ECLI:NL:RBROE:2008:BG1103

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
16 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/850480-08
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een sleutelhanger-vuurwapen tijdens confrontatie

In deze zaak heeft de rechtbank Roermond op 16 oktober 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een sleutelhanger-vuurwapen. De feiten vonden plaats op 19 juni 2008 te Echt, waar de verdachte het latere slachtoffer achtervolgde na een eerdere confrontatie. Tijdens een nieuwe confrontatie, waarbij het slachtoffer een bijl vasthield, schoot de verdachte met een geladen sleutelhanger-vuurwapen het slachtoffer in de schouder. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer niet slaagde, omdat de verdachte niet had geprobeerd de confrontatie te vermijden en bewust de confrontatie had opgezocht door met het wapen uit te stappen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij het slachtoffer zou kunnen doden, gezien de aard van het wapen en de omstandigheden van het schot. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer, ondanks dat het letsel beperkt was gebleven.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/850480-08
Uitspraak d.d. : 16 oktober 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [detentieadres]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 oktober 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2008 te Echt, gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een sleutelhanger-vuurwapen, in elk geval een voorwerp waarmee patronen kunnen worden afgevuurd, een kogel in de schouder, in elk geval in het lichaam, van
die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 19 juni 2008 te Echt, gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een sleutelhanger-vuurwapen, in elk geval een voorwerp waarmee patronen kunnen worden afgevuurd, een kogel in de schouder, in elk geval in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2008 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, een wapen van categorie II onder 4, te weten een sleutelhanger-vuurwapen, in elk geval een vuurwapen dat uiterlijk gelijkt op een ander voorwerp dan een wapen, voorhanden heeft gehad;
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 26 Wet wapens en munitie).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 3 oktober 2008 gevorderd dat het onder sub 1 primair en sub 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het sub1 primair ten laste gelegde. De raadsman voert daartoe aan dat verdachte niet het opzet gehad heeft het slachtoffer te doden of te verwonden. Zijn intentie was er op gericht om een waarschuwingsschot in de lucht te lossen, maar dat mislukte omdat hij de trekker waarschijnlijk te vroeg heeft overgehaald. Verder voert de raadsman aan dat weliswaar door verdachte een schot is afgevuurd waardoor [slachtoffer] geraakt is in de schouder, maar dat het letsel aan de schouder maar van een beperkte aard is geweest. Naar de stelling van de verdediging bestaat er bij gebruikmaking van het in het bezit van verdachte geweest zijnde specifieke vuurwapen, een sleutelhangervuurwapen, geen aanmerkelijke kans dat een persoon ten gevolge van een schot uit dat wapen komt te overlijden. Van voorwaardelijke opzet op de dood van een persoon kan dan ook in dit geval geen sprake zijn, aldus de verdediging.
De verdediging refereert zich voorts aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder sub 1 subsidiair en sub 2 ten laste gelegde.
7.2 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank merkt op dat waar hieronder bij de vindplaatsvermeldingen wordt verwezen naar paginanummers, deze verwijzen naar de doorlopende paginanummering van de ‘print van scan 25-08-2008 van origineel’, van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, District Midden-Limburg, Afdeling Recherche opgemaakt proces-verbaal, dossiernummer PL233R/08-003844, gedateerd 15 augustus 2008 en de daarbij behorende bijlagen.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij op 19 juni 2008 te Echt met een sleutelhanger-vuurwapen een projectiel heeft afgevuurd waardoor [slachtoffer] in de schouder getroffen werd. Verdachte heeft verklaard dit vuurwapen recent gekocht te hebben in Luik om voorbereid te zijn op een confrontatie met [slachtoffer]. Ter zitting heeft verdachte verder verklaard op de bewuste dag het doorgeladen vuurwapen uit zijn broekzak te hebben gehaald teneinde een waarschuwingsschot te willen lossen. Hij maakte daartoe, met het vuurwapen gericht op de zich op korte afstand bevindende [slachtoffer], met zijn arm een omhooggaande beweging en drukte vervolgens te vlot af.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat het door hem aangeschafte en gebruikte vuurwapen er net zo uitzag als het wapen op de afbeeldingen in het dossier, doorgenummerde pagina 375 (nummering rechts beneden) .
Op 19 juni 2008 verklaart [slachtoffer] dat hij na een incident bij een recyclingbedrijf te Echt met de auto wordt gevolgd door verdachte en diens partner. [slachtoffer] zegt te denken dat zij hem zullen blijven volgen waar hij ook heen rijdt en vreest dat een nieuwe confrontatie onvermijdelijk is. [slachtoffer] rijdt een woonwijk in teneinde bij een confrontatie getuigen te hebben. Hij stopt in een soort doodlopende straat en verdachte en hij stappen uit hun auto’s. [slachtoffer] ziet verdachte op zich afkomen en ziet ook dat verdachte iets in zijn hand houdt. Het lijkt het meest op een blokje, met voorin twee ronde gaten, dat aan de lamellen hangt. [slachtoffer] pakt hierop een bijl die achter de bestuurdersstoel in zijn auto ligt. Verdachte komt op [slachtoffer] af, met het voorwerp wijzend in de richting bovenkant borst van [slachtoffer].Vervolgens hoort hij een knal en ziet hij rook uit het wapen komen, terwijl plots zijn linkerschouder naar achteren gaat en hij voelt door iets geraakt te worden .
De getuige [naam getuige] verklaart op 30 juni 2008 dat zij op 19 juni 2009 naar buiten keek en alles goed kon zien. Zij hoort schreeuwen op straat en ziet 2 blanke mannen aan de zijde van de auto met aanhanger staan en een neger en een vrouw staan aan de zijde waar de andere auto stond.
Dan ziet zij dat een van de blanke mannen een bijl in zijn rechter hand heeft. Getuige heeft niet gezien of de zwarte man iets in zijn handen heeft. Zij ziet dat de man met de bijl op een afstand van 1 a 1½ meter tegenover de neger stond. De getuige ziet de man met de bijl uithalen naar de neger, die een stap achteruit doet. Direct hierna hoort zij ‘paf’ voor de getuige klonk dit als een schot. Ook ziet de getuige rook tussen de man met de bijl en de neger. Voor haar was het duidelijk dat die neger met iets schoot. .
De verbalisant, taakaccenthouder Wet Wapens en Munitie, relateert in een proces-verbaal onder andere dat er op 19 juni 2008 te Echt een schietincident heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] door een kogel werd geraakt die zou zijn afgevuurd door verdachte. Het wapen waarmee geschoten werd is niet meer aangetroffen. Naar aanleiding van de verklaringen van voornoemde personen en getuigen staat het vrijwel vast, dat het betreffende wapen een zogenaamd “sleutelhanger-vuurwapen” moet zijn geweest, een vuurwapen dat gezien het uiterlijk niet lijkt op een vuurwapen, maar op een sleutelhanger. Het vuurwapen heeft twee korte lopen, welke, zonder de kamer, een lengte van ca. 1,5 cm hebben. Het vuurwapen is geschikt om projectielen door de loop af te schieten. De werking ervan berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is het wapen een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 4 van de Wet Wapens en Munitie. Om het wapen te laden dient deze in gespannen toestand (anders blokkeren de slagpinnen deze draaibeweging) opengedraaid te worden. Hierbij kan de onderste helft onafhankelijk van de bovenzijde worden verdraaid en worden er in het onderste deel, twee kamers zichtbaar. In elke der kamers kan een scherpe .22 patroon. Omdat er op dit wapen geen veiligheden zitten, kan een druk op een van de knopjes tot levensgevaarlijke situaties leiden. Het wapen is bedoeld om op korte of zelfs zeer korte afstand (contactschot) te worden gebruikt. De verbalisant is van mening, dat het wapen in dergelijke gevallen, bij gebruik op (zeer) korte afstand, dodelijk kan zijn. Dit is mede afhankelijk van de soort munitie die gebruikt wordt en de uiteraard de plaats waar het lichaam wordt getroffen. De combinatie van een long-rifle patroon met een schot in borst of hoofd kan zonder meer dodelijk zijn .
De forensisch-geneeskundige F.J.A. Poetgens heeft in zijn schrijven van 28 juli 2008 over het forensisch geneeskundig onderzoek gemeld, dat [slachtoffer] op 19 juni 2008 voor nader onderzoek bij de Spoedeisende Hulp van het Maasland Ziekenhuis is geweest. [slachtoffer] heeft een stekende pijn in de linker schouder, waar het projectiel het spierweefsel is binnengedrongen. Bij onderzoek blijkt er sprake te zijn van een open wond ter grootte van een dubbeltje (oud geld) met een diameter van ca. 8 tot 10 mm aan de voorzijde van de linker schouder. De Spoedeisende Hulp-arts vertelde dat het projectiel vastzit in het spierweefsel en dat het niet gelukt is om het projectiel te verwijderen.
Uit het verslag aan de huisarts van betrokkene blijkt dat op de röntgenfoto van de schouder van [slachtoffer] het projectiel werd aangetroffen.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat met het sleutelhanger-vuurwapen [slachtoffer] wel degelijk gedood kon worden. De rechtbank baseert haar oordeel op het proces-verbaal van de taakaccenthouder, het medisch onderzoek waaruit blijkt dat de kogel is blijven steken in spierweefsel dat steviger is dan het weefsel van de weke delen, de röntgenfoto - waarop te zien is - dat zich in de schouder van [slachtoffer] een projectiel bevind en de verklaring van verdachte dat hij zich op korte afstand van [slachtoffer] bevond.
Voorts komt uit de stukken en het besprokene ter zitting naar voren dat verdachte in een hectische confrontatie een schietklaar vuurwapen tevoorschijn haalt, dat richt op het bovenlichaam van [slachtoffer] en het dan naar boven wil brengen om een waarschuwingsschot in de lucht te lossen, dat terwijl het vuurwapen geen veiligheidspal heeft en al een projectiel afvuurt als er op een knopje geduwd wordt. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte op dat moment de wens om een projectiel af te vuren, dit terwijl hij het wapen met de twee lopen een baan laat beschrijven over het bovenlichaam van [slachtoffer] die op een zeer korte afstand van hem staat.
Het onder die omstandigheden en op die wijze gebruikmaken van dit specifieke geladen vuurwapen dat nog maar kort daarvoor door hem was aangeschaft en waarmee hij dus nog niet veel ervaring kan hebben brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de zich op korte afstand van hem bevindende [slachtoffer] met een afgevuurd projectiel in zijn bovenlichaam of ander vitaal kwetsbaar deel zoals het hoofd kon raken, waardoor deze zou kunnen komen te overlijden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 3 oktober 2008 en het Beschrijvingsproces-verbaal van een wapen van de Politie Regio Limburg-Noord, District Midden-Limburg, Afd. WWM Roermond, opgemaakt door [verbalisant] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 juni 2008 te Echt, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een sleutelhanger-vuurwapen, een kogel in de schouder van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2008 te Echt, een wapen van categorie II onder 4, te weten een sleutelhanger-vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en kwalificatie
8.1. De strafbaarheid
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte met betrekking tot het onder feit 1 primair ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu verdachte uit noodweer heeft gehandeld.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zichzelf moest verdedigen tegen een door [slachtoffer] op hem gerichte aanval met een bijl, zodat verdachte uit noodweer heeft gehandeld. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat het de vraag is of verdachte wel bewust de confrontatie heeft opgezocht en of er wel sprake is geweest van het eerder achtervolgen van [slachtoffer]. Ook was het beter om iets te doen dan om te vluchten, nu dit volgens de raadsman in betreffende situatie te gevaarlijk was. Het was in de specifieke situatie die ter plaatse was ontstaan beter om eenmalig met een klein vuurwapen te schieten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit gevoerde noodweer-verweer dat tussen verdachte en [slachtoffer] eerder die dag bij een recyclingbedrijf een slaande ruzie heeft plaatsgevonden. Na die ruzie is [slachtoffer] met zijn auto vertrokken. Uit de verklaring van [slachtoffer] en zijn medepassagier en uit het feit dat er blijkens onderzoek van de politie vele andere routes waren om vanuit het recyclingbedrijf in Echt naar Sittard/Maastricht te reizen dan de route die [slachtoffer] gevolgd heeft, concludeert de rechtbank dat verdachte wel degelijk [slachtoffer] door Echt gevolgd is. Verder maakt de rechtbank uit het dossier op dat [slachtoffer] zijn auto op een pleintje in een woonwijk heeft gestopt en dat verdachte zijn auto op korte afstand van [slachtoffer]s auto tot stilstand heeft gebracht. Daarnaast heeft verdachte niet getracht een mogelijke confrontatie met [slachtoffer] uit de weg te gaan, door bijvoorbeeld achteruit rijdend de ingereden straat te verlaten. Ook stapt verdachte prompt uit zijn auto met medeneming van het geladen vuurwapen, welk vuurwapen hij ook zichtbaar in zijn handen houdt. Door zich zo te gedragen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de confrontatie met [slachtoffer] opgezocht, waar hij heel wel - zonder zichzelf of een ander in gevaar te brengen - in de gelegenheid was een confrontatie te ontlopen. Gelet hierop slaagt het beroep van verdachte op noodweer niet.
8.2. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het misdrijf sub 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 3 oktober 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het sub 1 primair en sub 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat een deel van de straf voorwaardelijk kan worden opgelegd ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Ook acht de raadsman in dit verband reclasseringstoezicht en begeleiding op zijn plaats. De raadsman merkt voorts op dat ook het slachtoffer jegens verdachte strafbare feiten zou hebben gepleegd. De raadsman verzoekt deze omstandigheid in de strafmaat te betrekken.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Ten laste van verdachte zijn bewezen verklaard de poging tot doodslag op [slachtoffer] en het voorhanden hebben van een sleutelhanger-vuurwapen. Uit het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat de delicten voortkomen uit een al lang slepend conflict tussen de vriendin van verdachte en het slachtoffer. Contacten tussen deze partijen escaleren en er zou over en weer geweld zijn toegepast. Ter voorbereiding op een eventuele nieuwe confrontatie hebben verdachte en diens vriendin daarom een vuurwapen aangeschaft. Vervolgens komen partijen zich inderdaad op 19 juni 2008 toevallig tegen in Echt bij een recyclingbedrijf waar een handgemeen plaatsvindt. Als [slachtoffer] daar vertrekt besluit verdachte, in gezelschap van zijn vriendin, [slachtoffer] te volgen om - mogelijk gesteund door de gedachte dat hij in het bezit is van een vuurwapen - de confrontatie op te zoeken. Blijkbaar wilde verdachte het conflict definitief oplossen en voor eigen rechter spelen. In een woonwijk in Echt op de openbare weg vindt dan ook de confrontatie plaats en verdachte schiet [slachtoffer] in zijn schouder.
De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij op deze wijze heeft gehandeld.
Door de bewezen verklaarde poging tot doodslag is grote inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] gemaakt. Het door verdachte veroorzaakte letsel is gelukkig beperkt gebleven. Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van een delict als de bewezen verklaarde poging tot doodslag enige tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) bestaan. Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte niet eerder ter zake geweldsdelicten veroordeeld. Wel is er sprake van een openstaande zaak wegens gepleegd geweld.
Ter terechtzitting heeft verdachte getoond dat hij de onjuistheid van zijn handelwijze niet inziet. Immers, hij heeft telkens aangegeven dat hij op het handelen van [slachtoffer] moest reageren en per ongeluk in diens schouder heeft geschoten. Verdachte had volgens zijn zeggen geen keus. Hij moest met een doorgeladen vuurwapen lopen, hij was gedwongen de auto van [slachtoffer] na te rijden, hij kon niet anders dan de confrontatie aangaan en hij moest uiteindelijk wel schieten. Verdachte legt gelet hierop de schuld van het gebeurde in het geheel bij anderen neer en niet bij zichzelf.
Anderzijds houdt de rechtbank eveneens rekening met het gedrag van [slachtoffer] die met een bijl in zijn handen tegenover verdachte heeft gestaan, nadat er eerder al een schermutseling tussen partijen had plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving, de aard van de bewezen verklaarde feiten, de gevolgen voor het slachtoffer die veel ernstiger hadden kunnen zijn en het feit dat verdachte de onjuistheid van zijn handelwijze niet inziet en agressie met agressie beantwoordt, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 57, 91 en 287.
Wet wapens en munitie art. 26 en 55.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, N.I.B.M. Buljevic en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van H.C.W. Terpelle als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank
op 16 oktober 2008.
Zijnde mr. Poppeliers buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
typ: TERP