ECLI:NL:RBROE:2008:BG7413

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
18 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
W11/2008
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek voorzitter strafkamer in strafzaak tegen verdachte

Op 15 december 2008 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Roermond een zitting gehouden in de strafzaak tegen de verdachte, waarbij de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.A.E. Bunge, aanwezig was. Tijdens de zitting heeft de verdachte herhaaldelijk aangegeven dat hij terug wilde naar de Penitentiaire Inrichting te Grave en heeft hij zich agressief gedragen. De voorzitter van de rechtbank heeft de zitting onderbroken en de verdachte verzocht de rechtszaal te verlaten. Na een schorsing heeft de rechtbank besloten dat een forensisch arts zou beoordelen of de verdachte medisch in staat was om de zitting bij te wonen. De forensisch arts heeft verklaard dat de verdachte in staat was om de zitting bij te wonen, mits hij rustig gehouden kon worden. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de aanwezigheid van de verdachte noodzakelijk was voor een zorgvuldige behandeling van de zaak.

De verdachte heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij een andere rechter eiste en dat hij zich niet in staat voelde om de zitting bij te wonen. De officier van justitie heeft deze uitlatingen geïnterpreteerd als een verzoek tot wraking van de voorzitter, mr. L.J.A. Crompvoets. Het wrakingsverzoek is op 15 december 2008 behandeld door de wrakingskamer, waarbij mr. Bunge en de officier van justitie mr. T.A.M. van de Ven aanwezig waren. De verdachte heeft ervoor gekozen om de behandeling van het verzoek niet bij te wonen.

Mr. Bunge heeft in het wrakingsverzoek aangevoerd dat de verdachte door zijn psychische gesteldheid niet in staat was om de zitting bij te wonen en dat de verplichting om aanwezig te zijn te veel druk op hem uitoefende. De gewraakte rechter, mr. Crompvoets, heeft verklaard dat hij het belangrijk vond dat de verdachte aanwezig was bij de behandeling. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat de beslissing van de strafkamer om de verdachte te verplichten aanwezig te zijn bij de zitting voldoende gemotiveerd was en dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de gewraakte rechter. Het wrakingsverzoek is daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Procedurenummer: W 11 / 2008
B E S L I S S I N G
als bedoeld in artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering op een verzoek tot wraking, gedaan op 15 december 2008 door mr. R.A.E. Bunge, advocaat te Venlo, namens de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum en -plaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting HvB Grave (Unit A + B), Muntlaan 1 te Grave,
verder aangeduid als [verdachte].
1. Ontstaan en loop van het geding
Op de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Roermond, van 15 december 2008 heeft de behandeling plaatsgevonden van de strafzaak met parketnummer 04/860702-08 (ter zitting gevoegd met parketnummer 04/857335-08) van de officier van justitie in het arrondissement Roermond tegen [verdachte]. De rechtbank heeft de medebrenging van de verdachte gelast en [verdachte] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. Bunge voornoemd als zijn raadsman.
Nadat de verdachte enkele malen te kennen heeft gegeven dat hij terug wil naar de PI te Grave heeft hij meermalen met het hoofd tegen de tafel geslagen. De voorzitter heeft de zitting onderbroken en de verdachte verzocht de rechtszaal te verlaten, waarna [verdachte] naar het cellencomplex van de rechtbank is gebracht. De raadsman heeft verzocht verdachte toe te staan terug te gaan naar Grave omdat hij het niet aan kan om ter terechtzitting zijn zaak bij te wonen. De rechtbank heeft na schorsing en hervatting van het onderzoek ter terechtzitting, bij monde van haar voorzitter, meegedeeld dat een forensisch arts zal beoordelen in hoeverre verdachte medisch in staat is de terechtzitting bij te wonen. De daartoe opgeroepen getuige-deskundige J. van Gastel, forensisch arts, heeft verklaard dat verdachte medisch heel goed in staat is de terechtzitting bij te wonen, indien het lukt verdachte rustig te krijgen en te houden. De rechtbank heeft na schorsing van de terechtzitting en hervatting van het onderzoek ter terechtzitting, bij monde van haar voorzitter, meegedeeld dat nu verdachte is verschenen op grond van een bevel medebrenging, het ter terechtzitting verschijnen ook betekent dat hij ter zitting aanwezig moet blijven en dat zijn aanwezigheid noodzakelijk wordt geacht om te komen tot een zorgvuldige behandeling van de zaak. Verdachte heeft vervolgens onder meer meegedeeld dat hij weg wil, naar Grave, dat hij een andere rechter eist en dat als hij niet weg kan de rechter maar weg moet. De raadsman heeft vervolgens meegedeeld dat de verdachte niet het gevoel heeft dat zijn zaak door een onpartijdige rechter wordt behandeld. De officier van justitie heeft vervolgens meegedeeld dat hij de uitlatingen van verdachte niet anders kan verstaan dan als een verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van de voorzitter van de meervoudige kamer, mr. L.J.A. Crompvoets.
Van het wrakingsverzoek is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een kopie is verstrekt aan mr. Bunge voornoemd en aan de officier van justitie. De hiervoor genoemde rechter heeft de wrakingskamer laten weten dat hij niet in het wrakingsverzoek berust en dat hij beschikbaar is om te worden gehoord door de wrakingskamer.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek op 15 december 2008 ter openbare terechtzitting behandeld. Bij deze behandeling is mr. Bunge verschenen; als officier van justitie was aanwezig mr. T.A.M. van de Ven. Verdachte heeft ten overstaan van de wrakingskamer aangegeven behandeling van het verzoek niet te willen bijwonen en heeft daarna meteen de zittingszaal heeft verlaten teneinde teruggebracht te worden naar het Huis van Bewaring te Grave. Mr. Bunge heeft het wrakingsverzoek nader toegelicht en mr. Crompvoets en de officier van justitie zijn in de gelegenheid gesteld om op dat verzoek te reageren.
2. De gronden van het wrakingsverzoek
Mr. Bunge heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de verdachte vanwege zijn psychische gesteldheid niet in staat is de behandeling van zijn zaak bij te wonen, en dat hij verplichte aanwezigheid ervaart als te veel druk waar hij niet mee om kan gaan en als gevolg waarvan hij zich zelf iets kan aan doen. Mr. Bunge heeft voorts aangegeven dat het vasthouden van de rechtbank aan het bevel medebrenging en de plicht voor verdachte om de hele behandeling aanwezig te zijn in de geschetste omstandigheden in strijd komt met het pressieverbod en een schijn van partijdigheid oproept. Voorts heeft mr. Bunge gesteld niet de mening van de rechtbank te delen dat het nuttig, nodig en verantwoord is dat verdachte de (gehele) zitting bijwoont.
3. Het standpunt van de gewraakte rechter
Mr. Crompvoets heeft ter zitting van de wrakingskamer verklaard het juist in deze zaak gewenst te vinden dat de verdachte aanwezig is bij de behandeling op zitting. Voorts heeft hij er op gewezen dat het wrakingsverzoek is ingediend vanwege de wens naar Grave te kunnen terugkeren.
4. De beoordeling van het verzoek
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding en/of de te berechten zaak een vooringenomenheid koestert of dat de bij de verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter kan er ook reden voor wraking zijn als bij een partij de indruk bestaat of kan bestaan over de aanwezigheid van vooringenomenheid bij de rechter, de zogenaamde schijn van partijdigheid. Bij de schijn van partijdigheid is het standpunt van de partij die de wraking verzoekt, belangrijk maar niet doorslaggevend; beslissend is of de twijfel van de verzoeker aan de onpartijdigheid van de rechter door objectieve factoren worden gerechtvaardigd.
De wrakingskamer oordeelt als volgt. De beslissing van strafkamer om voor [verdachte] een bevel medebrenging uit te doen gaan en de beslissing daarop niet terug te komen betreffen processuele beslissingen van de strafkamer. Het wrakingsinstrument is niet bedoeld om een dergelijke beslissing aan te vechten. Hoger beroep is het rechtsmiddel waarmee tegen een dergelijke beslissing kan worden opgekomen. Gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen levert een dergelijke beslissing in beginsel op zichzelf geen feit of omstandigheid op waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. Dit is alleen dan anders, indien een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens de verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Uit de beschrijving van de gang van zaken in het proces-verbaal van 15 december 2008 van het wrakingsverzoek, waaronder het horen van de getuige-deskundige over de vraag of de verdachte medisch in staat is om de behandeling bij te wonen, volgt naar het oordeel van de wrakingskamer dat de beslissing van de strafkamer dan wel haar voorzitter om vast te houden aan de aanwezigheid van de verdachte bij de zitting voldoende is gemotiveerd. Dat de verdachte zelf en zijn raadsman daarover een andere mening hebben brengt niet mee dat de beslissing van de rechtbank getuigt van vooringenomenheid. Een wellicht voor (de raadsman van) [verdachte] onwelgevallige beslissing is immers op zichzelf nog geen aanwijzing van subjectieve of objectieve partijdigheid van de strafkamer dan wel haar voorzitter. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat die beslissing voortkomt uit enige vooringenomenheid van de strafkamer dan wel haar voorzitter.
In het bijzonder is de wrakingskamer niet gebleken van enige aanwijzing van vooringenomenheid bij de in persoon gewraakte rechter mr. Crompvoets als voorzitter van de strafkamer. Evenmin is de wrakingskamer gebleken dat de bij de verdachte kennelijk bestaande vrees voor vooringenomenheid bij de gewraakte rechter objectief gerechtvaardigd is.
Op grond van het bovenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek ongegrond is en daarom moet worden afgewezen.
5. Beslissing
De wrakingskamer van de rechtbank:
verklaart het verzoek tot wraking van de rechter mr. L.J.A. Crompvoets ongegrond en wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Voncken (voorzitter), mr. C.M.W. Nobis en mr. M.J.A.G. van Baal, bijgestaan door J.N. Buddeke als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2008.