ECLI:NL:RBROE:2008:BG2079

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
24 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
88883 / KG ZA 08 - 192
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ondertekening koopovereenkomst en verbod tot verkoop onroerende zaak in kort geding

In deze zaak vorderden eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een verbod voor gedaagde om de onroerende zaak, een vakantiewoning in Frankrijk, te verkopen of op enige andere wijze over te dragen. De partijen hadden onderhandeld over de koop van de vakantiewoning, maar gedaagde had zich op het laatste moment teruggetrokken. Eisers stelden dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen en dat gedaagde verplicht was om de koopakte te ondertekenen. De voorzieningenrechter diende te beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen, gezien het internationale karakter van de zaak. De rechter oordeelde dat de bevoegdheid op basis van de EEX Verordening moest worden vastgesteld, en dat de vorderingen een persoonlijk karakter hadden, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende aannemelijk was dat de vorderingen in een bodemprocedure zouden worden toegewezen, maar dat er geen spoedeisend belang was voor de gevraagde voorzieningen. De primaire vorderingen werden afgewezen, maar er werd wel een verbod opgelegd aan gedaagde om de onroerende zaak te verkopen totdat de bodemrechter had geoordeeld. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 88883 / KG ZA 08-192
Vonnis in kort geding van 24 oktober 2008
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
2. [eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J.B.Th. van 't Grunewold,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.S. Rueb.
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met bijlagen
- de aanvullende bijlagen van [eiser] c.s., zoals binnengekomen bij de rechtbank op 10 en 14 oktober 2008
- de mondelinge behandeling
- de drie pleitnota's van [eiser] c.s.
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben gedurende zekere periode onderhandeld over de koop en verkoop van een onroerende zaak (een vakantiewoning met ondergrond, zwembad, aanhorigheden, kunst en inboedel, hierna te noemen "[B]"), welke is gelegen in [woonplaats] te Frankrijk. [B] werd reeds sinds de jaren zeventig door (de ouders van) [eiser] c.s. gehuurd voor vakanties, zodat [eiser] c.s. bekend was met [B], alsook met de familie [gedaagde].
2.2. Bij e-mail van 27 oktober 2007 heeft [eiser] c.s. voor het eerst een bod uitgebracht van EUR 475.000,00, welk bod was gebaseerd op een waardering van een Franse makelaar. De heer [R.] (hierna: [R.]) reageerde op deze e-mail en gaf aan dat hij namens [gedaagde] de onderhandelingen uitvoerde ten behoeve van de verkoop van zijn onroerende goederen, waaronder [B]. Hij deelde verder onder meer mede dat de vraagprijs was vastgesteld op EUR 650.000,00. [gedaagde] wilde exclusief met [eiser] c.s. onderhandelen. Verder deelde [R.] mede dat de mogelijkheid zou bestaan om [B] met 30% uit te breiden. Vervolgens werden over en weer diverse e-mails verzonden en hadden partijen - al dan niet via [R.] - telefonisch contact met elkaar.
2.3. Bij e-mail van 26 mei 2008 deelt [R.] mede dat [gedaagde] akkoord was met de voorwaarden van [eiser] c.s., maar dat nog wel enkele duidelijke afspraken gemaakt zouden moeten worden omtrent de aanvraag voor de uitbreiding, omdat hij daarop geen controle had.
2.4. Vervolgens zijn partijen aan de slag gegaan met het laten opstellen van een koopakte (Compromis de Vente) en hebben partijen ieder een eigen Franse notaris ingeschakeld. [eiser] c.s. had bovendien contact met een Franse jurist (zie onder meer de e-mail van 26 mei 2008 van [eiser] c.s. aan [R.] en [gedaagde]). Verder werd door een expert een rapportage over de staat van het verkochte opgesteld, zoals werd vereist op grond van de Franse wet. Bij e-mail van 18 juli 2008 werd een concept koopakte door notaris [L.] (notaris ingeschakeld door [gedaagde]) aan mr. Schokking (advocaat van [eiser] c.s.) toegezonden.
2.5. Intussen was bij navraag door [eiser] c.s. op het gemeentehuis van [plaatsnaam] gebleken dat een op legale wijze uit te voeren uitbreiding met 30% van [B] niet mogelijk was. Verder bleek dat partijen het toch nog niet helemaal eens waren over de prijs voor de inboedel, waarna opnieuw werd onderhandeld over de totale prijs. Bij e-mail van 21 juli 2008 deelde [gedaagde] aan [eiser] c.s. en [R.] mede dat hij vast bleef houden aan een prijs van EUR 575.000,00. Vervolgens bestond er nog telefonisch contact tussen partijen. Bij e-mail van 23 juli 2008 bevestigde [gedaagde] aan [eiser] c.s. de gemaakte mondelinge afspraken, inhoudende dat [B] aan [eiser] c.s. werd verkocht voor EUR 575.000,00, waarvan EUR 550.000,00 voor het onroerend goed en EUR 25.000,00 voor de inboedel. Kosten koper was voor rekening van [eiser] c.s.. De nadere afspraken en commentaar op de concept koopakte werden door mr. Schokking vervolgens per e-mail van 30 juli 2008 aan notaris [L.] toegezonden.
2.6. Bij e-mail van 11 augustus 2008 deelde [gedaagde] aan [eiser] c.s. mede dat hij had besloten [B] voorlopig toch niet te verkopen onder vermelding van een aantal persoonlijke redenen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] c.s. vordert samengevat:
primair
1a. veroordeling van [gedaagde] om tot ondertekening over te gaan van de op 18 juli 2008 van notaris [L.] door mr. Schokking ontvangen koopakte na verwerking van de reactie daarop van mr. Schokking, zoals is vermeld in de e-mail van 30 juli 2008 gericht aan notaris [L.],
en
1b. veroordeling van [gedaagde] om binnen twee maanden na het ondertekenen van het onder 1a bedoelde mee te werken aan vastlegging van de overdracht van [B] in een notariële akte en registratie daarvan,
althans
1c. veroordeling van [gedaagde] om op zodanige andere wijze zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de gesloten overeenkomst, als de voorzieningenrechter in goede justitie zal bevelen,
2 het voorgaande op straffe van een dwangsom.
subsidiair:
3 een verbod om over te gaan tot verkoop of overdracht op enige andere titel van [B] totdat een door [eiser] c.s. bij de bevoegde bodemrechter tegen [gedaagde] in te stellen vordering tot medewerking aan de uitvoering van de koopovereenkomst, ofwel niet binnen twee maanden na dit vonnis is ingesteld ofwel bij in kracht van gewijsde gegane beslissing van de bodemrechter is afgewezen, zulks op straffe van een dwangsom,
zowel primair als subsidiair
4. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met rente.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu [B] gevestigd is op het grondgebied van een andere staat dan Nederland en de vorderingen uit dien hoofde een internationaal karakter dragen, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van deze vorderingen kennis te nemen. Aangezien de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (verder te noemen: EEX Vo) verbindend is en rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten van de Europese Unie en Nederland en Frankrijk beide lidstaat zijn van de Europese Unie, dient de rechterlijke bevoegdheid beoordeeld te worden op basis van deze verordening.
4.2. Uitgangspunt is dat de rechter van het land van de woonplaats van gedaagde partij bevoegd is (artikel 2 EEX Vo). Omdat [gedaagde] woonachtig is te [woonplaats], is de voorzieningenrechter te Roermond bevoegd.
4.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn geen exclusieve bevoegdheidsregels op de onderhavige casus van toepassing. Het geschil betreft derhalve geen zakelijk recht op onroerende goederen, zoals bedoeld in artikel 22 lid 1 EEX Vo. Voornoemd artikel dient immers volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EG strikt te worden uitgelegd. Voor de toepassing van de exclusieve bevoegdheidsregel in dit artikel moet het gaan om vorderingen die zijn gebaseerd op een zakelijk recht en niet op een persoonlijk recht. In onderhavige zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] is gehouden tot nakoming van de mondelinge en per e-mail gemaakte afspraken met betrekking tot de koop/verkoop van [B]. Een dergelijke vordering is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een persoonlijke vordering in te stellen tegen [gedaagde], de wederpartij bij de koopovereenkomst, waardoor artikel 22 EEX Vo toepassing mist.
4.4. Thans komt de voorzieningenrechter toe aan de vraag welk recht van toepassing is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van een rechtskeuze in de zin van artikel 3 EVO. Uit de inhoud van de concept koopakte en de stellingen van partijen kan immers worden opgemaakt dat zij voor wat betreft de koopovereenkomst expliciet kiezen voor Frans recht. De koopovereenkomst is het resultaat van de onderhandelingen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt dit met zich mee - behoudens bijzondere feiten en omstandigheden - dat die rechtskeuze zich ook uitstrekt tot de voorfase c.q. fase van de totstandkoming van de overeenkomst. Van bedoelde bijzondere feiten en omstandigheden is niet gebleken. Sterker nog, partijen hebben ook in de onderhandelingsfase gehandeld naar Frans recht (er is bijvoorbeeld conform de Franse wet een rapportage opgesteld over de staat van [B]), waarbij partijen zich hebben laten bijstaan door Franse makelaars, een Franse jurist en Franse Notarissen. De argumenten voor toepassing van Nederlands recht die [eiser] c.s. opsomt doen geen afbreuk aan de rechtskeuze van partijen.
4.5. Beide partijen hebben zowel een conclusie getrokken op basis van Nederlands recht als op basis van Frans recht. Beide partijen staan lijnrecht tegenover elkaar voor wat betreft de vraag of er in de e-mail wisseling tussen partijen een basis zou liggen voor de gevraagde voorzieningen. Gelet daarop, alsmede gelet op het advies van de heer Jobard (een Franse advocaat) en het feit dat het antwoord op de in het geding zijnde primaire rechtsvraag niet evident is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat behoedzaamheid is vereist bij toewijzing van de gevraagde primaire voorzieningen. Temeer omdat een vordering tot medewerking aan de koop en verkoop van een onroerende zaak alleen dan in kort geding kan worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de vorderingen in een bodemprocedure zullen worden toegewezen.
4.6. In een bodemprocedure kan meer onderzoek worden gedaan naar de vraag wat rechtens is naar Frans recht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] c.s. geen steekhoudende argumenten naar voren heeft gebracht waaruit zou blijken dat niet van haar kan worden gevergd dat zij een bodemprocedure afwacht. Het argument dat [gedaagde] mogelijk naar België verhuisd en dat [eiser] c.s. daardoor mogelijk in het buitenland tegen [gedaagde] zou moeten procederen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet steekhoudend, omdat indien [eiser] c.s. gelijktijdig naast onderhavig kort geding een bodemprocedure aanhangig had gemaakt c.q. maakt dit probleem was c.q. is ondervangen. [gedaagde] woont bovendien nog steeds in Nederland. Waarom de "dreiging" van te moeten procederen in België een spoedeisende voorziening in kort geding vraagt heeft [eiser] c.s. naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet genoegzaam gemotiveerd. De stelling dat een spoedige levering gewenst is, zodat zij in staat zijn [B] te verbouwen en daardoor gedurende een relevant deel van de zomer van 2009 reeds huurinkomsten kunnen verkrijgen brengt evenmin een spoedeisend belang met zich mee. Indien de bodemrechter zou oordelen dat [gedaagde] gehouden is tot medewerking aan de ondertekening van de koopakte en de notariële levering, heeft [eiser] c.s. de mogelijkheid om zijn schade op [gedaagde] te verhalen. De primaire vorderingen liggen dan ook voor afwijzing gereed.
4.7. Ten aanzien van de subsidiaire vordering stelt [gedaagde] dat [eiser] c.s. geen belang heeft omdat hij zich reeds bereid zou hebben verklaard [eiser] c.s. gedurende vijf jaar het recht van eerste koop te verlenen. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat:
- gezien de houding van [gedaagde] (de abrupte mededeling dat niet meer zal worden meegewerkt aan de verkoop van [B])
- tegen de achtergrond van het onmiskenbare feit dat partijen - na uitvoerige onderhandelingen - het eens waren geworden over niet slechts de essentialia van de koopovereenkomst) en
- dat ter zitting ook niet is betwist dat de inhoud van het (nog slechts te ondertekenen) Compromis de Vente (afgezien van enkele ondergeschikte aanpassingen op verzoek van [eiser] c.s.) in feite vast stond tussen partijen
[eiser] c.s. een gerechtvaardigd belang heeft bij toewijzing van haar vordering versterkt met de gevraagde dwangsom. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat de dwangsom zowel ziet op de verkoop als op de levering van de genoemde roerende en onroerende zaken aan derden.
4.8. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] c.s. worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.070,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt [gedaagde] over te gaan tot verkoop of overdracht op enige andere titel, van de in [plaatsnaam] ([....], Frankrijk) aan de [adres] gelegen onroerende zaak (vakantiewoning met ondergrond, zwembad, aanhorigheden, kunst en inboedel), totdat door [eiser] c.s. bij de bevoegde bodemrechter een tegen [gedaagde] in te stellen vordering tot medewerking aan de uitvoering van de koopovereenkomst, ofwel niet binnen twee maanden na dit vonnis in ingesteld, ofwel bij in kracht van gewijsde gegane beslissing van de bodemrechter is afgewezen, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 575.000,00 per overtreding door [gedaagde] van deze veroordeling, te betalen door [gedaagde] aan [eiser] c.s.,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] c.s. tot op heden begroot op EUR 1.070,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het anders of meer gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2008.?
SR