ECLI:NL:RBROE:2009:BH1604

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
28 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91462 / KG ZA 09-14
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F.R. Soutendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen buren over eigendom van een strook grond

In deze zaak, die zich afspeelt tussen buren, betreft het een executiegeschil over de eigendom van een strook grond die zich op de grens tussen hun percelen bevindt. Eiseressen, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G. Spijker, hebben een bodemprocedure aangespannen om de eigendom van deze strook grond te verkrijgen op basis van verkrijgende verjaring. De rechtbank heeft in een eerder vonnis van 7 januari 2009 de vorderingen van de eiseressen afgewezen en de vorderingen in reconventie van de gedaagden toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigendomsgrens tussen de percelen gelijk is aan de kadastrale grens en heeft eiseressen veroordeeld tot ontruiming van de grond en het ter beschikking stellen van de strook aan de gedaagden, op straffe van een dwangsom.

In het kort geding dat volgde, vorderden eiseressen schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 7 januari 2009, totdat er een beslissing zou zijn in de appelprocedure bij het Gerechtshof Den Bosch. Gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.L. Stegeman, voerden verweer. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van eiseressen niet konden worden toegewezen. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen sprake was van een juridische of feitelijke misslag in het eerdere vonnis en dat de door eiseressen aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er een noodtoestand zou ontstaan door de executie van het vonnis.

De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiseressen af en veroordeelde hen in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op EUR 1.070,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F.R. Soutendijk op 28 januari 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 91462 / KG ZA 09-14
Vonnis in kort geding van 28 januari 2009
in de zaak van
1. [eiseres 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
eiseressen,
advocaat mr. M.G. Spijker,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. A.L. Stegeman.
Partijen zullen hierna in mannelijk enkelvoud [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [gedaagden]
1.2. Ten slotte heeft de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling mondeling vonnis gewezen, welke uitspraak hierna schriftelijk wordt weergegeven.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn buren van elkaar en hebben reeds langere tijd een geschil omtrent de eigendom van een strook grond dat is gelegen op/nabij de grens tussen hun percelen. [eiser] heeft vervolgens een bodemprocedure gestart. De vorderingen kwamen samengevat neer op het in eigendom verkrijgen van de strook grond op grond van verkrijgende verjaring. Bij vonnis van 7 januari 2009 heeft de rechtbank de vorderingen van [eiser] afgewezen. De rechtbank heeft in voornoemd vonnis de vorderingen in reconventie van [gedaagde] toegewezen. In dat kader heeft de rechtbank samengevat bepaald dat de eigendomsgrens tussen de percelen gelijk is aan de kadastrale grens. [eiser] werd veroordeeld tot ontruiming van de eigendomsgrond van [gedaagde] en het ter vrije beschikking stellen van de strook grond aan [gedaagde] op straffe van een dwangsom.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert, na wijziging van eis waartegen [gedaagde] geen bezwaar heeft gemaakt, schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 7 januari 2009, totdat is beslist in de appelprocedure bij het Gerechtshof Den Bosch.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van ná dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2. [eiser] heeft gesteld dat het vonnis van de rechtbank van 7 januari 2009 onjuist is en haalt een aantal overwegingen van de rechtbank aan waarmee hij het niet eens is. [eiser] stelt in dat kader onder meer dat het onbegrijpelijk is dat de rechtbank geen bewijsopdracht heeft verstrekt, dat de rechtbank heeft overwogen dat [eiser] bepaalde rechten zou hebben prijsgegeven en dat de rechtbank ten overvloede heeft overwogen dat niet duidelijk is wie nu een beroep doet op verjaring waardoor de vordering zou moeten worden afgewezen. Daarnaast zou [eiser] door executie worden geconfronteerd met onherstelbare schade, zou de woning van [eiser] niet meer toegankelijk zijn voor vrachtwagens die de gas en olie voorraad van [eiser] aanvullen en zou [gedaagde] geen enkel gerechtvaardigd belang hebben om thans tot executie van het vonnis over te gaan zonder het hoger beroep af te wachten.
4.3. De door [eiser] genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dusdanig evident dat zou moeten worden geconcludeerd dat het vonnis van 7 januari 2009 berust op een juridische of feitelijke misslag. Het is aan het gerechtshof om over de door [eiser] aangevoerde punten te oordelen. Bovendien is niet gebleken dat er sprake is van feiten aan de zijde van [eiser] die niet reeds voor het vonnis van 7 januari 2009 bekend waren die een noodtoestand doen ontstaan. Voor het overige dient de voorzieningenrechter zich in beginsel te richten naar het oordeel van de bodemrechter, zoals dit blijkt uit het vonnis van 7 januari 2009. De gevorderde voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.
4.4. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.070,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.R. Soutendijk en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2009.?
SR