ECLI:NL:RBROE:2008:BG3432

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89085 / KG ZA 08-201
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om onmiddellijke voorziening inzake omgangsregeling na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Roermond diende, heeft de man een kort geding aangespannen tegen de vrouw met als doel de naleving van een omgangsregeling vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. De echtscheiding tussen partijen werd uitgesproken door de rechtbank Maastricht op 2 augustus 2006, en de onderlinge regelingen met betrekking tot de kinderen zijn vastgelegd in een convenant van 29 juni 2006. De man vorderde dat de vrouw zou worden verplicht om de omgangsregeling na te leven, met een dwangsom van 500 euro per overtreding. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat er al voorlopige afspraken waren gemaakt over de omgang tussen de man en de kinderen, die om de veertien dagen plaatsvond onder toezicht van de vader. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een onmiddellijke voorziening, aangezien de vrouw de voorlopige afspraken correct nakwam en er een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming was gestart. De vordering van de man werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, die op 1.070 euro werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 29 oktober 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 89085 / KG ZA 08-201
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2008
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.G. van Ek,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr.drs. I. Ligtelijn-Huisman.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de advocaat van de vrouw.
2. De feiten
2.1. De rechtbank Maastricht heeft op 2 augustus 2006 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Die uitspraak is op 10 augustus 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De onderlinge regelingen tussen partijen met betrekking tot de kinderen, zoals vastgesteld bij echtscheidingsconvenant d.d. 29 juni 2006, zijn in voornoemde beschikking opgenomen.
2.2. Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarigen:
1. [kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2001];
2. [kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2004].
3. Het geschil
3.1. De man vordert samengevat – het volgende:
1. naleving van het tussen partijen gesloten convenant d.d. 29 juni 2006, met name de in dat convenant opgenomen omgangsregeling, een en ander op verbeurte van een dwangsom van 500,= Euro per keer dat de vrouw nalatig blijft aan het in dezen te wijzen vonnis te voldoen, althans en door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
2. de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. De vrouw voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In deze procedure is in geschil of sprake is van zodanig recht en belang aan de zijde van de man dat, gelet op de belangen van partijen en die van de kinderen, het treffen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad inzake de door de man gevorderde nakoming van de omgangsregeling is vereist en een bodemprocedure, welke bij de rechtbank Maastricht aanhangig is gemaakt en vervolgens is doorverwezen naar de rechtbank Roermond, niet kan worden afgewacht. De rechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat door de rechtbank Maastricht op verzoek van partijen in de bodemprocedure, welke procedure door de rechtbank Maastricht is doorverwezen naar deze rechtbank, een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming te Roermond is gestart en dat partijen inmiddels een tweetal bemiddelingsgesprekken hebben gevoerd met twee jeugdzorgmedewerkers van Bureau Jeugdzorg. Verder staat vast dat partijen tijdens deze gesprekken, in afwachting van de resultaten van het onderzoek door de raad voor de kinderbescherming omtrent de omgang voorlopige afspraken hebben gemaakt en dat deze afspraken door de man en de vrouw worden nagekomen. Thans vindt – conform die afspraken - omgang tussen de man en de kinderen om de veertien dagen onder toezicht van de vader moederszijde en zijn partner plaats van 12. 00 uur tot 18.00 uur.
De voorzieningenrechter is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat geen sprake is van een zodanig belang dat het treffen van een onmiddellijke voorziening vereist. Immers op verzoek van beide partijen is het onderzoek door de raad voor de kinderbescherming opgestart in verband met de vraag of de in het convenant neergelegde omgangsregeling in het belang van de kinderen is. Hangende dat onderzoek zijn tussen partijen, in overleg met jeugdzorgmedewerkers, voorlopige afspraken gemaakt terzake de omgang. Dat de man stelt dat hij onder protest heeft ingestemd met deze afspraken doet daar niets aan af. Deze afspraken worden door de vrouw ook correct nagekomen, waardoor de man thans niet in zijn belangen wordt geschaad. De vordering van de man komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
4.2. Alles overziende zal de voorzieningenrechter het door de man verzochte afwijzen en hem als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen. De kosten van de zijde van de vrouw worden begroot op:
- betaald vast recht EUR 63,50
- in debet gesteld vast recht EUR 190,50
- salaris EUR 816,00
Totaal EUR 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op EUR 1.070,= te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.884 ten name van Arrondissement 544 Roermond onder vermelding van “ proceskostenveroordeling” en het zaak- en rolnummer.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2008.
hs