Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit.
Door [slachtoffer 2] is op 13 juni 2008 aangifte gedaan van vernieling en brandstichting, in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008 gepleegd aan zijn Opel Corsa die op de Eikenstraat in Nederweert geparkeerd stond. Door de brand is de personenauto aan de zijkant en de binnenkant verbrand.
Verdachte heeft ter zake bij de politie verklaard dat hij met [medeverdachte] naar de Eikenstraat is gelopen, waar de Opel Corsa stond. Hij heeft toen gezien dat [medeverdachte] de ruit heeft ingeslagen en de bank van die auto in brand heeft gestoken.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie in eerste instantie verklaard dat hij zich deze auto niet kon herinneren. Geconfronteerd met de verklaring van verdachte en het feit dat zijn DNA op deze auto is gevonden, heeft [medeverdachte] verklaard dat hij het moet zijn geweest die deze auto heeft vernield. Hij verklaart vervolgens nog dat hij de ruit met de baco moet hebben ingeslagen en dat hij deze auto op dezelfde wijze heeft aangestoken als de auto op de parkeerplaats van het politiebureau.
Uit technisch onderzoek uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat het op de tankklep van de Opel Corsa (ST-SF-10) aangetroffen bloed matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte].
Gelet op voormelde verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (voetnoot 8 en 9), de aangifte van [slachtoffer 2] (voetnoot 7), alsmede het proces-verbaal van technisch onderzoek (voetnoot 10) is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] opzettelijk en wederrechtelijk de Opel Corsa heeft beschadigd door een ruit in te slaan en de stoelbekleding van die auto in brand te steken, waardoor deze gedeeltelijk is uitgebrand. Naar het oordeel van de rechtbank is, onder verwijzing naar de overweging over medeplegen bij feit 1, bij het plegen van dit feit sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Weliswaar is verdachte ook hier slechts passief aanwezig geweest en was geen sprake van een gezamenlijk voornemen gericht op brandstichting aan die auto, maar verdachte moet zich ervan bewust zijn geweest dat [medeverdachte], nadat deze eerder die nacht de Toyota Starlet op identieke wijze in brand had gezet en vervolgens een caravan in brand had gestoken, ook de Opel Corsa in brand zou kunnen steken. Door zich niet van het plegen van deze feiten door [medeverdachte] te distantiëren, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte] ook de Opel zou vernielen door een ruit te breken en de auto in brand te steken.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit.
Door [slachtoffer 3] is op 13 juni 2008 aangifte gedaan van vernieling van zijn Suzuki Wagon in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008. Bij genoemde auto die die nacht in de Acaciastraat te Nederweert stond geparkeerd, is de ruit van het bestuurdersportier, de ruit van het linkerachterportier en het kleinere ruitje links achter vernield.
Verdachte heeft ter zake bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte] een ruit van die auto heeft vernield en wat in de auto heeft rondgesnuffeld.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat het best zou kunnen dat hij de ruiten van deze auto heeft vernield, maar dat hij zich niet meer kan herinneren hoe hij dat gedaan heeft.
Uit technisch onderzoek uitgevoerd door het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat het aan de binnen- en buitenzijde van het portier van de Suzuki Wagon (ZJ-VB-65) aangetroffen bloed matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte].
Gelet op voormelde verklaringen van verdachte en [medeverdachte] (voetnoot 12 en 13), de aangifte van [slachtoffer 3] (voetnoot 11), alsmede het proces-verbaal van technisch onderzoek (voetnoot 14) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] de Suzuki Wagon opzettelijk en wederrechtelijk heeft beschadigd door drie ruiten van die auto in te slaan. De rechtbank verwijst hiervoor naar de overweging over het medeplegen bij feit 1.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde feit.
Door [slachtoffer 4] is op 13 juni 2008 aangifte gedaan van vernieling van haar brommobiel Ligier in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008. Het voertuig stond die nacht op de parkeerplaats van de Acaciastraat te Nederweert. Bij genoemd voertuig is het slot van het rechterportier vernield en de lak eromheen beschadigd.
[medeverdachte] heeft ter zake bij de politie verklaard dat hij het slot van de brommobiel met de baco heeft geforceerd.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat [medeverdachte] aan de rechterzijde van de brommobiel bezig was en dat hij breekgeluiden hoorde bij het rechter voorportier.
Gelet op voormelde aangifte (voetnoot 15) en de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (voetnoten 16 en 17) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] het slot van het rechter portier van de brommobiel Ligier opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield door dit slot open te breken. De vernieling past in het vooropgezet plan van verdachte en [medeverdachte] om een autoradio te halen en is door [medeverdachte] uitgevoerd met de baco van verdachte (zie hiervoor mede de overweging bij feit 1).
Met betrekking tot het onder 6 ten laste gelegde feit.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie , de aangifte van [slachtoffer 5] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] bij de politie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna in de bewezenverklaring is aangegeven.
Met betrekking tot het onder 7 ten laste gelegde feit.
Op 30 juli 2008 is door [slachtoffer 8] aangifte gedaan van poging tot inbraak in een witte bestelauto Mercedes-Benz, gepleegd in de nacht van 12 juni 2008 op 13 juni 2008. Bij de bestelauto die op de parkeerplaats bij de Bengele te Nederweert stond, is de deurgreep achter geforceerd, waardoor het slot is beschadigd, en het linker achterlampje vernield.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte] naar de witte bedrijfsbus toeliep met de bacosleutel in zijn hand. [medeverdachte] zei:”Kom we gaan naar de bus, even kijken”. Verdachte zag vervolgens dat hij, [medeverdachte], met de baco de achterdeuren van de witte bus probeerde te openen. Plotseling ging er een luid alarm af, afkomstig van de bus, waarna beiden zijn weggerend.
Medeverdachteheeft ter zake bij de politie verklaard dat hij geprobeerd heeft om met de baco de witte bus aan de achterzijde open te breken, hetgeen niet gelukt is. Op het moment dat hij aan de achterzijde bij de deuren aan het breken was, ging een luid alarm af. Hij en verdachte zijn toen weggerend.
Gelet op voormelde aangifte (voetnoot 21) en de verklaringen van verdachte en medeverdachte (voetnoten 22 en 23) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft geprobeerd in te breken in de bestelauto met het oogmerk om daaruit enig goed van hun gading weg te nemen. De poging tot diefstal door middel van braak past in het vooropgezet plan van verdachte en [medeverdachte] om een autoradio te halen en is door [medeverdachte] uitgevoerd met de baco van verdachte. Er is derhalve sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking.