RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08 / 1124
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[eiseres] te [plaats], eiseres,
gemachtigde mr. R.G.M. Ritzen,
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roermond, verweerder.
1.1. Bij besluit van 27 mei 2008 heeft verweerder het door eiseres ingediende bezwaar, gericht tegen het besluit van 15 januari 2008 inzake de inpassing in de aanloopschaal, ongegrond verklaard.
1.2. Vervolgens is hiertegen door eiseres bij deze rechtbank beroep ingesteld.
1.3. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiseres gezonden.
1.4. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 16 februari 2009, waar eiseres in persoon is verschenen, vergezeld door mr. R.G.M. Ritzen.
Verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door C.J. Alers-Timmermans en M.A.I. Peusen.
2.1. Eiseres is sinds 8 september 2001 werkzaam bij de gemeente Roermond. Vanaf 1 januari 2007 is zij benoemd in de functie van klantmanager werk. Een en ander is het gevolg geweest van een reorganisatie waarin functies zijn veranderd, opnieuw beschreven en gewaardeerd.
2.2. Bij besluit van 15 januari 2008 is eiseres medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor plaatsing in de functieschaal (9) en dat is besloten om eiseres (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007) in te schalen in de aanloopschaal (8).
2.3. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en heeft gesteld dat de beoordelingscriteria vooraf niet bekend waren, dat het besluit gebrekkig is gemotiveerd, dat de criteria ‘kwantiteit en flexibiliteit’ niet zijn gemotiveerd en tenslotte dat de beoordeling op het criterium ‘kwaliteit’ onbegrijpelijk is.
2.4. Bij besluit van 27 mei 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
2.5. Op 8 juli 2008 heeft eiseres hiertegen beroep ingesteld, waarbij de gronden grotendeels gelijk zijn aan hetgeen reeds in bezwaar is aangevoerd. In aanvulling hierop heeft eiseres nog gesteld dat verweerder een onjuiste voorstelling van zaken geeft over het functioneren van eiseres.
2.6. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. De rechtbank stelt daarbij voorop dat in een materie als de onderhavige aan het bevoegd gezag een bepaalde mate van beleidsvrijheid bij het waarderen en inschalen van functies niet kan worden ontzegd. De toetsing door de rechtbank is derhalve terughoudend van aard, waarbij zij naast overigens toetsing van het bestreden besluit aan de algemeen verbindende voorschriften en algemene beginselen van behoorlijk bestuur in het bijzonder de vraag dient te beantwoorden of de inschaling van eiseres op onvoldoende gronden berust.
2.7. In dit verband merkt de rechtbank vooreerst op dat als vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (onder andere CRvB 26-4-2007, LJN BA4528) als hoofdregel heeft te gelden dat een ambtenaar behoort te worden ingepast in de bij zijn functie behorende salarisschaal, met een beperkte afwijkingsmogelijkheid, namelijk in gevallen waarin sprake is van een duidelijk nog niet voldoende functioneren.
2.8. Gelet op het onderhavige beroep verwijst de rechtbank -voor het voor het onderhavige geval van toepassing zijnde wettelijk kader- voorts naar het bepaalde in de Bezoldigingsregeling 1997 van de gemeente Roermond, alwaar in artikel 4 onder de noemer uitgangspunten (in het tweede lid) is neergelegd dat afhankelijk van opleiding en ervaring een ambtenaar wordt aangesteld in de aanloopklasse of de functieklasse.
2.9. In artikel 10, eerste lid, van voornoemde regeling is opgenomen dat de ambtenaar, die is ingeschaald in de aanloopklasse kan worden bevorderd tot de functieklasse indien hij voldoet aan de functie-eisen ten aanzien van werk- en denkniveau en tevens voldoet aan de eisen die in een goede functievervulling worden gesteld ten aanzien van bekwaamheid, geschiktheid en ijver.
In het tweede lid is bepaald dat of de ambtenaar voldoet aan het in lid 1 gestelde onder andere kan worden vastgesteld conform het Beoordelingsreglement gemeente Roermond 1990.
2.10. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting, maakt de rechtbank -chronologisch beschouwd- op dat met eiseres op 12 september 2006 nog een functioneringsgesprek is gevoerd. Zij bekleedde toen nog de functie van uitstroomconsulent. In het verslag van dat gesprek staat onder meer vermeld dat de kwantiteit van eiseres’ functioneren goed is, dat de kennis ruimschoots aanwezig is en dat de samenwerking met collega’s goed verloopt. Nadere afspraken zijn toen niet gemaakt, behoudens de afspraak om de huidige taken ongewijzigd uit te voeren.
2.11. Vervolgens heeft verweerder in december 2006 in het kader van de nieuwe organisatiestructuur van de Afdeling Sociale Zaken (onder meer) het zogeheten Proces Herontwerp BZ/OBZ en (daarvoor) het Kwaliteits- en controleplan 2005 vastgesteld, waarbij kortweg een ontwikkeling moest plaatsvinden van een activiteitengeoriënteerde naar een procesgeoriënteerde organisatie, waarbij bij de medewerkers voor wat betreft de uitoefening van hun (nieuwe) functie meer het accent zou komen te liggen op resultaatverplichtingen in plaats van inspanningsverplichtingen. Om dit te borgen zou meer sturing plaatsvinden op kwaliteit, continuïteit, flexibiliteit, risicobeheersing en kwaliteit van arbeid.
2.12. Of en in welke mate de medewerkers in de nieuwe structuur voldeden aan de gestelde normen, blijkt volgens verweerder onder meer uit de zogeheten Memo’s, waarin per medewerker de score per aspect staat aangegeven en voorts wat het betreffende kwaliteitsniveau is. Deze memo’s werden per kwartaal opgesteld en zijn achtereenvolgens gedateerd op 9 april 2007, 10 juli 2007, 5 oktober 2007 en 18 januari 2008.
2.13. Uit de stukken blijkt -en partijen hebben dit desgevraagd ter zitting ook bevestigd- dat ten aanzien van het aspect kwaliteit voor wat betreft de eerste twee kwartalen geen niveau vastgesteld kon worden ‘daar de steekproefomvang significant afwijkt van de minimale toetsingspercentages’. Oftewel, hieruit kon geen conclusie getrokken worden voor wat betreft het functioneren van eiseres, waardoor nog maar twee kwartalen resteerden om het functioneren van eiseres, wat dat aspect betreft, te beoordelen.
2.14. Voorts heeft verweerder desgevraagd ter zitting bevestigd dat eiseres achteraf in een zogeheten werkvoortgangsgesprek werd geconfronteerd met de (inhoud van de) Memo’s, doch dat van deze gesprekken geen verslaglegging heeft plaatsgevonden. Dit maakt dat de inhoud van de gesprekken -waarin volgens verweerder werd teruggeblikt op het voorbije kwartaal en uit een oogpunt van (bij)sturing van het functioneren werd vooruitgekeken naar het komende kwartaal- in elk geval ook voor de rechtbank niet verifieerbaar en derhalve evenmin toetsbaar is. Daarenboven kan louter op basis van de Memo’s geen compleet beeld van het functioneren van betrokkene worden verkregen.
2.15. Eind november 2007 is vervolgens een zogeheten inpassingsvoorstel aan verweerder gedaan, waarbij verweerder is geadviseerd om eiseres in te (blijven) schalen in de aanloopschaal. Desgevraagd is door verweerder ter zitting bevestigd dat -alvorens het voorstel aan verweerder is gedaan- met eiseres geen functionerings- of beoordelingsgesprek meer heeft plaatsgevonden, waaraan de rechtbank toevoegt dat uit vaste jurisprudentie kan worden afgeleid dat aan voornoemde gesprekken groot gewicht moet worden toegekend (CRvB 13-12-2007, LJN: BC0378, i.h.b. r.o. 3.2.).
2.16. Uitgaande van het eerder aangehaalde, in de jurisprudentie neergelegde en aanvaarde uitgangspunt dat inschaling in de functionele schaal (de) regel is en dat inschaling in de aanloopschaal (de) uitzondering hierop vormt, rust op verweerder de plicht om, wanneer verweerder ervoor kiest om eiseres te blijven inschalen in de aanloopschaal, het bewuste besluit deugdelijk te onderbouwen. Naar de mening van de rechtbank is verweerder hierin niet geslaagd. Wanneer de rechtbank het proces, dat uiteindelijk heeft geleid tot het primaire besluit en het (ongewijzigde) besluit op bezwaar, overziet, is voor de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden en inzichtelijk gemaakt of eiseres in haar individuele geval wist en gewezen is op datgene wat precies van haar werd verlangd qua prestaties die geleverd moesten worden en eventuele tekortkomingen die verbetering behoefden om voor plaatsing in de functionele schaal in aanmerking te komen.
2.17. De rechtbank acht daarbij de gegevens die zich thans in het dossier bevinden -in elk geval wat de motivering betreft om tot de conclusie te kunnen komen dat er in het geval van eiseres sprake is van een duidelijk nog niet voldoende functioneren en het daarom niet in de functionele schaal plaatsen- onvoldoende om het bestreden besluit te kunnen dragen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en het besluit zal op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb, worden vernietigd.
2.18. De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met deze procedure, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden twee punten toegekend (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting) met een waarde van EUR 322, per punt. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor één. Het bedrag van de proceskosten dient aan eiseres te worden vergoed.
2.19. Tevens zal de rechtbank bepalen dat aan eiseres het betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 145,–– dient te worden vergoed.
2.20. Mitsdien wordt beslist als volgt.
gelet op het bepaalde in de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op EUR 644,–– (vanwege de kosten van rechtsbijstand) te vergoeden door de gemeente Roermond aan eiseres;
bepaalt dat de gemeente Roermond het door eiseres gestorte griffierecht ten bedrage van EUR 145,00 volledig aan eiseres vergoedt.
Aldus gedaan door mr. drs. E.J. Govaers in tegenwoordigheid van mr. C.H.M. Bartholomeus als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2009.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 20 februari 2009
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.