7.2.1 Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunt van de rechtbank
Ten aanzien van het onder parketnummer 04/620041-07 ten laste gelegde
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opgemaakt proces-verbaal (print van scan03-04-2007 van origineel), genummerd PL 2343/07-001645, gedateerd 22 maart 2007 en de daarbij behorende bijlagen.
Gelet op de bekennende verklaring, behoudens dat sprake zou zijn geweest van de strafverzwarende roekeloosheid, van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2007, de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1] , de verklaring van getuige [getuige 1] , de verklaring van getuige [getuige 2] en de medische verklaring van chirurg [naam] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte roekeloos heeft gehandeld, en wel op grond van het navolgende:
Op 5 februari 2007 reed verdachte als bestuurder van een personenauto op de [straatnaam] komende uit de richting Beegden. Hij reed volgens zijn eigen verklaring, daar waar een snelheid van 80 km/u is toegestaan, met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur. Op het moment dat verdachte de bebouwde kom van Horn naderde, welke werd gemarkeerd met een verkeersremmer, heeft hij twee voor hem rijdende auto’s ingehaald. De bestuurder van de voorste auto die door verdachte werd ingehaald zag dat er uit de tegenovergestelde richting een tegenligger kwam en heeft bewust geremd om zodoende verdachte de gelegenheid te geven naar zijn eigen weghelft te manoeuvreren. Verdachte heeft verklaard dat hij, op het moment dat hij een tegenligger zag, weer naar rechts stuurde maar dat hij achteraf gezien te hard reed om op een verantwoorde manier aan de rechterzijde langs het snelheidsbeperkende talud, te manoeuvreren. Verdachte heeft daarbij aangegeven bekend te zijn met de situatie ter plaatse. Als gevolg van de te hoge snelheid waarmee verdachte het talud is gepasseerd is verdachte met zijn auto in een slip gekomen waardoor hij, na de bebakeningsblokken (varkensrug) rechts van zijn rijstrook geraakt te hebben, op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer terecht kwam en vervolgens frontaal tegen de auto van het slachtoffer is gebotst.
De rechtbank stelt, mede op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en mede gelet op de bevindingen van het proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse (proces-verbaal BPS 07-016192) vast dat:
Verdachte is de twee auto’s waarin vrienden van hem zaten gaan inhalen op een moment dat hij wist dat hij weldra een 50 kilometerzone zou inrijden, welke is gemarkeerd met een verkeersremmer.
Verdachte reed alstoen met een snelheid van 100 km/u alwaar 80 km/u was toegestaan waardoor op het moment dat verdachte zijn tegenligger signaleerde hij wel moest terugsturen naar zijn eigen weghelft, hetgeen op dat moment, gelet op de te hoge snelheid en de ter plaatse gelegen verkeersremmer, op een dusdanige wijze ging dat hij de varkensruggen aan de rechterzijde van de weg raakte waardoor hij op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer terecht kwam en tegen de auto van het slachtoffer botste.
Verdachte heeft door zijn rijgedrag, dat hij zelf als ruig betitelde, onverantwoorde en onaanvaardbare risico’s genomen. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verdachte roekeloos heeft gereden en door dit roekeloos rijgedrag frontaal tegen de auto van het slachtoffer is aangereden, ten gevolge waarvan zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht derhalve de ten laste gelegde roekeloosheid wettig en overtuigend bewezen.