ECLI:NL:RBROE:2008:BG5503

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
26 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
90144 / KG ZA 08-245
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot nakoming van omgangsregeling met dwangsom in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Roermond is behandeld, vordert de man dat de vrouw haar medewerking verleent aan de nakoming van de omgangsregeling met hun minderjarige zoon, zoals vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. De procedure is gestart na een brief van de vrouw waarin zij de omgangsregeling opschortte in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een omgangsregeling is vastgesteld bij beschikking van 20 juni 2007, en dat deze regeling tot en met het weekend van 8 en 9 november 2008 is uitgevoerd. De man stelt dat de vrouw wantrouwend is ten opzichte van zijn opvoedingskwaliteiten en dat zij zonder aanleiding de omgangsregeling heeft stopgezet. De vrouw daarentegen betwist de vorderingen van de man en stelt dat er geen spoedeisend belang is voor de vorderingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende recht en belang aan de zijde van de man is om een onmiddellijke voorziening te treffen. De rechtbank beveelt de vrouw om haar medewerking te verlenen aan de nakoming van de omgangsregeling en legt een dwangsom op voor het geval zij hier niet aan voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 26 november 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 90144 / KG ZA 08-245
Vonnis in kort geding van 26 november 2008
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.M.H.H. Tuinstra,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. drs. I. Ligtelijn-Huisman.
Partijen zullen hierna [de man] en [de vrouw] respectievelijk de man en de vrouw genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 november 2008
- de mondelinge behandeling op 24 november 2008
- de pleitnota van [de vrouw].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij beschikking van deze rechtbank van 20 juni 2007 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 2 juli 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk is op [geboortedatum 2003] in de gemeente [geboorteplaats] een zoon, te weten [de minderjarige] geboren.
2.2. Bij voornoemde beschikking is onder meer bepaald:
- dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [het kind] bij de vrouw zal zijn;
- dat tussen de man en de minderjarige [het kind] de navolgende omgangsregeling geldt :
- een weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- elke woensdag vanaf 18.00 uur tot donderdagochtend, waarbij de man [het kind] naar
de opvang zal brengen;
- vanaf het moment dat [het kind] naar groep 1 gaat, zal de omgang op de woensdag na
schooltijd starten. Dit zal omstreeks 12.00 uur / 13.00 uur zijn. De omgang duurt
dan wederom tot de donderdagochtend, waarbij de man [het kind] naar school zal
brengen;
- de feestdagen en vakanties in onderling overleg;
- de man zal zorg dragen voor het ophalen en terugbrengen van [het kind].
2.3. Partijen hebben na de inschrijving van de beschikking van 20 juni 2007 een echtscheidingsconvenant gesloten d.d. 14 respectievelijk 23 november 2007, waarbij in artikel 1.3 de volgende afspraak is vastgelegd:
“Partijen hebben met elkaar de volgende zorgregeling voor [het kind] besproken, welke verdeling ook in de beschikking van de rechtbank de dato 20 juni 2007 is neergelegd:
a. De man heeft omgang met [het kind] een weekend per 14 dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur. De man wenst uitbreiding van deze regeling. Partijen hebben dat al eerder besproken. De vrouw aarzelt, omdat zij stelt nog onvoldoende vertrouwen in de man te hebben, respectievelijk of uitbreiding in het belang is van [het kind]. Partijen zijn overeengekomen om de mogelijkheden van uitbreiding, alsmede andere van belang zijnde zaken ten aanzien van [het kind], te bespreken, samen met het Maatschappelijk Werk.
b. De man heeft elke week op woensdag omgang met [het kind], waarbij de man [het kind] omstreeks 12.00/13.00 uur van school haalt en [het kind] donderdagochtend weer naar school brengt.
c. De vakanties en feestdagen worden door partijen in onderling overleg geregeld. Partijen streven er naar een fifty-fifty verdeling te hanteren.”
Verder is in artikel 1.4 het volgende bepaald:
“In het kader van de uitoefening van hun gezamenlijk gezag zullen partijen elkaar op de hoogte houden omtrent de aangelegenheden die met betrekking tot de persoon en het vermogen van [het kind] van meer dan ondergeschikt belang zijn en zij zullen elkaar raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen. De beslissingen van enig gewicht zullen door de ouders tezamen worden genomen. Partijen verstaan hieronder in elk geval de te nemen beslissingen over bijvoorbeeld schoolkeuze en beroepsopleiding, over medische behandelingen en ingrepen en over verblijf in het buitenland gedurende een langere periode. De dagelijkse beslissingen over [het kind] zullen worden genomen door de ouder bij wie [het kind] op dat moment verblijft.”
2.4. Bij brief van 11 november 2008 heeft de vrouw aan de man laten weten dat de omgang, in afwachting van een in het kader van de door de man aanhangig gemaakte procedure tot wijziging van de omgangsregeling op te maken rapport van de raad voor de kinderbescherming, wordt opgeschort.
3. Het geschil
3.1. [de man] vordert – samengevat – [de vrouw] te bevelen haar medewerking te verlenen aan de nakoming van de thans geldende omgangsregeling tussen de man en [het kind], zoals deze blijkt uit het convenant van 14 respectievelijk 23 november 2007, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 250,= per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vrouw na betekening van het vonnis hiermee in gebreke blijft, met een maximum van EUR 10.000,=, kosten rechtens.
3.1.1. De man stelt dat de vrouw van meet af aan een sceptisch en wantrouwend heeft gestaan ten opzichte van de opvoedingskwaliteiten van de man en diens verantwoordelijkheden qua zorg voor [het kind]. Partijen hebben medio 2007 onderkend dat zij zullen moeten werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie en aan ouderschapsreorganisatie als gevolg van de veranderde gezinssituatie. Partijen hebben in dat verband twee gesprekken gevoerd bij maatschappelijk werk. De vrouw heeft zowel eenzijdig de zomervakantieregeling vastgesteld als gewijzigd en gereduceerd. Voor nu heeft de vrouw eenzijdig – zonder dat daartoe aanleiding bestond – de omgangsregeling stopgezet.
3.2. [de vrouw] concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van de man in zijn vorderingen dan wel tot afwijzing daarvan, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
Volgens de vrouw dient de man niet ontvankelijk verklaard te worden in zijn vorderingen omdat het spoedeisend belang daarvoor ontbreekt. Omdat de man de vrouw zonder noodzaak in rechte betrekt, dient hij te worden veroordeeld in haar kosten van rechtsbijstand van EUR 1.785,=. Indien en voor zover de man wel wordt ontvangen in zijn vorderingen dienen deze te worden afgewezen, omdat er bij de vrouw geen vertrouwen meer bestaat in de man als vader van [het kind]. De man neemt in de ogen van de vrouw geen verantwoordelijkheid voor [het kind]. [het kind] lijdt aan astma en chronische bronchitis. De vrouw heeft herhaaldelijk geconstateerd dat de man nog altijd cocaïne gebruikt en jointjes rookt. Verder heeft de man bij herhaling de door de vrouw gegeven voedingsadviezen voor [het kind] genegeerd. De man verzuimt [het kind] de structuur en rust te bieden die hij in verband met zijn gezondheidstoestand nodig heeft. De man verzuimt om [het kind] duidelijke grenzen te stellen. Hoewel de vrouw wel gelooft dat de man van [het kind] houdt, dient in het belang van [het kind] de omgang tussen de man en [het kind] te worden opgeschort tot de raad voor de kinderbescherming een onderzoek heeft ingesteld omtrent de vraag of omgang tussen de man en [het kind] in het belang van [het kind] is te achten.
4. De beoordeling
4.1. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er in deze procedure sprake van een zodanig recht en belang aan de zijde van de man dat, gelet op de belangen van partijen en dat van het kind, het treffen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad zodanig hoge prioriteit heeft, dat de nadere behandeling in de tussen partijen aanhangige bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
4.2. Vast staat dat bij beschikking van 20 juni 2007 een omgangsregeling tussen de man en [het kind] is vastgesteld en dat partijen bij later convenant nadere afspraken omtrent deze omgangsregeling hebben gemaakt. Eveneens staat vast dat de omgangsregeling tot en met het weekend van 8 en 9 november 2008 is uitgevoerd. Gelet hierop dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter de geldende omgangsregeling te blijven worden uitgevoerd, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat er sprake is van zodanige feiten en omstandigheden dat een voortzetting van de omgangsregeling niet in het belang van [het kind] is te achten.
Hoewel uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is gebleken dat de onderlinge verstandhouding tussen de ouders te wensen overlaat en dat in het belang van [het kind] beide ouders in de verbetering daarvan zouden dienen te investeren, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van zodanige feiten en omstandigheden dat in het belang van [het kind] de omgangsregeling dient te worden stopgezet. De vrouw heeft gesteld dat er vermoedens zijn van cocaïnegebruik door de man en dat [het kind] ziek wordt, omdat de man zich niet houdt aan de door de arts gegeven voedingsadviezen, maar zij heeft nagelaten, ondanks de betwisting hiervan door de man, dit op enigerlei wijze te onderbouwen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vorderingen van de man dienen te worden toegewezen.
4.3. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. beveelt [de vrouw] haar medewerking te verlenen aan de nakoming van de geldende omgangsregeling tussen de man en [het kind], zoals partijen deze regeling zijn overeengekomen bij echtscheidingsconvenant van 14 respectievelijk 23 november 2007;
5.2. bepaalt dat [de vrouw] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij, na betekening van dit vonnis, in strijd handelt met voornoemde veroordeling, aan de man een dwangsom verbeurt van EUR 250,= per dag, tot een maximum van EUR 10.000,=;
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2008.?
JvdK