode 154 kilo softdrugs aan (een) tot nu toe onbekende persoon/personen verkocht en (af)geleverd. De periode waarin de verkopen hebben plaatsgevonden dient wel beperkt te worden van 15 september 2007 tot 15 december 2007 omdat de getapte telefoongesprekken/berichten over leveringen niet buiten die periode hebben plaatsgevonden. De door [medeverdachte 4] aan verdachte geleverde kilo’s softdrugs zijn niet onder hetgeen bij feit 2 tenlastegelegd is onder te brengen.
Ten aanzien van de op zolder in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen drugs
Op 8 januari 2008 werden doorzoekingen ter inbeslagneming uitgevoerd onder leiding van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in het arrondissement te Roermond, op de volgende locaties:
Lokatie A: [adres], woonadres van [medeverdachte 2];
Lokatie B: [adres], verblijfplaats van verdachte;
Lokatie C: [adres], woonadres [medeverdachte 1];
Lokatie G: Garagebox nummer 8, [adres].
Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming lokatie A is op 8 januari 2008 op het adres [adres] op de zolder kamer 2 links (code AZ201) een grote blauwe tas inhoudende bruto 10 kilo hennep inbeslaggenomen.
Uit het technisch onderzoek van de inbeslaggenomen drugs op het adres [adres], blijkt dat gebruik is gemaakt van de ODV-kleurreactietest. Op basis van deze beoordeling en de test werd een indicatie verkregen welke stof voorkomende op een van de lijsten behorende bij de Opiumwet het materiaal bevat.
De onderzochte materialen (respectievelijk genummer 1 tot en met 13 behorend bij respectievelijke G.L. codes 315.804 tot en met 315.816 ) bevatten telkens hennep.
De verdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat er op 8 januari 2008 ongeveer 10 kilo drugs bij hem op zolder lag en dat hij deze drugs tegen betaling op zijn zolder voor een ander bewaarde.
Verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij verdachte en diens broer kent en ongeveer 1 keer in de twee dagen naar het internetcafé van de gebroeders Punar komt en dat hij een blauwe Volkswagen Golf heeft.
De echtgenote van de verdachte [medeverdachte 2], [echtgenoot medeverdachte 2], heeft verklaard dat haar man eigenaar is van een blauwe Volkswagen Golf en dat deze auto ook door verdachte en diens broer [medeverdachte 1] gebruikt wordt. Op 16 januari 2008 verklaart [echtgenoot medeverdachte 2] dat haar man een paar maanden geleden thuis kwam met een grote donkerkleurige sporttas. Toen zij vroeg wat er in de tas zat zei hij dat het haar niks aan ging wat er in tas zat. In het afgelopen half jaar heeft zij 2 a 3 keer gezien dat haar man met tassen thuiskwam. Ook heeft verdachte een keer na de zomer een vrij zware donkere tas thuis afgegeven en gezegd dat zij deze tas aan haar man moest geven. [echtgenoot medeverdachte 2] is van mening is dat haar man de laatste zeven maanden qua karakter is veranderd en dat het afsluiten van het kamertje in hun huis door haar man ook ongeveer zeven maanden geleden begonnen is.
Conclusie
Op de zolder van de woning van verdachte [medeverdachte 2] bevond zich een tas met 10 kilo hennep. [medeverdachte 2] maakt met o.a. verdachte deel uit van een organisatie die zich bezighoudt met drugshandel. Dit blijkt onder andere uit de afgevangen levering in zaakdossier 7 en 8. [medeverdachte 2] heeft blijkens de verklaring van zijn vrouw meerdere keren tassen mee naar huis genomen. De inhoud van de tassen mocht zij niet weten. Verdachte heeft eenmaal een vrije zware tas voor [medeverdachte 2] afgegeven. Naar het oordeel van de rechtbank fungeerde de woning van verdachte [medeverdachte 2] voor de criminele organisatie als opslagplaats voor softdrugs. Ook uit onder andere zaakdossier 7 valt af te leiden dat medeverdachte [medeverdachte 1] kennis heeft van het feit dat de voorraad bij [medeverdachte 2] ligt, omdat [medeverdachte 1] na een bestelling van 500 gram hasjiesj contact opneemt met [medeverdachte 2] en hem zegt het gevraagde te laten afleveren. Gelet op de leidende rol van verdachte in die criminele organisatie en het brengen door verdachte van een vrij zware tas naar die woning, kan tot het oordeel gekomen worden dat verdachte tezamen met anderen die 10 kilo voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de drugs en wapens en munitie aangetroffen in de garagebox in de [adres]
De politie heeft op 8 januari 2008 in de woning van verdachte op het adres [adres] te Blerick onder leiding van de rechter-commissaris een zoeking gedaan . Tijdens deze zoeking werd een contactsleutel van een Yamaha motor aangetroffen. Het was de verbalisanten ambtshalve bekend dat verdachte regelmatig gebruik maakte van een motor. Door de moeder van verdachte werd meegedeeld dat volgens haar verdachte een motor te koop had staan bij Motorhuis Venlo te Blerick. Uit onderzoek bij bedoeld motorhuis bleek dat de vriendin van verdachte op 21 april 2007 een nieuwe motorfiets, type R1, kleur zwart, voorzien van het kenteken [kenteken] had gekocht met een waarde van € 18.000,00 en dat er een crossmotor was ingeruild voor een bedrag van ongeveer € 6.000,00. Door een medewerker van het motorhuis is meegedeeld dat de crossmotor is opgehaald in een van de garageboxen gelegen aan de [adres] te Blerick.
Door een medewerker van de [Naam bedrijf], verhuurster van deze garageboxen, werd telefonisch medegedeeld dat garagebox 8 werd verhuurd aan [medeverdachte 2], wonende aan de [adres].
Nadat de verbalisanten garagebox 8 hadden geopend troffen ze daarin aan een motorfiets van het merk Yamaha R1, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken]. Tevens zagen de verbalisanten een half open tas met vermoedelijk hasjiesj staan. Nadat de officier van justitie ter plaatse was gekomen is de garagebox verder onderzocht. In de garagebox werden onder meer hasjiesj, vuurwapens en munitie aangetroffen. Ook werd een map aangetroffen met daarin het kentekenbewijs van de Yamaha motorfiets.
Door de politie zijn de in de garagebox aangetroffen hasjiesj, motor Yamaha, type YZF-R1 met het kenteken [kenteken] met bijbehorende kentekenbewijs, twee pistolen en patronen inbeslaggenomen .
Uit onderzoek blijkt dat de in de garagebox in de [adres] aangetroffen 7 verpakkingen bruine substanties telkens hasjiesj bevatten.
In het dossier bevindt zich een kopie van een ondertekend huurcontract waaruit blijkt dat door de [Naam bedrijf], als verhuurder, met ingang van 3 februari 2007 aan [medeverdachte 2], als huurder, is verhuurd een garagebox L8, gelegen aan de [adres].
De in de garagebox aangetroffen en inbeslaggenomen wapens en munitie zijn door het Bureau Uitvoerende Recherche Onderzoeken van politie nader onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt onder meer het volgende.
Ten aanzien van:
1. pistool van het merk Glock, type19, kaliber 9 x 28,2 en de twee houders ieder gevuld met 15 patronen.
Dit pistool is geschikt is om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.
De patronen betreffen kogelpatronen voorzien van een volmantel projectiel van het kaliber 9 x 19. Dit is munitie in de zin van artikel 1, onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de wet wapens en munitie.
Ten aanzien van:
2. pistool van het merk Beretta, type 9000 S, kaliber 9 x 19, met 2 houders.
Dit pistool is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.
Uit het verhoor van [slachtoffer] blijkt voorts, dat verdachte een motor heeft gekocht die door hem op haar naam werd gezet. Verdachte heeft daarvoor haar rijbewijs gebruikt. De motor stond bij verdachte thuis achter op de plaats of in een garagebox in de [adres].
Uit het ingesteld onderzoek naar de inbeslaggenomen motorfiets Yamaha YZF-R1 voorzien van het kenteken [kenteken] blijkt dat deze motorfiets op 21 april 2007 door verdachte is gekocht en op naam is gesteld van [slachtoffer]. Op 26 april 2007 werd het voertuig op naam gesteld van de verdachte [medeverdachte 1]. Laatstgenoemde is nog steeds kentekenhouder.
In het eerder aangehaalde verhoor van [slachtoffer] heeft zij verklaard dat toen ze nog een relatie met verdachte had ze een keer in de periode februari – juni 2007 met hem naar deze garagebox is geweest. Verdachte maakt gebruik van deze garagebox en had een sleutel van deze garagebox.
Conclusie
Gelet op het feit dat verdachte zich op grote schaal bezig houdt met drugshandel en hij gebruik maakt van de garagebox, is de rechtbank van oordeel dat niet tot een andere conclusie gekomen kan worden omdat de in de garagebox aangetroffen kilo’s softdrugs aan verdachte toegerekend moeten worden, tezamen en in vereniging met in ieder geval [medeverdachte 2]. Laatstgenoemde huurde immers de garage en was op de hoogte en betrokken bij de drugshandel van verdachte. Daarnaast was er ook bij [medeverdachte 2] een hoeveelheid drugs op zolder opgeslagen. Binnen de criminele organisatie namen verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] een vrijwel gelijkwaardige leidende positie in. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het voorhanden hebben van de handelsvoorraad die in de garage was geplaatst ook toegerekend kan worden aan [medeverdachte 1].
Het is een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van vuurwapens gemeengoed is bij personen die zich als (hoofd)personen binnen een organisatie op grootschalige wijze bezighouden met drugshandel. Gelet hierop is de rechtbank ook van oordeel dat niet tot een andere conclusie gekomen kan worden dan dat verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] de twee in de garage gevonden wapens met munitie voorhanden hebben gehad. Door de garage terbeschikking te stellen aan verdachte heeft [medeverdachte 2] het risico genomen dat er in die garage zaken zouden komen te liggen als de aangetroffen vuurwapens. Verdachte, zijn broer medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] kunnen het voorhanden hebben van de wapens en de drugs uit de garage aangerekend worden.
De rechtbank heeft hiervoor bij de zaakdossiers 1 tot en met 8 uitgebreid de modus operandi beschreven van de door verdachte en anderen gepleegde drugshandel. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake geweest van een criminele organisatie die het oogmerk had middels drugshandel geld te verdienen. De criminele organisatie heeft gedurende in ieder geval een periode van een half jaar bestaan. Binnen die organisatie werd in vast verband samengewerkt en was er sprake van een rolverdeling. Verdachte en zijn broer hadden in die organisatie een leidende rol. Verkopen worden door hen geïnitieerd. Het internetcafé staat op naam van verdachte. Verder is het verdachte die gewaarschuwd wordt door medeverdachte [medeverdachte 3] als zich een klant aandient. De inkoop van tientallen kilo’s softdrugs wordt door verdachte verricht en ook bij de verkoop van grote hoeveelheden is het verdachte die de contacten heeft. Uit de telefoongesprekken met zijn broer maakt de rechtbank op dat er in de samenwerking tussen hen nauwelijks een hiërarchische verhouding waarneembaar is. De kennis van en de betrokkenheid bij de drugshandel acht de rechtbank dan ook bij verdachte en zijn broer even groot. Ook medeverdachte [medeverdachte 2] maakte deel uit van die organisatie. Hij neemt deel aan de leveranties en bij hem (thuis en in een door hem gehuurde garage) wordt de handelsvoorraad softdrugs opgeslagen (zie bijvoorbeeld bij zaakdossier 8). Als uiteindelijk op 11 december 2007 een levering wordt afgevangen en verdachte onraad ruikt krijgt [medeverdachte 2] van verdachte opdracht niet naar de winkel te komen en alles op te ruimen, in de auto te doen en de auto ergens weg te zetten. De rol van [medeverdachte 2] wordt door de rechtbank als ondergeschikt aan het leidend tweetal, verdachte en zijn broer, gezien en als middelgroot aangemerkt. Ook medeverdachte [medeverdachte 3] wordt door verdachte op 11 december 2007 gebeld met de opdracht alles op te ruimen en niets te zeggen als ‘ze’ komen. Uit dat gesprek waarin [medeverdachte 3] vraagt “die van net” en dus kennis van de klanten heeft en het feit dat eerder is komen vast te staan dat [medeverdachte 3] verdachte waarschuwt als zijn klant er is, blijkt duidelijk dat ook [medeverdachte 3] een rol binnen de organisatie heeft gespeeld. De rol van [medeverdachte 3] wordt door de rechtbank als ondergeschikt aan verdachte en zijn broer gezien en als kleiner aangemerkt.
Uit onderzoek bij het motorhuis waar volgens de moeder van verdachte een motor van verdachte te koop stond, bleek dat verdachte op 21 april 2007 een nieuwe motorfiets, Yamaha type R1, kleur zwart, voorzien van het kenteken [kenteken] gekocht had met een waarde van € 18.000,00 en dat er een crossmotor was ingeruild voor een bedrag van ongeveer € 6.000,00. Door een medewerker van het motorhuis is meegedeeld dat de crossmotor is opgehaald in een van de garageboxen gelegen aan de [adres] te Blerick. De motor werd op naam van [slachtoffer] gezet. De directeur van de motorzaak heeft verklaard dat verdachte de motor Yamaha – R1 op 21 april 2007 in zijn zaak heeft gekocht. Verdachte was als enige persoon bij de aankoop van de motor aanwezig en hij heeft de aanschaf contant voldaan. Op verzoek van verdachte is op 21 december 2007 voor een bedrag van bijna € 2.600,- aan de motor versleuteld voor onderhoud, nieuwe verlichting en een nieuw uitlaatsysteem.
De motor is verworven in april 2007 en dat valt buiten de tenlastegelegde periode. Daarom zal dit onderdeel niet bewezen verklaard kunnen worden. Verdachte heeft in de tenlastgelegde periode wel gebruik gemaakt van de motor. Hierover verklaart [slachtoffer] (het achter haar rijden) en verklaart de directeur van de motorzaak (het brengen naar de zaak voor onderhoud c.q. verfraaiingen).
Verdachte heeft verklaard ongeveer € 1.400,- per maand te verdienen. Dit lijkt de rechtbank te optimistisch ingeschat, aangezien medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat er hooguit 5 klanten per dag in het internetcafé kwamen. Er van uitgaande dat deze klanten vaak alleen naar binnen gekomen zullen zijn om afspraken te maken over de levering van softdrugs, zal het legale inkomen van verdachte uit het internetcafé veel lager zijn geweest dan verdachte heeft opgegeven.
Conclusie
Met de bewezen verklaarde drugshandel heeft verdachte grote hoeveelheden geld verworven. Het kan niet anders dan dat hij van de inkomsten uit drugshandel ook gebruik gemaakt heeft. Zijn legale inkomsten zijn te gering geweest om in zijn levensonderhoud te voorzien en bijvoorbeeld de motor te kopen en de rekening voor het onderhoud aan de motor ad € 2.600,-- te voldoen. [slachtoffer] heeft onder meer verklaard dat verdachte regelmatig geld naar haar rekening overmaakte. Ook zijn er sommen geld contant op haar rekening gestort. Dat geld had zij dan tevoren contant van verdachte gekregen. Ook deze gelden moeten uit drugshandel afkomstig zijn.
Ter terechtzitting heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte de overwaarde ad € 75.000,--van de woning aan de [adres] in Venlo heeft verkregen, toen hij de woning aan zijn ouders verkocht, welke overwaarde hij in contanten opgenomen zou hebben en niet meer bij een bankinstelling zou hebben ondergebracht. De officier van justitie heeft hierop gerepliceerd dat door verdachte verklaard is dat deze overwaarde gebruikt is om de woning op te knappen. Hierop is door de verdediging niet meer gereageerd. Gelet hierop, gelet op het feit dat het de rechtbank voorkomt dat bij een verkoop van een woning van de inwonende zoon aan de ouders een bank niet ongeclausuleerd de overwaarde van de woning zal uitkeren om eventueel te worden gebruikt voor de aanschaf van luxe consumptiegoederen, gelet op het feit dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij reeds vanaf 2005 weet heeft van de drugshandel van verdachte, gelet op het feit dat medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard heeft dat hij toen hij bij verdachte ging werken/wonen (februari 2007) wist van en gewaarschuwd was voor de door verdachte uitgeoefende drugshandel, gelet op het feit dat verdachte ook voor de periode vóór de tenlastegelegde termijn niet heeft aangegeven dat hij door andere werkzaamheden legale, controleerbare inkomsten heeft verkregen waardoor hij in april over veel contant geld kon beschikken (de rechtbank acht immers de gestelde inkomsten uit het internetcafé en het ongeclausuleerde gebruik van de overwaarde van het verkochte huis onaannemelijk) en gelet op het feit dat verdachte met de grootschalige drugshandel grote, contante inkomsten moet hebben gehad en de motor contant is afgerekend, komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte in de tenlastegelegde periode een motor voorhanden heeft gehad en heeft gebruikt en dat hij geld heeft verworven en heeft overgedragen, terwijl de motor en dat geld afkomstig waren uit enig misdrijf.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 17 januari 2008 aangifte gedaan van mishandeling gepleegd door verdachte op zondag 28 oktober 2007 te Venlo .
Zij heeft verklaard dat zij op een avond in oktober met haar vriendin [vriendin slachtoffer] uit is geweest in Club Zes in Venlo. In deze club zag zij verdachte, haar ex-vriend staan. Zij kon zien dat verdachte gedronken had en nog aan het drinken was. Op een gegeven moment kwam verdachte voor haar staan. Aangeefster heeft vervolgens verdachte een aantal keren gevraagd haar met rust te laten hetgeen hij niet deed. Daarop heeft aangeefster haar voorhoofd tegen zijn voorhoofd geduwd om hem bij haar vandaan te duwen. Verdachte heeft aangeefster daarop bij de haren gepakt en haar naar de grond getrokken. Door een uitsmijter is aangeefster vervolgens uit het café gezet. Omdat zij haar tas miste is zij samen met haar vriendin weer de club binnengegaan op zoek naar haar tas. Aangeefster zag toen dat verdachte aan de bar stond en de inhoud van een glas over haar heen gooide. Meteen daarop voelde zij een harde klap tegen de rechterzijde van haar gezicht ter hoogte van de kaaklijn. Dit deed meteen flinke pijn. Aangeefster greep met haar hand naar haar rechterwang en zag meteen dat er bloed op haar hand zat. Daarop is aangeefster snel naar buiten gelopen. Vervolgens is zij met haar vriendin [vriendin slachtoffer] naar de Eerste Hulp gegaan waar de wond aan haar gezicht is verzorgd en glassplinters uit haar wang zijn gehaald. Aangeefster is na het voorval niet meteen naar de politie gegaan omdat zij bang was voor de reactie van verdachte.
De vriendin van aangeefster [vriendin slachtoffer] heeft ook een verklaring afgelegd . Zij bevestigt het verhaal van [slachtoffer] dat ze weer het café Club Zes te Venlo zijn binnen gegaan om de tas van [slachtoffer] te zoeken die zij eerder als gevolg van een ruzie met verdachte in het café had verloren. Op het moment dat zij beiden weer het café wilden verlaten en langs verdachte liepen die aan de bar stond, zag zij dat [slachtoffer] plotseling naar haar gezicht greep. [slachtoffer] gilde meteen dat ze bloedde. Buiten het café zag ze bloed bij de wang van [slachtoffer]. Bij de EHBO in Venlo heeft men het gezicht van [slachtoffer] schoongemaakt. Haar wang was opgezwollen en dik.
Uit het tapgesprek met gespreksnummer 4322 blijkt , kort samengevat, het volgende:
Verdachte wordt gebeld door [slachtoffer]. Verdachte zegt dat hij afgekoeld is en zegt vervolgens “Dus jij mag mij wel een kopstoot en ik mag jou geen glas tegen je kop aangooien.”
Uit tapgesprek met gespreksnummer 4377 blijkt , kort samengevat, het volgende.
Verdachte wordt gebeld door [eigenaar café]. [eigenaar café] vraagt aan verdachte of hij [slachtoffer] met het glas geslagen heeft. Verdachte zegt dat hij drinken in haar gezicht heeft gegooid en dat hij ook het glas heeft gegooid.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake van is geweest dat het glas per ongeluk tegen het gezicht van [slachtoffer] is aangekomen. Verdachte heeft het met opzet tegen het gezicht gegooid. Daarbij heeft hij bewust de aanmerkelijke kans voor lief genomen dat het glas [slachtoffer] zou treffen en dat het glas haar ernstig zou kunnen verwonden. Zoals ook gebleken is spat een gegooid glas uit elkaar als het het hoofd van een persoon raakt. Het hoofd is een kwestbaar deel van het lichaam, met vitale delen zoals de ogen aan de oppervlakte. De kans dat de glassscherven of –splinters in de ogen terechtkomen of dat het blijvende, ontsierende littekens maakt acht de rechtbank aanmerkelijk. Feit 7 kan dan ook als poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel bewezen worden verklaard.
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 8 januari 2008 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 5, van de Opiumwet, een hoeveelheid hennep en/of een hoeveelheid hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
hij in de periode van 15 september 2007 tot en met 15 december 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op 8 januari 2008 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,8 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en ongeveer 10 kilogram hennep, zijnde hasjiesj en hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 8 januari 2008 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde, vierde en/of vijfde lid, namelijk het meermalen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen en het meermalen verkopen, afleveren, vervoeren en het aanwezig hebben van middelen of een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 8 januari 2008 in de gemeente Venlo een motorfiets, merk Yamaha, voorhanden heeft gehad en hoeveelheden geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) heeft verworven en van een motorfiets, merk Yamaha, en hoeveelheden geld (afkomstig uit de handel in verdovende middelen) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die motorfiets en dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
hij op 8 januari 2008 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad:
a. een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Glock);
b. een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een pistool (merk Beretta);
c. munitie van de categorie III, te weten een aantal patronen;
De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet wapens en munitie.
hij op 28 oktober 2007 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer] een glas in het gezicht heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 11, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet, juncto artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede en derde lid, van de Opiumwet, juncto artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht;
Feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
het misdrijf sub 3 is strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede en vijfde lid, van de Opiumwet;
Feit 4:
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet;
het misdrijf sub 4 is strafbaar gesteld bij artikel 11a, eerste lid, van de Opiumwet;
het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
Feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
het misdrijf sub 6 is strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, sub a, derde lid, onder a, c.q. lid 1 van de Wet wapens en munitie;
Feit 7:
poging tot zware mishandeling;
het misdrijf sub 7 is strafbaar gesteld bij artikel 302 Wetboek van Strafrecht, junctis de artikelen 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 10 februari 2009 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd deze te zwaar te achten. Verdachte heeft lange tijd in voorlopig hechtenis gezeten. De strafwaardigheid van grensoverschrijdende handel in softdrugs wordt op grond van de oriëntatiepunten van het LOVS en de jurisprudentie niet zo zwaar bestraft. Ook dient er een strafvermindering te worden toegepast wegens het niet tijdig vernietigen van de geheimhoudersgesprekken.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
De verdachte heeft zich samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan de uitvoer van, de handel in en het voorhanden hebben van grote hoeveelheden softdrugs (meer dan 175 kilo, te weten 6,6 kilo uitvoer, 154 kilo leveren, 19,8 kilo voorhanden). Verdachte en andere deelnemers aan deze organisatie hebben zich gedurende langere tijd op professionele wijze bezig gehouden met deze handel in verdovende middelen (softdrugs). Van 6,6 kilo softdrugs staat de uitvoer naar het buitenland voor de rechtbank vast. Duidelijk is dat die hoeveelheid niet geleverd is aan gedoogde verkooppunten. Ten aanzien van de geleverde 154 kilo softdrugs kan niet bewezen worden aan wie of aan wat voor verkooppunten de drugs geleverd zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat hasjiesj en hennep, mede gelet op het hoge THC-gehalte, gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat gebruikers (in het bijzonder degenen die hun waar kopen bij niet gedoogde verkooppunten) hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Het strafbare feit van verkoop van vele kilo’s softdrugs is gebeurd louter uit een oogmerk van persoonlijk gewin. Op basis van de oriëntatiepunten bij hennepkwekerijen, welke oriëntatiepunten het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ook toepast bij de levering van softdrugs, zou afgezien van bijzondere omstandigheden per ongeveer 25 kilo geleverde drugs een gevangenisstraf van 12 weken (drie maanden) in de rede liggen. De rechtbank maakt daarbij geen onderscheid tussen de strafwaardigheid van het kweken van softdrugs en het verhandelen of voorhanden hebben daarvan. Bij de levering van ongeveer 175 kilo softdrugs komt dat op een gevangenisstraf van ongeveer 21 maanden. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte volgens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 20 januari 2009 in het verleden vaker ter zake van drugsdelicten is veroordeeld. Van die eerdere veroordelingen lijkt verdachte niets geleerd te hebben. Gelet op de hoeveelheid drugs en zijn recidive is een gevangenisstraf van 26 maanden aan de orde.
Verdachte heeft binnen de criminele organisatie een leidende positie vervuld. Verdachte heeft door afscherming de criminele activiteiten voor de buitenwereld verborgen weten te houden (het internetcafé als dekmantel, het gebruiken van meerdere mobiele telefoons en het gebruikmaken van versluierd, gecodeerd taalgebruik). Het aantreffen van een partij drugs in de woning van een mededader en het aantreffen van een partij drugs en meerdere vuurwapens met bijbehorende munitie in een door een mededader gehuurde garagebox waarvan verdachte ook gebruik maakte, bevestigt het beeld behorende bij een drugsmilieu en een professionele criminele organisatie. Voor de leidende rol van verdachte in deze criminele organisatie ligt een gevangenisstraf van 6 maanden in de rede. Verdachte heeft verder twee vuurwapens met munitie voorhanden gehad, waarbij per vuurwapen een gevangenisstraf van 3 maanden aan de orde is.
Het witwassen van hoeveelheden geld en van een motor is door de rechtbank bewezen verklaard. Daarvoor is een gevangenisstraf van 3 maanden aan de orde.
Verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn ex vriendin. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij na de mishandeling van [slachtoffer] geen spijt heeft betuigd, maar [slachtoffer] zwaar onder druk heeft gezet en heeft bedreigd haar te doden als zij aangifte zou doen . Deze handelwijze van verdachte geeft ook blijk van een keiharde criminele mentaliteit waarbij geweld niet wordt geschuwd. Bij de strafoplegging voor dit feit houdt de rechtbank ten nadele rekening met de omstandigheid dat verdachte volgens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 20 januari 2009 in het verleden vaker ter zake van geweldsmisdrijven is veroordeeld. Een gevangenisstraf van 3 maanden is hiervoor aan de orde.
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de door deze rechtbank in het verleden opgelegde straffen in soortgelijke ernstige zaken en de recidive het opleggen van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. Tevens ziet de rechtbank in de hiervoor genoemde redenen geen aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf als voorwaardelijk op te leggen. Ook de procesopstelling van verdachte waaruit geen enkel inzicht in de strafwaardigheid van zijn gedrag blijkt, geeft geen aanleiding een andere straf op te leggen dan de hieronder vermelde.
De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, nu de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, mede gelet op de persoon van verdachte, onvoldoende in de eis van de officier van justitie tot uitdrukking komen.
10.4 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
20300169579 3 1.00 STK Personenauto
OPEL Astra-G-CC Kl:groen;
20300169579 4 1.00 STK Motorfiets [kenteken]
YAMAHA YZF-R1 Kl:zwart;
20300169579 6 1.00 STK Kentekenbewijs Kl:groen
OPEL
Deel 1 / deel 1B behorende bij [kenteken];
20300169579 7 1.00 STK Keuringsbewijs Kl:wit
-
Behorende bij [kenteken];
20300169579 8 1.00 STK Koopakte
-
aankoopbon van [kenteken];
20300169579 9 2.00 STK Sleutel
OPEL
2 sleutels behorende bij [kenteken];
20300169579 10 2.00 STK Kentekenbewijs Kl:groen;
20300169579 12 1.00 STK Sleutel Kl:zwart
YAMAHA
sleutel behorende bij [kenteken];
20300169579 13 1.00 STK Afstandsbediening Kl:zwart
DATATOOL alarm
1x afstandsbediening alarm voor motor;
20300169579 14 3.00 STK Kentekenbewijs Kl:groen
YAMAHA motor
Deel 1A / deel 1B / deel II;
20300169579 15 1.00 STK Certificaat
-
certificaat tbv alarm motor;
07-005182 21 Geld Euro
-
50bbx50euro; 39bbx20euro; 37bbx10euro; 9bbx5euro;
07-005182 22 Geld vreemde valuta
-
3bb van 50 turkse lira; 3bb van 10 turkse lira;
07-005182 23 1.00 STK Personenauto [kenteken]
OPEL;
07-005182 24 1.00 STK Sleutel
-
sleutel Ford ([kenteken] tnv [medeverdachte 1]);
07-005182 26 1.00 STK Sleutel
-
sleutel en afstandsbediening motor Yamaha [kenteken];
07-005182 27 Geld Euro
-
7bbx50euro; 2bbx20euro; 1bbx5euro;
07-005182 28 Geld Euro
-
53bb x 50 euro; 3bb x 5 euro;
07-005182 23 1.00 STK Personenauto [kenteken]
OPEL;
07-005182 24 1.00 STK Sleutel
sleutel Ford ([kenteken]
sleutel en afstandsbediening motor Yamaha [kenteken];
dienen te worden verbeurdverklaard.
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien
met betrekking tot die voorwerpen het feit is begaan.
10.6 Teruggave
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn:
20300169579 5 1.00 STK Bromfiets
PIAGGIO C38 [kenteken]
PIAGGIO bromfiets;
20300169579 11 1.00 STK Sleutel
PIAGGIO
behorende bij [kenteken];
07-005182 25 2.00 STK Papier
Deel 1A en deel 1B behorende bij bromfiets [kenteken]
kentekenbewijs bromfiets ([kenteken]);
07-005182 29 1.00 STK Horloge
BREITLING
duur breitling horloge;
07-005182 32 1.00 STK Horloge
FESTINA;
07-005182 33 1.00 STK Pen
DUPONT;
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degene(n) aan wie deze toebehoren onder, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van strafrecht: art. 10, 24, 27, 33, 33a, 45, 57, 91, 300, 302 en 420bis.
Opiumwet: art. 3, 11 en 11a.
Wet wapens en munitie: 26 en 55.
12. De vordering tot tenuitvoerlegging
De verdachte [verdachte] is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Roermond d.d. 10 mei 2006 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften hem gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen en zal dan ook deze vordering afwijzen.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 44 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
20300169579 3 1.00 STK Personenauto
OPEL Astra-G-CC Kl:groen;
20300169579 4 1.00 STK Motorfiets [kenteken]
YAMAHA YZF-R1 Kl:zwart;
20300169579 6 1.00 STK Kentekenbewijs Kl:groen
OPEL
Deel 1 / deel 1B behorende bij [kenteken];
20300169579 7 1.00 STK Keuringsbewijs Kl:wit
behorende bij [kenteken];
20300169579 8 1.00 STK Koopakte
aankoopbon van [kenteken];
20300169579 9 2.00 STK Sleutel
OPEL
2 sleutels behorende bij [kenteken];
20300169579 10 2.00 STK Kentekenbewijs Kl:groen;
20300169579 12 1.00 STK Sleutel Kl:zwart
YAMAHA
sleutel behorende bij [kenteken];
20300169579 13 1.00 STK Afstandsbediening Kl:zwart
DATATOOL alarm
1x afstandsbediening alarm voor motor;
20300169579 14 3.00 STK Kentekenbewijs Kl:groen
YAMAHA motor
deel 1A / deel 1B / deel II;
20300169579 15 1.00 STK Certificaat
certificaat tbv alarm motor;
07-005182 21 Geld Euro
50bbx50euro; 39bbx20euro; 37bbx10euro; 9bbx5euro;
07-005182 22 Geld vreemde valuta
3bb van 50 turkse lira; 3bb van 10 turkse lira;
07-005182 23 1.00 STK Personenauto [kenteken]
OPEL;
07-005182 24 1.00 STK Sleutel
sleutel Ford ([kenteken] tnv [medeverdachte 1]);
07-005182 26 1.00 STK Sleutel
sleutel en afstandsbediening motor Yamaha [kenteken];
07-005182 27 Geld Euro
7bbx50euro; 2bbx20euro; 1bbx5euro;
07-005182 28 Geld Euro
53bb x 50 euro; 3bb x 5 euro;
07-005182 23 1.00 STK Personenauto [kenteken]
OPEL;
07-005182 24 1.00 STK Sleutel
sleutel Ford ([kenteken]
sleutel en afstandsbediening motor Yamaha [kenteken];
gelast de teruggave aan verdachte van:
20300169579 5 1.00 STK Bromfiets
PIAGGIO C38 [kenteken]
PIAGGIO bromfiets;
20300169579 11 1.00 STK Sleutel
PIAGGIO
behorende bij [kenteken];
07-005182 25 2.00 STK Papier
Deel 1A en deel 1B behorende bij bromfiets [kenteken]
kentekenbewijs bromfiets ([kenteken]);
07-005182 29 1.00 STK Horloge
BREITLING
duur breitling horloge;
07-005182 32 1.00 STK Horloge
FESTINA;
07-005182 33 1.00 STK Pen
DUPONT;
Vordering tenuitvoerlegging:
De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Roermond d.d.10 mei 2006 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, A.K. Kleine en M.J.H. van den Hombergh, rechters, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 februari 2009.