ECLI:NL:RBROE:2008:BG1252

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
21 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/620041-07
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag met ernstig letsel als gevolg

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Roermond op 21 oktober 2008, stond de verdachte terecht voor roekeloos rijgedrag dat resulteerde in een ernstig verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een BMW, reed op 5 februari 2007 in Horn met een snelheid van ongeveer 100 km/u, terwijl de maximumsnelheid 80 km/u was. Tijdens het inhalen van twee voertuigen verloor hij de controle over zijn auto en botste frontaal op een tegemoetkomende Ford, waarbij de bestuurder van de Ford zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een bovenbeenbreuk en een hersenschudding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht.

Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een andere zaak, waarin hij op 29 oktober 2006 in Helden opzettelijk een persoon had mishandeld, wat resulteerde in een gebroken kaak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in beide gevallen strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid opheffen.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 2 jaar. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn behoefte aan structuur. De rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf op van 240 uren, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. De rechtbank benadrukte het belang van een duidelijke boodschap aan andere verkeersdeelnemers over de gevolgen van roekeloos rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/620041-07
Parketnummer : 04/857487-06
Uitspraak d.d. : 21 oktober 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen:
naam : [achternaam]
voornamen : [voornamen]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
1. Het onderzoek van de zaken
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 04/620041-07 terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 05 februari 2007 te Horn, in elk geval in de gemeente Leudal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk BMW), daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] (gaande in de richting Horn) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, kort voor een in het midden van de rijbaan van die [straatnaam], gelegen verkeersheuvel alwaar in zijn, verdachtes weghelft/rijbaan terplaatse een zogenaamde "verkeersremmer" was gelegen, met een hogere snelheid dan de terplaatse toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een voor de wegsituatie terplaatse te hoge snelheid, een voor hem, verdachte, rijdende personenauto links in te halen en (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig voornoemde "verkeersremmer" op een zodanige manier in te rijden dat hij, verdachte, gezien zijn, verdachtes, rijrichting tegen/over een aan de rechterzijde van die "verkeersremmer"/weg gelegen betonnen bebakeningsblok is gereden en/of gebotst tengevolge waarvan hij, verdachte, de controle over het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig heeft verloren en/of terecht is gekomen op de weghelft, welke was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomend verkeer op het moment dat de bestuurder van een personenauto (merk Ford) hem, verdachte, over laatstgenoemde weghelft tegemoetrijdend zo dicht genaderd was dat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen beide motorrijtuigen, door welk verkeersongeval [slachtoffer 1], zijnde de bestuurder van die Ford, zwaar lichamelijk letsel (een bovenbeenbreuk linkerbeen, een hersenschudding, en een aangezichtswond) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 05 februari 2007 te Horn, in elk geval in de gemeente Leudal, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
de [straatnaam] (gaande in de richting Horn) en toen aldaar kort voor een in het midden van de rijbaan van die [straatnaam], gelegen verkeersheuvel alwaar in zijn, verdachtes weghelft/rijbaan terplaatse een zogenaamde "verkeersremmer" was gelegen, met een hogere snelheid dan de terplaatse toegestane maximumsnelheid, in elk geval met een voor de wegsituatie terplaatse te hoge snelheid, een voor hem,
verdachte, rijdende personenauto links heeft ingehaald en (vervolgens) met het
door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig voornoemde "verkeersremmer" op een
zodanige manier is ingereden dat hij, verdachte, gezien zijn, verdachtes, rijrichting tegen/over een aan de rechterzijde van die "verkeersremmer"/weg gelegen betonnen bebakeningsblok is gereden en/of gebotst tengevolge waarvan hij, verdachte, de controle over het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig heeft verloren en/of terecht is gekomen op de weghelft, welke was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomend verkeer op het moment dat de bestuurder van een personenauto (merk Ford) hem, verdachte, over laatstgenoemde weghelft tegemoetrijdend zo dicht genaderd was dat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen beide motorrijtuigen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
en in de zaak met parketnummer 04/857487-06 dat hij op of omstreeks 29 oktober 2006 in de gemeente Helden opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2], heeft geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (gebroken kaak), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 7 oktober 2008 gevorderd dat het onder parketnummer 04/620041-07 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 04/857487-06 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 04/620041-07 primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet kan worden bewezen, maar betwist dat het hier om roekeloosheid zou gaan. Roekeloosheid grenst volgens de raadsman aan voorwaardelijke opzet waarbij het gaat om ingecalculeerde gevolgen. Verdachte heeft met zijn gedrag ruig willen doen, hetgeen aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest maar niet roekeloos.
Ten aanzien van het onder parketnummer 04/857487-06 ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.2 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
7.2.1 Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunt van de rechtbank
Ten aanzien van het onder parketnummer 04/620041-07 ten laste gelegde
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opgemaakt proces-verbaal (print van scan03-04-2007 van origineel), genummerd PL 2343/07-001645, gedateerd 22 maart 2007 en de daarbij behorende bijlagen.
Gelet op de bekennende verklaring, behoudens dat sprake zou zijn geweest van de strafverzwarende roekeloosheid, van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2007, de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1] , de verklaring van getuige [getuige 1] , de verklaring van getuige [getuige 2] en de medische verklaring van chirurg [naam] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte roekeloos heeft gehandeld, en wel op grond van het navolgende:
Op 5 februari 2007 reed verdachte als bestuurder van een personenauto op de [straatnaam] komende uit de richting Beegden. Hij reed volgens zijn eigen verklaring, daar waar een snelheid van 80 km/u is toegestaan, met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur. Op het moment dat verdachte de bebouwde kom van Horn naderde, welke werd gemarkeerd met een verkeersremmer, heeft hij twee voor hem rijdende auto’s ingehaald. De bestuurder van de voorste auto die door verdachte werd ingehaald zag dat er uit de tegenovergestelde richting een tegenligger kwam en heeft bewust geremd om zodoende verdachte de gelegenheid te geven naar zijn eigen weghelft te manoeuvreren. Verdachte heeft verklaard dat hij, op het moment dat hij een tegenligger zag, weer naar rechts stuurde maar dat hij achteraf gezien te hard reed om op een verantwoorde manier aan de rechterzijde langs het snelheidsbeperkende talud, te manoeuvreren. Verdachte heeft daarbij aangegeven bekend te zijn met de situatie ter plaatse. Als gevolg van de te hoge snelheid waarmee verdachte het talud is gepasseerd is verdachte met zijn auto in een slip gekomen waardoor hij, na de bebakeningsblokken (varkensrug) rechts van zijn rijstrook geraakt te hebben, op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer terecht kwam en vervolgens frontaal tegen de auto van het slachtoffer is gebotst.
De rechtbank stelt, mede op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en mede gelet op de bevindingen van het proces-verbaal Verkeers Ongevals Analyse (proces-verbaal BPS 07-016192) vast dat:
Verdachte is de twee auto’s waarin vrienden van hem zaten gaan inhalen op een moment dat hij wist dat hij weldra een 50 kilometerzone zou inrijden, welke is gemarkeerd met een verkeersremmer.
Verdachte reed alstoen met een snelheid van 100 km/u alwaar 80 km/u was toegestaan waardoor op het moment dat verdachte zijn tegenligger signaleerde hij wel moest terugsturen naar zijn eigen weghelft, hetgeen op dat moment, gelet op de te hoge snelheid en de ter plaatse gelegen verkeersremmer, op een dusdanige wijze ging dat hij de varkensruggen aan de rechterzijde van de weg raakte waardoor hij op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer terecht kwam en tegen de auto van het slachtoffer botste.
Verdachte heeft door zijn rijgedrag, dat hij zelf als ruig betitelde, onverantwoorde en onaanvaardbare risico’s genomen. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat verdachte roekeloos heeft gereden en door dit roekeloos rijgedrag frontaal tegen de auto van het slachtoffer is aangereden, ten gevolge waarvan zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht derhalve de ten laste gelegde roekeloosheid wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 04/857487-06 ten laste gelegde
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL 2325/06-006585, gedateerd 1 januari 2007 en de daarbij behorende bijlagen.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2007, de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 2] , de verklaring van getuige [getuige 3] en de medische informatie van forensisch geneeskundige C.J. van Leeuwen , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan
7.3 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 04/620041-07 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 04/857487-06 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 04/620041-07 dat:
hij op 05 februari 2007 te Horn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk BMW), daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] (gaande in de richting Horn) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, kort voor een in het midden van de rijbaan van die [straatnaam], gelegen verkeersheuvel alwaar in zijn, verdachtes weghelft/rijbaan terplaatse een zogenaamde ‘”verkeersremmer" was gelegen, met een hogere snelheid dan de terplaatse toegestane maximumsnelheid, een voor hem, verdachte, rijdende personenauto links in te halen en (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig voornoemde "verkeersremmer" op een zodanige manier in te rijden dat hij, verdachte, gezien zijn, verdachtes, rijrichting tegen/over een aan de rechterzijde van die "verkeersremmer"/weg gelegen betonnen bebakeningsblok is gereden en/of gebotst tengevolge waarvan hij, verdachte, de controle over het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig heeft verloren en terecht is gekomen op de weghelft, welke was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomend verkeer op het moment dat de bestuurder van een personenauto (merk Ford) hem, verdachte, over laatstgenoemde weghelft tegemoetrijdend zo dicht genaderd was dat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen beide motorrijtuigen, door welk verkeersongeval [slachtoffer 1], zijnde de bestuurder van die Ford, zwaar lichamelijk letsel (een bovenbeenbreuk linkerbeen, een hersenschudding, en een aangezichtswond) werd toegebracht.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 04/857487-06 dat:
hij op 29 oktober 2006 in de gemeente Helden opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2], heeft geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (gebroken kaak), heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 04/620041-07 :
Overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 6 juncto 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 04/857487-06:
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 7 oktober 2008 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf en bijkomende straf gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat verdachte de gevolgen van zijn handelen niet heeft overzien. De raadsman verzoekt bij het opleggen van een straf rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn behoefte aan structuur die hij door zijn huidige dienstverband heeft. De raadsman vindt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ongeschikt gelet op de omgeving waarin verdachte dan terecht komt. De raadsman verzoekt verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde hem te ondersteunen bij de aanpak van zijn agressiviteitproblematiek en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen brengt voortzetting van verdachtes huidige dienstverband ernstig in gevaar.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
De bijzondere overwegingen van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder parketnummer 04/620041-07 ten laste gelegde
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straffen laat de rechtbank zwaar wegen dat verdachte roekeloos heeft gereden om indruk te maken op zijn vrienden op de wijze zoals onder 7.2.1 uitvoerig is uiteengezet. Daardoor is een ernstig ongeval ontstaan en is verdachte verantwoordelijk voor het zwaar lichamelijk letsel dat de bestuurster van de tegemoetkomende auto heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft grote, lichamelijke en psychische gevolgen ondervonden - en ondervindt die nog steeds - van het ongeval. Als gevolg daarvan is zij onzeker geworden over haar toekomstige herstel: ze zegt daarover "Ik ben zelf erg bang dat mijn gezichtsvermogen niet meer goed komt”.
Met de op te leggen straf wil de rechtbank voor de toekomst voorkomen dat verdachte zich nogmaals op een dergelijke roekeloze wijze in het verkeer misdraagt.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank laten meewegen dat er van de strafoplegging tevens een duidelijk signaal naar andere bestuurders van motorvoertuigen -met name ook de jonge bestuurders zoals verdachte - dient uit te gaan namelijk dat het op grove wijze schenden van de normen in het verkeer met gevolgen als in deze zaak zijn gebleken, wordt gevolgd door een zware bestraffing. Dit opdat andere bestuurders worden weerhouden van het plegen van vergelijkbaar roekeloos verkeersgedrag. Voorts houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat, blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister over verdachte, hij niet eerder is veroordeeld.
Ten aanzien van het onder parketnummer 04/857487-06 ten laste gelegde
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het zinloze en grove karakter van het geweld dat in de onderhavige situatie door verdachte is toegepast in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich, nadat hij bij een andere ruzie betrokken was, naar zijn slachtoffer begeven. Daar aangekomen heeft verdachte, zonder dat daartoe enige aanleiding bestond, het slachtoffer onverwacht met gebalde vuist een flinke klap tegen diens hoofd gegeven als gevolg waarvan het slachtoffer zijn kaak heeft gebroken. Verdachte verklaarde ter terechtzitting hierover dat hij boos was omdat hij door anderen was geslagen en daarom vanuit die kwaadheid de eerste de beste die hij tegenkwam een klap had verkocht.
De slotsom is dat verdachte de hierna geformuleerde straffen krijgt opgelegd, waarbij de voorwaardelijke gevangenisstraf en de bijzondere voorwaarden bedoeld zijn om zijn agressieve gedrag in positieve zin voor de toekomst te beïnvloeden. De op te leggen onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt opgelegd om aan de verkeersveiligheid tegemoet te komen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte een taakstraf een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 91, 300
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179
BESLISSING
Ten aanzien van 04/620041-07 primair en 04/857487-06:
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden;
beveelt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd
zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden
gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Roermond,
zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan de Reclassering
aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere
voorwaarde, welke onder meer dient in te houden bijzondere aandacht voor de
agressieregulatie van verdachte;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid.
Ten aanzien van 04/620041-07 primair:
ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 2 jaren;
bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte voor het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, J.H.M. Delnooz-Engels en
W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. J.H.M. Delnooz-Engels voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. F.A.H. Peters als griffier en uitgesproken ter
openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 oktober 2008.
Mr. W.A.H.J. Poppeliers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
typ: FPET