RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08 / 741
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[eiseres A] BV, [eiseres B] BV, [eiseres C] BV, [eiser] te [woonplaats], eisers,
gemachtigde mr. T.E. van der Bent
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo, verweerder.
1.1. Bij besluit van 18 maart 2008 heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het besluit van 11 oktober 2007 ongegrond verklaard.
Tegen dat besluit is bij deze rechtbank beroep ingesteld.
1.2. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eisers gezonden.
1.3. Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:26, eerste lid van de Awb is [belanghebbende] BV (hierna: belanghebbende) in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Zij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
1.4. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 8 oktober 2008, waar [eiser], mede namens eiseressen is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde, en waar verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. C.H.J.M. Michels.
2.1. Verweerder heeft op 22 november 2005 belanghebbende, gevestigd aan de [adres] te [plaats], een last onder dwangsom opgelegd, gericht op het in overeenstemming brengen van haar assortiment met de bepalingen van het bestemmingsplan.
2.2. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Nijmeegseweg-Weselseweg” met de bestemming “Tuincentrum”. In planvoorschrift 1 onder S van het bestemmingsplan wordt onder tuincentrum verstaan: “bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, alsmede op het verkopen en het leveren van gewassen en andere goederen voor het inrichten van tuinen.” In planvoorschrift 5, onder B is – voor zover hier relevant, bepaald, dat de gronden op de plankaart aangewezen voor “Tuincenrum TC” bestemd zijn voor een ruimte of terrein, waarop naast bloemen en planten het volledige assortiment aan tuinartikelen uit voorraad aan particulieren wordt aangeboden. Tuinartikelen zijn artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen, waaronder ook begrepen vijvers. Daartoe kunnen ook tuinmeubelen en tuinverlichting als ondergeschikt nevenassortiment behoren. Daarvoor is 15 % van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 1000 m2 toegestaan.
2.3. Eisers hebben verweerder bij schrijven van 24 mei 2006 verzocht over te gaan tot inning van de verbeurde dwangsommen en om aanvullende handhavingsacties te ondernemen. Op 6 juni 2006 heeft verweerder eisers bericht dat de behandeling van het verzoek enige tijd in beslag zal nemen. Op 10 september 2007 hebben eisers hun handhavingsverzoek herhaald.
2.4. Bij primair besluit van 11 oktober 2007 heeft verweerder geweigerd jegens belanghebbende handhavend op te treden wegens het in strijd handelen met het bestemmingsplan “Nijmeegseweg-Weselseweg”. Reden voor verweerder om niet handhavend op te treden jegens belanghebbende is de op 2 oktober 2007 door haar vastgestelde “Beleidsregel Tuin- en Groencentrum”, gepubliceerd op 10 oktober 2007 en inwerking getreden op 11 oktober 2007, inhoudende dat het randassortiment van belanghebbende wordt gelegaliseerd en het verzoek om vrijstelling op grond van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) van 6 januari 2006 van belanghebbende hier aan zal worden getoetst. Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar aangetekend.
2.5. Bij besluit van 18 maart 2008 (verzonden 25 maart 2008) heeft verweerder de bezwaren gemotiveerd ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Tegen dit besluit is door eisers beroep aangetekend.
2.6. Door verweerder is een verweerschrift ingediend.
Het oordeel van de rechtbank
2.7. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres [eiseres B] B.V. blijkens het uittreksel van het Handelsregister per 10 januari 2008 is ontbonden. Ter zitting wordt door de gemachtigde aangegeven dat de financiële zaken van de B.V. nog worden afgewikkeld, maar dat het bedrijf feitelijk niet meer bestaat. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat eiseres [eiseres B] B.V. geen procesbelang meer heeft, zodat haar beroep niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.8. Vervolgens is de vraag aan de orde of de andere eisers nog een procesbelang hebben bij de behandeling van hun beroep, nu op 14 mei 2008 de vrijstelling is verleend en geen zienswijzen zijn ingediend tegen het voornemen tot het verlenen van vrijstelling, terwijl de beroepsgronden in de onderhavige zaak voornamelijk gericht zijn tegen de vrijstelling. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangegeven dat zijn grieven zich niet (meer) richten tegen de gelegaliseerde activiteiten en de vrijstelling, maar tegen de overtredingen door de vergunninghouder in strijd met de vrijstelling.
2.9. Gezien deze (resterende) grief is de rechtbank van oordeel dat eisers ontvankelijk zijn in hun beroep. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of, gezien hetgeen in beroep thans nog is aangevoerd, het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan.
2.10. De rechtbank constateert dat de beroepsgrond dat de vergunninghouder overtredingen pleegt, in strijd met de vrijstelling, voor het eerst ter zitting naar voren is gebracht. De vertegenwoordiger van verweerder heeft hierover desgevraagd ter zitting aangegeven deze grief eveneens voor het eerst op zitting te horen en geeft aan dat bij controles door verweerder geen overtredingen zijn geconstateerd. Mocht alsnog geconstateerd worden dat in strijd met de vrijstelling wordt gehandeld, dan zal door verweerder handhavend worden opgetreden jegens de vergunninghouder.
De rechtbank is van oordeel dat deze grief, gelet op de goede procesorde, thans buiten beschouwing dient te worden gelaten, zodat deze niet kan leiden tot gegrond verklaring van het beroep.
2.11. De rechtbank merkt tenslotte nog op dat de beoordeling van de inning van de dwangsommen door verweerder, niet aan de bestuursrechter is.
2.12. Dit betekent dat de beroepen, voor zover ontvankelijk, ongegrond dienen te worden verklaard.
gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep van [eiseres B] B.V. niet ontvankelijk;
verklaart de beroepen van de andere eisers ongegrond.
Aldus gedaan door mrs. P.J. Voncken, C.M.W. Nobis (voorzitter) en N.J.J. Derks-Voncken, in tegenwoordigheid van M.B.G. Cox-Vorage als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2008.
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 15 december 2008
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.