ECLI:NL:RBROE:2008:BG2150

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
22 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
88429 / FA RK 08-1102
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing omgangsregeling tussen moeder en ondertoezichtgesteld kind ondanks negatief advies van Bureau Jeugdzorg

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 22 oktober 2008 uitspraak gedaan over een verzoek van de moeder tot vaststelling van een omgangsregeling met haar ondertoezichtgesteld en uithuisgeplaatst kind. De moeder had op 7 augustus 2008 een verzoekschrift ingediend, waarna op 18 september 2008 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling waren de moeder, de vader, de partner van de moeder, vertegenwoordigers van de Stichting Bureau Jeugdzorg en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Het kind, dat op [geboortedatum 1997] is geboren, is onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst sinds 29 mei 2007. De Stichting had eerder een omgangsverbod opgelegd, maar dit werd door de rechtbank op 16 juli 2008 vervallen verklaard.

De Stichting Bureau Jeugdzorg had in haar advies aangegeven dat er geen omgang mogelijk was vanwege de problematiek rondom de moeder en de situatie van het kind. De rechtbank oordeelde echter dat omgang in het belang van het kind was, aangezien het kind zelf ook aangaf de moeder te missen. De rechtbank vond dat er onvoldoende contra-indicaties waren om de omgang te verbieden en dat de omgang geleidelijk moest worden opgebouwd. De rechtbank heeft een omgangsregeling vastgesteld, waarbij het kind op specifieke data bij de moeder verblijft.

De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de moeder en de Stichting zijn in de gelegenheid gesteld om beroep in te stellen tegen deze uitspraak binnen de daarvoor gestelde termijn. De rechtbank benadrukte dat de moeder in het belang van het kind moet handelen en moet meewerken aan de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 88429 / FA RK 08-1102
Beschikking van 22 oktober 2009 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen [de moeder] of moeder,
advocaat: mr. M.M.T.H. Janssen;
tegen:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te 6041 CB Roermond, Slachthuisstraat 33,
hierna te noemen de Stichting,
Als belanghebbenden merkt de rechtbank tevens aan:
- [het kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1997];
- [de vader],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen vader.
1. Het verloop van de procedure
1.1. [de moeder] heeft op 07 augustus 2008 bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling met [het kind].
De rechtbank verwijst naar de inhoud van het verzoekschrift.
1.2. De Stichting heeft op 29 augustus 2008 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend. Voor wat het verweer betreft verwijst de rechtbank naar de inhoud van dit verweerschrift.
1.3. De zaak is op de zitting van de kinderrechter van 4 september 2008 verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
1.4. Op 18 september 2008 heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- vader,
- de partner van moeder,
- drie vertegenwoordigers van de Stichting;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming te Roermond.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. [het kind] is 11 jaar en op [geboortedatum 1997] geboren uit de inmiddels beëindigde, affectieve relatie tussen de moeder en vader, die het kind heeft erkend. Moeder heeft het ouderlijk gezag over [het kind].
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 29 mei 2007 is [het kind] onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst, welke ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing tot 29 mei 2009 lopen. [het kind] verblijft bij Rubicon.
2.2. Vanaf het moment van uithuisplaatsing had moeder omgang met [het kind]. In mei 2008 bestond deze omgang hierin, dat [het kind] een maal per veertien dagen een weekend met een overnachting bij moeder verbleef.
2.3. Bij besluit van 22 mei 2008 heeft de Stichting aan moeder een schriftelijke aanwijzing doen toekomen inhoudende dat de omgang tussen moeder en [het kind] wordt stopgezet.
Bij uitspraak van deze rechtbank van 16 juli 2008 is deze aanwijzing vervallen verklaard, omdat de aanwijzing niet toereikend was gemotiveerd en de Stichting had nagelaten in haar aanwijzing aan te geven tot wanneer het omgangsverbod gold en wat moeder zou moeten doen om weer omgang te mogen hebben met [het kind]. Sinds die tijd is de omgang niet opnieuw opgestart.
2.4. Moeder verzoekt vaststelling van een omgangsregeling van –samengevat – één weekend per veertien dagen en een woensdagmiddag per veertien dagen en de helft van de vakanties en feestdagen. Moeder stelt zich aan de voorwaarden, die de Stichting aan de omgang stelt, te houden.
2.5. Volgens de Stichting kan er in de gegeven situatie geen omgang zijn.
De Stichting stelt vanaf november 2007 te hebben getracht afspraken met moeder en haar partner te maken over de omgang. Er was op dat moment begeleide omgang van anderhalf uur bij Rubicon, buiten aanwezigheid van de partner van moeder. Die regeling kwam onder druk te staan door de opstelling van moeder: haar agressieve houding naar hulpverleners, de ontkenning van de problematiek bij het kind, het bagatelliseren van de zorgpunten en negatieve uitspraken doen over vader in aanwezigheid van [het kind].
De Stichting constateert, dat [het kind] klem zit tussen moeder en vader enerzijds en tussen moeder en de hulpverlening anderzijds. Hij verkeert in zo’n loyaliteitsconflict dat hij de weg kwijtraakt. Omgang tussen moeder en kind is alleen mogelijk onder een aantal strikte voorwaarden, waaraan moeder niet danwel onvoldoende in staat en bereid is op gewenste wijze te voldoen. Het recente voorstel tot begeleide omgang van één uur is door haar afgewezen. Ze had er bezwaar tegen, dat haar partner niet bij de omgang aanwezig mocht zijn en wilde alleen genoegen nemen met een onbegeleide weekendregeling.
2.6. Vader heeft ter zitting opgemerkt geen bezwaar te hebben tegen omgang tussen moeder en [het kind], als de omgang maar geleidelijk wordt opgebouwd.
2.7. De raadsmedewerker heeft ter zitting opgemerkt, dat omgang nodig is, maar dat de manier waarop moeder zich tijdens de omgang opstelt het probleem vormt. Een regeling die begint met één tot twee uur moet echter mogelijk zijn.
2.8. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank acht omgang met moeder in het belang van [het kind].
Uit het bij het verzoekschrift overgelegde hulpverleningsplan komt naar voren, dat [het kind] graag omgang met moeder wil en haar erg mist. Ook vader staat achter omgang. Er zijn voorts onvoldoende contra-indicaties om omgang niet toe te staan. De Stichting heeft niet dan wel onvoldoende aangetoond dat moeder zich tot aan het moment, dat de omgang is stopgezet, niet aan de gestelde voorwaarden hield.
De omgang dient wel geleidelijk te worden opgebouwd, nu al sinds een aantal maanden geen omgang meer heeft plaatsgevonden.
De rechtbank zal de volgende omgangsregeling bepalen:
[het kind] verblijft bij moeder:
op zaterdagmiddag 1 november 2008 van 14.00 uur tot 18.00 uur;
op zaterdagmiddag 15 november 2008 van 14.00 uur tot 18.00 uur en
met ingang van 29 november 2008 een weekend per veertien dagen van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagavond 18.00 uur.
Daarbij merkt de rechtbank het volgende volgt op. Moeder dient in het belang van [het kind] te denken en te handelen. Zij dient mee te werken aan de hulpverlening voor hem. Zij dient [het kind] op geen enkele wijze te betrekken in haar problemen met vader en/of de hulpverlening.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. bepaalt dat moeder en [het kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1997], omgang hebben:
- op zaterdagmiddag 1 november 2008 van 14.00 uur tot 18.00 uur;
- op zaterdagmiddag 15 november 2008 van 14.00 uur tot 18.00 uur;
- met ingang van 29 november 2008 een weekend per veertien dagen van zaterdagochtend
10.00 uur tot zondagavond 18.00 uur;
3.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3. wijst af het meer of anders verzochte.
De beslissing is gegeven door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, mr. P.C.G. Brants en
mr. R.H.A.M. Beaumont, kinderrechters, en ter openbare terechtzitting van
22 oktober 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
tn
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.