ECLI:NL:RBROE:2008:BG5174

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
26 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/620120-07
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 26 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 juni 2007 betrokken was bij een ernstig verkeersongeval te Sint Odiliënberg. Het ongeval resulteerde in de dood van twee inzittenden van een Peugeot en zwaar lichamelijk letsel voor twee anderen. De verdachte, bestuurder van een Subaru Impreza, reed met een snelheid van 100 tot 124 km/h op een weg waar de maximumsnelheid 80 km/h was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en een verkeersongevallenanalyse die bevestigden dat de verdachte te hard reed en niet adequaat reageerde op de verkeerssituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en kreeg een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers en hun families, en concludeerde dat de verkeersveiligheid voorop staat.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/620120-07
Uitspraak d.d. : 26 november 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2007 te Sint Odiliënberg, in elk geval in de gemeente Roerdalen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Subaru), daarmede rijdende over de weg,
de Paarloweg (komende uit de richting Vlodrop), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
met een snelheid van ongeveer 100 km per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de terplaatse toegestane maximumsnelheid, te rijden over die Paarloweg en met de rechterwielen van het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig de rechterberm van die weg in te rijden, en vervolgens op een zodanige manier te sturen en/of te rijden dat hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig de linkerweghelft van die weg, welke weghelft was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, is opgereden op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto, merk Peugeot), rijdend over die linkerweghelft, zo dicht genaderd was dat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen beide motorrijtuigen, door welk verkeersongeval:
a. [slachtoffer 1], zijnde een inzittende van die personenauto (merk Peugeot) werd gedood;
b. [slachtoffer 2], zijnde een inzittende van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig, werd gedood;
c. [slachtoffer 3], zijnde de bestuurster van die Peugeot, zwaar lichamelijk letsel (middenvoetsbeentjes rechtervoet gebroken, rechterarm verbrijzeld, linkersleutelbeen gebroken en een subduraal hematoom) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
d. [slachtoffer 4], zijnde een inzittende van die Peugeot, zwaar lichamelijk letsel (een gescheurde milt, linkerboven en onderbeen gebroken) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 15 juni 2007 te Sint Odiliënberg, in elk geval in de gemeente Roerdalen, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Subaru), daarmee rijdende op de weg, de Paarloweg (komende uit de richting Vlodrop),
en toen aldaar met een snelheid van ongeveer 100 km per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de terplaatse toegestane maximumsnelheid, heeft gereden over die Paarloweg en met de rechterwielen van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig de rechterberm van die weg is ingereden, en vervolgens op een zodanige manier heeft gestuurd en/of gereden dat hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig de linkerweghelft van die weg,
welke weghelft was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, is opgereden op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto, merk Peugeot), rijdend over die linkerweghelft, zo dicht
genaderd was dat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen beide motorrijtuigen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 12 november 2008 gevorderd dat het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Naar het oordeel van de officier van justitie heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden. Hij heeft met zijn Subaru Impreza met hoge snelheid gereden, is met zijn rechterwielen in de berm terecht gekomen en heeft vervolgens de auto teveel gecorrigeerd waardoor hij op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen, waarna een botsing is ontstaan tussen de Subaru en de naderende Peugeot.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is –zakelijk weergegeven- het navolgende aangevoerd. Het is zeer onduidelijk wat zich op 15 juni 2007 heeft afgespeeld. Verdachte kan zich van het ongeval, door een zware hersenschudding, niks meer herinneren, evenmin als de bestuurder van de Peugeot, [slachtoffer 3]. De getuigenverklaring van [getuige 1] en [getuige 2], de inzittenden van de op het tijdstip van het ongeval vóór de Peugeot rijdende Hyundai, komen niet erg aannemelijk voor. Zij stellen te hebben geremd vanwege een loslopende kip en daarbij hun aandacht op de kip te hebben gehad. Zij verklaren echter ook dat zij de Subaru hard hebben zien rijden, het grind hebben horen opspatten en niet hebben uitgeweken voor de kip. Dit terwijl het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse aangeeft dat verdachte heeft moeten uitwijken voor de Hyundai, hetgeen tevens door mevrouw [getuige 1] tegen [verbalisant] is gezegd, zoals blijkt uit het proces-verbaal van het technisch onderzoek door [verbalisant]. Aannemelijker is dat verdachte heeft moeten uitwijken voor de Hyundai, die met hoge snelheid de Peugeot inhaalde en moest uitwijken voor een kip. Verdachte is daardoor noodgedwongen in het grind terecht gekomen. Op de plek waar verdachte de Subaru weer naar links de weg op heeft gestuurd staat een elektriciteitskastje waardoor verdachte niet anders kon handelen dan de auto weer de weg op te sturen, om een botsing met het elektriciteitskastje te voorkomen. Door het hoogteverschil tussen weg en berm heeft verdachte de auto moeten corrigeren. Omdat de auto niet was voorzien van een ABS systeem, zijn de wielen geblokkeerd, met de botsing tot gevolg. Van verdachte kan niet worden verwacht dat hij in een dergelijke situatie anders zou hebben moeten handelen. Het verkeersongeval kan niet aan verdachte worden verweten omdat de heer [getuige 2] door uit te wijken de eerste verkeersfout heeft gemaakt. Er kan voorts niet worden bewezen dat verdachte te hard, of harder dan de toegestane snelheid heeft gereden ten tijde van het ongeval. De getuigenverklaringen betreffen andere tijdstippen dan het tijdstip van het ongeval en het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse is niet voldoende wettig en overtuigend bewijs. Ook indien het te hard rijden van verdachte wel zou kunnen worden bewezen, is dit als enkele verkeersfout niet voldoende om te spreken van schuld in de zin van de Wegenverkeerswet.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is, zoals hiervoor gesteld, niet te bewijzen dat verdachte harder heeft gereden dan de terplaatse geldende maximumsnelheid. Voorts is niet bewezen dat, indien verdachte te hard heeft gereden, hij daardoor in de berm op het grind is gaan rijden. Het gevaar of hinder op de weg is bovendien niet ontstaan door verdachte, maar door de uitwijkmanoeuvre van de heer [getuige 2]. Hierdoor is niet wettig en overtuigend te bewijzen dat gevaar en/of hinder op de weg is ontstaan door de gedragingen van verdachte.
7.2 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, district Roermond opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2331/07-004048, gedateerd 17 november 2007 en de daarbij behorende bijlagen (tevens een doorlopend genummerde print van scan 29-11-2007 van origineel, pagina 1 t/m 135 en een doorlopend genummerde print van scan 13-03-2008 van origineel, p. 136 t/m 190).
Op vrijdag 15 juni 2007 om 21.25 uur is er bij de Regionale Meldkamer Limburg-Noord een melding binnen gekomen van een ongeval dat had plaatsgevonden op de Paarloweg in St. Odiliënberg (p. 4). Om 21.30 uur waren verbalisanten ter plaatse. Daar zagen zij dat er een personenauto aan de linkerzijde van de rijbaan stond (bezien vanuit de richting St. Odiliënberg). In die auto zat [slachtoffer 3], bestuurster van de bij het ongeval betrokken Peugeot. De andere bij het ongeval betrokken personenauto, een Subaru Impreza, stond in een maïsveld aan de rechterzijde van de rijbaan. In die auto zat [slachtoffer 2] en naast de auto lag verdachte. In de berm lag een kind, [slachtoffer 1], dat reeds overleden was. De andere twee kinderen van [slachtoffer 3] waren door omstanders naar een nabijgelegen boerderij gebracht.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich niks meer van het ongeval kan herinneren. Hij weet nog dat hij zijn vriendin heeft opgehaald bij een tankstation en dat hij toen op de Paarloweg reed en vanuit de richting Vlodrop kwam.
Uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse blijkt dat er een snelheidsberekening is gemaakt van de bij het ongeval betrokken auto’s. Daarbij is vastgesteld dat verdachte, als bestuurder van de Subaru, heeft gereden met een snelheid van minimaal 100 km/h en maximaal 124 km/h. De ter plaatste toegestane maximumsnelheid is 80 km/h.
[getuige 3] heeft verklaard dat hij op 15 juni 2007, omstreeks 21.15 uur met zijn Volkswagen Caddy reed in de richting van Paarlo. Hij werd toen gepasseerd door een witte, sportief uitziende personenauto. Het passeren gebeurde volgens getuige met een idioot hoge snelheid waardoor zijn auto schudde, de witte auto meteen uit het zicht verdween en hij dacht ‘die rijdt zich dadelijk helemaal kapot’. Toen hij ongeveer 5 minuten later op de Paarloweg richting St. Odiliënberg bij een verkeersongeval terecht kwam, zag hij de witte, sportieve auto zwaar beschadigd in het maïs staan.
[getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] zaten samen in een personenauto Renault Megane, waarbij [getuige 5] de auto bestuurde. Zij reden op 15 juni 2007 rond 21.30 uur door Paarlo, vanuit Vlodrop richting St. Odiliënberg. [getuige 5] zag een witte auto met spoilers in haar achteruitkijkspiegels. Zij zag dat de auto haar achter aan het duwen was. [getuige 4] geeft aan dat [getuige 5] dat hardop zei en daarmee bedoelde dat de auto aan het bumperkleven was. Net voorbij Paarlo passeerde de witte personenauto hen aan de linkerzijde, waarbij hij de vluchtheuvel aan de linkerzijde, op de verkeerde rijstrook, voorbij reed. Hij reed met hoge snelheid en [getuige 5] hoorde dat hij een dot gas gaf en zag dat hij heel snel bij hen vandaan reed. Die manoeuvre haalde de chauffeur vlak voor een bocht uit. [getuige 6] verklaart bovendien gezien te hebben dat de Subaru over langere afstand op de linkerrijstrook bleef rijden. Opeens zagen ze rookwolken. Tussen het moment dat de auto hen passeerde en de rookwolken (van het ongeval) zaten ongeveer 20 seconden. [getuige 5] zag, toen ze bij het ongeval aankwamen, dat er een witte auto in het maïs lag. Omdat haar in de 20 seconden tussen het passeren van de witte auto en de rookwolken, geen andere auto gepasseerd was, concludeerde zij dat het de witte auto moest zijn die hen eerder had ingehaald.
De rechtbank is op grond van voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte op het tijdstip van het ongeval (veel) harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid. De getuigenverklaringen over het rijgedrag van verdachte zeer kort voor het ongeval, sporen met de bevindingen uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse. Op een smalle weg, zoals de weg ter plaatse van het ongeval , is het naar het oordeel van de rechtbank aangewezen om snelheid te verminderen indien een tegenligger nadert. Het is dan immers al risicovol om met de maximaal toegestane snelheid van 80 km/h een tegenligger te passeren, laat staan met een snelheid die veel hoger ligt.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de eerste verkeersfout door de bestuurder van de Hyundai is gemaakt en dat verdachte in de berm is gaan rijden omdat hij moest uitwijken voor de Hyundai. Zij heeft tevens aangevoerd dat verdachte door een elektriciteitskastje noodgedwongen weer de weg op heeft moeten sturen, om een botsing met het elektriciteitskastje te voorkomen.
Met betrekking tot de vraag of verdachte nu voor de Hyundai of de kip is uitgeweken overweegt de rechtbank het volgende.
De stelling van de verdediging dat mevrouw [getuige 1] tegen [verbalisant] gezegd zou hebben dat de Hyundai zou zijn uitgeweken voor de kip (en zodoende verdachte genoodzaakt zou hebben om uit te wijken) berust op een onjuiste lezing van het dossier. Immers uit het proces verbaal vervat op p. 171 van het dossier blijkt dat [verbalisant] dit van niet bij name genoemde verbalisanten ter plekke heeft vernomen en niet van [getuige 1] zelf. Voorts ontkennen [getuige 2] en [getuige 1] (respectievelijk bestuurder en inzittende van de Hyundai) dat de Hyundai zou zijn uitgeweken. Zij spreken enkel over fors afremmen. Er van uitgaande dat verdachte daadwerkelijk is uitgeweken (en niet ten gevolge van zijn hoge snelheid en onverantwoord rijgedrag van de weg is geraakt) is dit naar alle waarschijnlijkheid voor de desbetreffende kip geweest en niet voor de Hyundai. Deze lezing spoort met de verklaring van [getuige 7] ( p. 86) die verklaart dat verdachte vlak na het ongeval tegen haar heeft gezegd dat hij was uitgeweken voor een beest.
Wat hier ook verder van zij, de rechtbank is van oordeel dat verdachte het zich door zijn rijgedrag onmogelijk heeft gemaakt adequaat te reageren op het weggedrag van anderen of onverwachte objecten op de weg. Ook indien de Hyundai heeft uitgeweken, doet dat er niets aan af dat verdachte door zijn eigen rijgedrag, het te hard rijden en het niet aanpassen van zijn snelheid aan de wegsituatie ter plaatse, niet goed heeft kunnen anticiperen op (onverwachte) gebeurtenissen. Dat nabij de plek waar verdachte zijn auto weer de weg op heeft gestuurd, een elektriciteitskastje staat, doet aan het bovenstaande niets af.
[slachtoffer 1] is overleden door schedelbreuken en/of letsel aan de hersenen ten gevolge van het ongeval.
[slachtoffer 2], de inzittende van de door verdachte bestuurde Subaru Impreza, is overleden op zaterdag 16 juni 2007 om 00.20 uur door hersenletsel, fracturen rechterbeen en bekken, aangezichtsfracturen, gescheurde lever, gescheurde milt en massaal bloedverlies. Haar dood is zonder twijfel het gevolg van een verkeersongeval.
Het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 3] (bestuurster Peugeot) bestond uit hersenletsel (subdurale bloeding), meerdere breuken van haar rechtervoet en een breuk van haar pols en rechteronderarm. Uit de verslagen van bezoeken aan een arts in de Verenigde Staten, blijkt dat zij de eerste dag na het ongeluk in coma heeft gelegen en dat intensieve rehabilitatie nodig is.
Het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 4] bestond uit een longkneuzing rechts, een miltscheur en bloeduitstortingen in het rechteroog en de neusbrug.
Bovengenoemde slachtoffers waren, met uitzondering van [slachtoffer 2] en tezamen met [slachtoffer 5], die licht gewond was geraakt door het ongeval, de inzittenden van de Peugeot waar verdachte met zijn Subaru Impreza tegenaan is gebotst.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor twee personen zwaar lichamelijk letsel is toegebracht en twee personen zijn overleden.
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 juni 2007 te Sint Odiliënberg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Subaru) daarmede rijdende over de Paarloweg komende uit de richting Vlodrop, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en/of onoplettend, met een snelheid van ongeveer 100 km per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de terplaatse toegestane maximumsnelheid, te rijden over die Paarloweg en met de rechterwielen van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig de rechterberm van die weg in te rijden, en vervolgens op een zodanige manier te sturen en/of te rijden dat hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig de linkerweghelft van die weg, welke weghelft was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, is opgereden op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto, merk Peugeot), rijdend over die linkerweghelft, zo dicht genaderd was dat een botsing is ontstaan tussen beide motorrijtuigen, door welk verkeersongeval:
a. [slachtoffer 1], zijnde een inzittende van die personenauto (merk Peugeot) werd gedood;
b. [slachtoffer 2], zijnde een inzittende van het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig, werd gedood;
c. [slachtoffer 3], zijnde de bestuurster van die Peugeot, zwaar lichamelijk letsel (middenvoetsbeentjes rechtervoet gebroken, rechterarm verbrijzeld, linkersleutelbeen gebroken en een subduraal hematoom) werd toegebracht;
d. [slachtoffer 4], zijnde een inzittende van die Peugeot, zwaar lichamelijk letsel (een gescheurde milt, linkerboven- en onderbeen gebroken) werd toegebracht.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf:
primair
Overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 175 Wegenverkeerswet 1994.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 12 november 2008 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf ter zake van het primair tenlastegelegde gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens heeft de officier van justitie als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaar gevorderd.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat, indien de rechtbank de feiten wettig en overtuigend bewezen acht, rekening moet worden gehouden met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het ongeval heeft een grote impact op verdachte gehad. Hij kon zich van het ongeval niets meer herinneren waardoor ze hem (stap voor stap) hebben moeten vertellen dat zijn vriendin [slachtoffer 2] bij het ongeval was overleden. Naast de psychische gevolgen heeft verdachte zelf ook lange tijd lichamelijke klachten door het ongeval ondervonden. Verdachte is bovendien nog nimmer voor verkeersdelicten veroordeeld. Verdachte is momenteel vrachtwagenchauffeur en heeft zijn rijbewijs nodig voor de uitoefening van zijn functie. Indien hem een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd, zal hij zijn functie niet meer kunnen uitoefenen.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het navolgende.
Op 17 juni 2007 heeft een zeer ernstig ongeval plaatsgevonden op de Paarloweg te St. Odiliënberg. Het ongeval is te wijten aan het zeer onvoorzichtig en/of onoplettend weggedrag van verdachte. Bij het ongeval zijn twee personen gedood en zijn twee anderen zwaar lichamelijk letsel toegebracht. De psychische en lichamelijke gevolgen van het ongeval voor de slachtoffers zijn enorm.
Namens de moeder van het [slachtoffer 2], is door haar partner ter terechtzitting gebruik gemaakt van het spreekrecht. Zij, en hun zoontje dat op de dag van het ongeval 8 jaar werd en zijn verjaardag vierde, gaan nog elke dag gebukt onder de (psychische) gevolgen van het ongeval. Dat is door het verstrijken van de tijd niet minder maar juist meer geworden, nu het besef van [slachtoffer 2]’s overlijden in volle hevigheid doordringt. Het broertje van [slachtoffer 2] heeft last van ernstige concentratieproblemen en het gaat op school dan ook niet goed. Ook is het op een leuke manier vieren van zijn verjaardag niet meer mogelijk nu die dag in het teken staat van het overlijden van [slachtoffer 2].
Uit het dossier komt naar voren dat het gezin [naam gezin] ernstig getroffen is door de gevolgen van dit ongeval. Baby [slachtoffer 1] is overleden en zijn verlies valt het gezin zwaar. Het is nog onzeker of het been van [slachtoffer 4] geheel zal herstellen en ook het letsel van [slachtoffer 3] is zo ernstig dat zij geruime tijd zal moeten revalideren zonder de zekerheid dat zij geheel zal herstellen. Hierdoor zal [echtgenoot slachtoffer 3] niet alleen zijn eigen verdriet moeten dragen, maar ook komt hierdoor grotendeels de praktische zorg voor en geestelijke begeleiding van zijn gezin op hem terecht.
[slachtoffer 3] heeft kort voor de zitting afgezien van haar spreekrecht omdat zij van mening is dat als het nu nog niet tot verdachte is doorgedrongen wat de gevolgen van het ongeval voor haar en haar gezin zijn geweest, dat niet anders zal worden door uitoefening van haar spreekrecht.
Verdachte heeft het kennelijk niet kunnen opbrengen te proberen het door hem veroorzaakte leed te verzachten. Zoals ter zitting bleek heeft hij met de moeder van [slachtoffer 2] slechts enkele malen contact opgenomen en heeft hij de familie [naam gezin] in het geheel niet benaderd. Verdachte heeft ter zitting als verklaring daarvoor gegeven dat hij het er zelf ook erg moeilijk mee heeft gehad. Maar ook heeft hij verklaard dat hij enige tijd na het ongeval weer kon gaan rijden, zijn normale bezigheden heeft kunnen hervatten en intussen zelfs weer eenzelfde auto, een getunede en gechipte Subaru Impreza, heeft gekocht. De rechtbank overweegt dat verdachte weinig inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze en de ernstige gevolgen - niet alleen voor hemzelf, maar ook voor anderen – van het door hem veroorzaakte verkeersongeval.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de navolgende persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen. Verdachte heeft door het ongeluk zijn vriendin verloren en heeft zelf enige tijd last gehad van lichamelijke klachten als gevolg van het ongeval. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte en met het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het te beschermen belang, dat gelegen is in de verkeersveiligheid en daaruit voortvloeiend de bescherming van het menselijk leven en lichamelijke gezondheid, bestraffing geboden is.
Met name gelet op de ernst van het feit zal aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk zal zijn om verdachte er van te weerhouden zich wederom aan een dergelijk ernstig feit schuldig te maken. De rechtbank heeft daarbij uitdrukkelijk overwogen, dat met het opleggen van een werkstraf onvoldoende recht zou worden gedaan aan de ernst en gevolgen van het bewezenverklaarde.
Voorts zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat in de bewezenverklaarde zaak sprake is geweest van zeer onvoorzichtig rijden door verdachte, waardoor de verkeersveiligheid in concreto in ernstige mate in gevaar is gebracht, de ernstige gevolgen voor de slachtoffers, alsmede het algemene belang van de verkeersveiligheid. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder overwogen dat het algemene belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het door verdachte genoemde persoonlijk belang om zijn huidige functie als vrachtwagenchauffeur uit te kunnen blijven oefenen. Verdachte heeft ter terechtzitting overigens verklaard dat hij eerder stratenmaker is geweest, zodat hij dus beschikt over de vaardigheden om een ander beroep dan dat van vrachtwagenchauffeur uit te oefenen. De rechtbank zal om hiervoor vermelde redenen een (deels voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. De ontzegging van de rijbevoegdheid zal deels voorwaardelijk worden opgelegd met het oog op het voorkomen van recidive door verdachte ten aanzien van (soortgelijke) verkeersdelicten.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 57, 91
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf 5 maanden , niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 jaar;
beveelt dat van deze bijkomende straf 1 jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte voor het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vonnis gewezen door mrs. F. Oelmeijer, M.J.A.G. van Baal, en M.B.T.G. Steeghs, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal, voornoemd, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd op 26 november 2008.
Mr. F Oelmeijer is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.