ECLI:NL:RBROE:2009:BH3172

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91330 / KG ZA 09-8
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een geldvordering in kort geding wegens onvoldoende spoedeisend belang

In deze zaak, die voor de Rechtbank Roermond werd behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A.J.L. van Elk De Freese, een geldsom van de gedaagde, Van Og's Confectie Industrie B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. M.F.J.J.M. Thijssen. De procedure volgde op een eerder geschil tussen eiser en de heer en mevrouw [P], waarbij eiser in het gelijk werd gesteld en de heer en mevrouw [P] werden veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 150.000,00 aan eiser. Eiser stelde dat hij een mondelinge overeenkomst had gesloten met Van Og's Confectie Industrie B.V. en vorderde nakoming van deze overeenkomst, vermeerderd met proceskosten en onder verbeurte van een dwangsom.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser onvoldoende spoedeisend belang had bij de gevorderde voorziening. De enkele stelling van eiser dat hij andere betalingen moest verrichten, was niet voldoende om aan te tonen dat er sprake was van een spoedeisende situatie. De voorzieningenrechter wees erop dat eiser zelf verantwoordelijk was voor de executiemaatregelen en dat de belangen van derden, zoals de heer en mevrouw [P], niet relevant waren voor de beoordeling van de spoedeisendheid.

Daarnaast werd vastgesteld dat Van Og's Confectie Industrie B.V. gemotiveerd betwistte dat er een overeenkomst tot stand was gekomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet kon wachten op een bodemprocedure. Daarom werden de vorderingen van eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Van Og's Confectie Industrie B.V. tot op heden waren begroot op EUR 1.078,00. Het vonnis werd uitgesproken op 18 februari 2009 door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 91330 / KG ZA 09-8
Vonnis in kort geding van 18 februari 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.A.J.L. van Elk De Freese,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN OG'S CONFECTIE INDUSTRIE B.V.,
gevestigd te Horst,
gedaagde,
advocaat mr. M.F.J.J.M. Thijssen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Van Og's Confectie Industrie B.V. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de brief van [eiser] van 9 februari 2009 met aanvullende producties 5 tot en met 7
- de brief van [eiser] van 10 februari 2009 met bijlagen
- de brief van Van Og's Confectie Industrie B.V. van 10 februari 2009 met producties 1 tot en met 6
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Van Og's Confectie Industrie B.V..
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen [eiser] en de heer en mevrouw [P] is op 11 maart 2008 een geldleningsovereenkomst gesloten, onder meer inhoudende dat [eiser] aan de heer en mevrouw [P] een geldbedrag van EUR 115.000,00 leende. Aangezien de heer en mevrouw [P] hun betalingsverplichtingen niet nakwamen, startte [eiser] een procedure. [eiser] werd in het gelijk gesteld. De heer en mevrouw [P] werden onder meer veroordeeld om een bedrag van EUR 150.000,00 vermeerderd met rente te voldoen aan [eiser].
2.2. Om haar moverende redenen was Van Og's Confectie Industrie B.V. bereid om de vordering van [eiser] op de familie [P] onder bepaalde voorwaarden over te nemen. Partijen hebben daarover vanaf 25 november 2008 met elkaar onderhandeld.
2.3. Bij e-mail van 17 december 2008 heeft [eiser] een cessieovereenkomst naar Van Og's Confectie Industrie B.V. gestuurd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - nakoming van een mondeling gesloten overeenkomst zoals schriftelijk neergelegd in de cessieovereenkomst, een en ander op verbeurte van een dwangsom en vermeerderd met de proceskosten.
3.2. Van Og's Confectie Industrie B.V. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen aan toewijzing niet in de weg staat.
4.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening. De enkele stelling van [eiser] dat hij andere betalingen dient te verrichten waarvoor hij nu niet de gelden heeft, leidt niet tot de conclusie dat thans sprake is van een spoedeisende situatie. Bovendien is die stelling ook onvoldoende aannemelijk geworden. Voorts schuilt in een dergelijke stelling mogelijk nog een onwenselijk restitutierisico. De stelling dat de belangen van de heer en mevrouw [P] worden geschaad door de executiemaatregelen maakt voornoemd oordeel ook niet anders. Het gaat immers over de belangen van partijen en niet de belangen van derden. Bovendien heeft [eiser] de executiemaatregelen en daarmee de negatieve gevolgen daarvan voor de heer en mevrouw [P] zelf in de hand. Verder heeft Van Og's Confectie Industrie B.V. gemotiveerd betwist dat er een overeenkomst tussen partijen tot stand zou zijn gekomen. Gelet daarop heeft [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter het bestaan van de vordering onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voor een nader onderzoek voor wat betreft de stellingen van partijen is in deze kort geding procedure geen plaats.
4.3. Kortom, [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat van hem niet kan worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht. De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden afgewezen.
4.4. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Og's Confectie Industrie B.V. worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Van Og's Confectie Industrie B.V. tot op heden begroot op EUR 1.078,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2009.?
SR