Parketnummer : 04/860569-08
Uitspraak d.d. : 26 september 2008
VONNIS
van de rechtbank Roermond,
meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [plaats]
thans gedetineerd in [detentieadres]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2008.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2007 tot en met 1 juni 2008 te Tegelen, in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
[slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, bestaande uit:
het meermalen telefonisch contact opnemen althans zoeken met die [slachtoffer 1]
en/of
verzenden van een groot aantal (dreigende) e-mail- en/of sms-berichten aan die [slachtoffer 1]
en/of
zich meermalen ophouden nabij de woning van die [slachtoffer 1];
(Artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 11 april 2008 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande uit het dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto op zeer korte afstand rijden van een personenauto, in welke personenauto die [slachtoffer 1] zich bevond en/of het dreigend rijden tegen die personenauto en/of het (vervolgens) dreigend van de weg af proberen te drukken van meergenoemde personenauto;
(Artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 11 april 2008 te Tegelen, in elk geval in de gemeente Venlo, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Renault Twingo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft beschadigd, bestaande uit het opzettelijk en wederrechtelijk met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto rijden tegen die personenauto (Renault Twingo);
(Artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de maand april 2008 te Tegelen, in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een e-mailbericht en/of een sms-bericht verzonden aan [slachtoffer 1] met de navolgende inhoud:
"zeg effe tegen die kankerkop uit Velden dat als hij op Hyves zit dat hij de foto effe wat groter maakt, zodat ik de goeie voor heb me heb !! voordat ik de verkeerde opruim"
en/of
"het is weekend dus ik weet dat er iemand bij je is en eraan gaat hij", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking en welk e-mailbericht en/of welk sms-bericht ter kennis zijn gekomen van die [slachtoffer 2].
(Artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 12 september 2008 gevorderd dat het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, nu er geen sprake is geweest van een wederrechtelijk stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1]. Er was volgens de verdediging sprake van een wisselwerking tussen verdachte en [slachtoffer 1], nu deze laatste even zovele malen heeft gereageerd op de e-mail- en sms-berichten van verdachte, waarbij over en weer de nodige krachttermen zijn gebruikt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, nu het slachtoffer - [slachtoffer 2] - zich kennelijk niet feitelijk bedreigd heeft gevoeld, nu deze later zelf contact met verdachte heeft gezocht.
7.2 Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 1
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte en het slachtoffer gedurende ongeveer een jaar een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, welke relatie is geëindigd op 16 oktober 2007. Vanaf dat moment hebben verdachte en het slachtoffer veelvuldig contact met elkaar, onder anderen via sms en e-mail. De toonzetting van de berichten die over en weer verzonden worden varieert van uitermate vriendelijk tot ronduit vijandelijk. Ook het afwikkelen van praktische zaken na de beëindiging van de relatie loopt niet van een leien dakje; discussies over het teruggeven van (persoonlijke) spullen en de afwikkeling van financiële verplichtingen voeren de boventoon.
Verdachte stelt dat hij het weekend van 3 en 4 november 2007 nog samen met [slachtoffer 1] heeft doorgebracht. Deze verklaring spoort met de inhoud van de sms-berichten die rond dat weekend over en weer verzonden zijn. Blijkens die berichten verkeerden beiden op dat moment in goede harmonie met elkaar. Vervolgens komt er een nieuwe berichtenstroom op gang, waarbij uiteindelijk de balans doorslaat naar intimiderende en bedreigende uitlatingen van verdachte aan het adres van het [slachtoffer 1], hetgeen er op 30 november 2007 toe leidt dat deze laatste aangifte doet van belaging.
Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd voor zover het betreft de periode van 16 oktober 2007 tot 6 november 2007. Tot dat moment immers is er geen sprake van een wederrechtelijke inbreuk door verdachte op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], maar waren de contacten wederzijds en niet ongewenst. Het voorgaande leidt ertoe dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, voor zover het betreft de periode van 16 oktober 2007 tot 6 november 2007.
7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
7.3.1 De bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank
De rechtbank merkt op dat waar hieronder bij de vindplaatsvermeldingen wordt verwezen naar paginanummers, deze verwijzen naar de paginanummering van de ‘print van scan 02.07.2008 van origineel’ van het proces verbaal dossiernummer PL2322/08 003033 van Regiopolitie Limburg-Noord, District Venlo, Basiseenheid Tegelen, d.d. 13 juni 2008, met bijlagen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. Aangifte [slachtoffer 1] d.d. 30 november 2007
Sinds ik mijn relatie met [verdachte] verbroken heb, valt hij mij lastig. Ik werd per dag tien keer gebeld en kreeg ongeveer 6 sms berichten, 150 berichten in 3 weken tijd. Ik vind dit zeer intimiderend, ik word hier helemaal gek van. Dit belemmert mijn hele leven en mijn werk. Zodra ik buiten de deur kom ben ik al bang dat [verdachte] mij ergens staat op te wachten. Dit is al meerdere malen gebeurd, zelfs ’s morgens bij de kinderopvang.
2. Aangifte [slachtoffer 1] d.d. 14 april 2008
Mijn relatie met [verdachte] is in oktober 2007 door mij beëindigd. Sindsdien blijft hij mij lastig vallen middels sms, mail en komt hij zelfs bij mij aan de deur. Ik heb in november 2007 aangifte bij de politie gedaan van stalking.
3. Klacht [slachtoffer 1] d.d. 15 mei 2008
In aanvulling op mijn aangiftes van 30 november 2007 en 14 april 2008 doe ik klacht van stalking door [verdachte].
4. Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 4 juni 2008
Sinds mei 2008 gaat het stalken door [verdachte] gewoon door.
5. Melding door [slachtoffer 1] met rapportage
Mijn ex staat weer voor de deur en hij weigert te vertrekken. Is vanuit Helmond gekomen om mij weer lastig te vallen. Hebben al de hele tijd ruzie aan de telefoon gehad. Is aan het schreeuwen tegen mij.
Verbalisanten: Terwijl wij in de woning van [slachtoffer 1] waren, belde en sms’te [verdachte] meerdere malen. De sms-berichten waren in de vorm van:
- ik kom eraan
- doe de deur maar vast los
- ik maak geen geintje
6. Verklaring [getuige 1]
Ik heb [verdachte] regelmatig bij [slachtoffer 1] aan de deur zien staan. Hierbij stond hij te schreeuwen en te bonken aan haar voordeur, dit heb ik zeker 5 tot 6 keer gezien. Ook heb ik meerdere malen gehoord dat hij haar bedreigde aan de voordeur.
Ik hoorde een keer dat [slachtoffer 1] zei dat ze niets meer met hem te maken had. [verdachte] zei toen dat hij wel terug zou komen met vrienden en dat haar ruiten eruit zouden vliegen. Ook heb ik regelmatig gezien dat, sinds de relatie uit was, [verdachte] over de schutting van [slachtoffer 1] klom, ik denk al ongeveer 4 keer. Dit gebeurde meestal later in de avond, als het donker was. Ik zag dan dat [verdachte] voor de raam van [slachtoffer 1]’s woning ging staan en naar binnen stond te gluren. Ook heb ik meerdere malen gezien dat [verdachte] in een auto zat, aan de voorzijde van de straat. Dit heb ik zeker 2 tot 3 keer gezien.
7. Verklaring verdachte
In oktober 2007 is de relatie met [slachtoffer 1] beëindigd. [slachtoffer 1] zei dat ik op moest rotten en toen ben ik vertrokken.
Ik heb [slachtoffer 1] veelvuldig gebeld, sms-berichten gestuurd, e-mail berichten verzonden en haar thuis opgezocht.
[slachtoffer 1] heeft mij een aantal malen gezegd dat ze niet gediend was van mijn contact zoeken en zij zei tegen mij dat ze niet wilde dat ik haar lastig viel. Ik begrijp dat de e-mails en sms-berichten, met bedreigende en dwingende inhoud, die ik naar [slachtoffer 1] heb verstuurd als strafbaar gezien wordt. Ik heb de inhoud van de, door mij verzonden e-mails aan [slachtoffer 1], inderdaad dreigender en dwingender opgesteld om [slachtoffer 1] te dwingen om mij duidelijkheid te geven en mijn spullen terug te geven. Ik heb inderdaad zoveel sms-berichten naar [slachtoffer 1] gestuurd. Het zouden er ook goed meer kunnen zijn dan 171. Ik heb ook veelvuldig sms’jes gestuurd naar het nieuwe 06-nr van [slachtoffer 1]. Zoals ik net al vertelde wilde ik duidelijkheid. Ik wilde dit kracht bijzetten door bedreigingen in mijn sms’jes aan [slachtoffer 1] te sturen om zo duidelijk te maken dat ze moest kappen met het gedonder.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer 1]. Uit de inhoud van de zich in het dossier bevindende sms-en en e-mails kan worden afgeleid dat het slachtoffer zelf ook een aandeel heeft gehad in het veroorzaken en in stand houden van een conflictsituatie. Dit neemt niet weg dat de aard van de gedragingen van verdachte - alsmede de frequentie daarvan - worden aangemerkt als het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een persoon met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Aangifte [slachtoffer 1]
Op vrijdag 11 april 2008, reed ik in mijn personenauto. Ik reed in een Renault Twingo, blauw van kleur. Ik kwam bij een rotonde en ik zag een Opel Corsa. Ik zag dat [verdachte] in deze auto zat. Ik reed over [straat A] in de richting van [straat B] te Tegelen. Ik reed op dat moment ongeveer 30 kilometer per uur. Ik reed ongeveer 30 meter voor de kruising met beide wegen toen ik een lichte schok voelde aan mijn auto. Het leek alsof er iemand tegen mijn auto aan reed. Ik keek in mijn binnenspiegel en zag dat de Opel bestuurd door [verdachte] tegen de achterkant van mijn auto aan zat. Ik heb hierop geremd en de handrem van mijn auto aangetrokken. Ik hoorde hierop het geluid van een motor. Ik hoorde dat deze motor hoge toeren maakte. Ondanks dat ik remde en de handrem van mijn auto aan had getrokken voelde ik mijn auto naar voren gaan. Ik werd echt vooruit geduwd door de auto van [verdachte]. Ik voelde dat mijn auto naar links bewoog in de richting van een greppel aldaar. Ik probeerde tegen te sturen echter ik kon mijn auto niet onder controle houden. Ik vreesde op dat moment echt dat er mij iets zou gebeuren. Ik was op dat moment bang dat ik met mijn auto in de greppel zou komen en hierdoor letsel zou oplopen. Ik zag deze greppel steeds dichterbij komen. Ik was echt bang. Ik keek nogmaals in mijn binnenspiegel en ik zag dat [verdachte] met een hand bovenop het stuurwiel van zijn auto zat. Ik zag dat [verdachte] in mijn richting keek. Ik denk dat ik ongeveer een meter van de greppel af tot stilstand kwam.
2. Verklaring [getuige 2]
Ik was op 11 april 2008 samen met mijn vriendin [getuige 3] in Steyl. Wij liepen over de [straat A] in Steyl, ter hoogte van de t-splitsing aldaar. Op een gegeven moment hoorde ik piepende banden van een auto. Ik draaide mij vervolgens om en zag dat er een aanrijding was ontstaan tussen twee personenauto’s. De voorste auto was een Renault Twingo, blauw van kleur. De achterste een Opel Corsa, donker van kleur. Ik zag dat de Opel de Renault probeerde vooruit te duwen. Ik zag dat de voorbumper van de Opel de achterbumper van de Renault raakte. Ik zag vervolgens dat de Renault naar voren werd geduwd. Ik hoorde dat de motor van de Opel hoge toeren maakte. Links van de Renault lag ook nog een diepe greppel met een klein beekje. Dit was direct langs de rijbaan. Alles zag er heel dreigend uit.
3. Verklaring [getuige 3]
Op 11 april waren mijn vriend, [getuige 2] en ik in Steyl. Op een gegeven moment liepen wij over de [straat A] in Steyl. Ik kan deze weg beschrijven als een lange weg met een sloot erlangs. Op een gegeven moment hoorde ik een hard geluid. Ik keek vervolgens om en ik zag twee auto’s achter elkaar rijden. Deze auto’s reden in onze richting. De voorste auto was een Renault Twingo. De achterste auto was ook een personenauto, maar dan iets groter dan de Renault Twingo. De kleur was donker. Ik zag dat de Twingo op een gegeven moment naar voren werd geduwd door de achterste auto. Ik zag namelijk dat de achterzijde van de Twingo naar boven geduwd werd en dat de neus van de auto naar beneden wees. Ik zag dat er in de buurt van de Twingo een sloot was. Ik schat dat de afstand tussen de Twingo en de sloot op dat moment ongeveer 2 meter was. Het kwam allemaal heel agressief over. Nadat de achterste auto met hoge snelheid was weggereden zijn mijn vriend en ik naar de bestuurster van de Twingo gelopen. Ik zag dat de vrouw stond te trillen op haar benen. Ik hield de vrouw vast en voelde dat haar hele lichaam trilde van angst.
Gelet op voornoemde aangifte en verklaringen, die met elkaar overeenstemmen, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte zoals hij zelf stelt per ongeluk tegen de auto van [slachtoffer 1] is aangereden nadat zij onverwachts afremde.
In een situatie als deze, waarin verdachte opzettelijk tegen de auto van [slachtoffer 1] aanrijdt en probeert haar van de weg af te rijden, mede in de context van de hiervoor bewezenverklaarde belaging, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1] met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 september 2008 en de aangifte van [slachtoffer 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
7.4 Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, het onder 2 primair en het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 6 november 2007 tot en met 1 juni 2008 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen, bestaande uit:
het meermalen telefonisch contact zoeken met die [slachtoffer 1] en verzenden van een groot aantal (dreigende) e-mail- en sms-berichten aan die [slachtoffer 1] en zich meermalen ophouden nabij de woning van die [slachtoffer 1];
2.
hij op 11 april 2008 te Tegelen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande uit het dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto op zeer korte afstand rijden van een personenauto, in welke personenauto die [slachtoffer 1] zich bevond en het dreigend rijden tegen die personenauto en het vervolgens dreigend van de weg af proberen te drukken van meergenoemde personenauto;
3.
hij in de maand april 2008 te Tegelen, in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een e-mailbericht en een sms-bericht verzonden aan [slachtoffer 1] met de navolgende inhoud:
"zeg effe tegen die kankerkop uit Velden dat als hij op Hyves zit dat hij de foto effe wat groter maakt, zodat ik de goeie voor heb me heb !! voordat ik de verkeerde opruim" of "het is weekend dus ik weet dat er iemand bij je is en eraan gaat hij", welk
e-mailbericht en welk sms-bericht ter kennis zijn gekomen van die [slachtoffer 2];
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
Belaging
Ten aanzien van feit 2 primair:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het misdrijf onder 1 is strafbaar gesteld bij artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
De misdrijven onder 2 primair en 3 zijn strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 12 september 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringsbegeleiding.
10.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze te hoog is. Het aandeel dat het slachtoffer zelf heeft gehad in het ontstaan en voortduren van de conflictsituatie dient als strafverminderende omstandigheid te worden meegewogen.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex vriendin [slachtoffer 1] en haar bovendien bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Daarenboven heeft hij ook de nieuwe vriend van [slachtoffer 1] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat zowel verdachte als [slachtoffer 1] in de eerste periode na het beëindigen van hun relatie over en weer contact blijven zoeken omdat ze niet met, maar ook niet zonder elkaar lijken te kunnen. Niet zelden resulteerde het onderlinge contact in hoogoplopende conflicten waarbij harde woorden niet geschuwd werden.
Op enig moment besluit [slachtoffer 1] dat ze geen contact meer wil met verdachte en geeft dit ook aan hem te kennen, hetgeen uiteindelijk resulteert in een aangifte wegens belaging als blijkt dat verdachte contact blijft zoeken. Na het doen van aangifte door [slachtoffer 1] gaat verdachte door met het lastigvallen van [slachtoffer 1], waarbij de toonzetting van de berichten verandert en steeds bedreigender wordt. Ondanks dat ook door de politie aan verdachte is duidelijk gemaakt dat het handelen van verdachte door [slachtoffer 1] als ongewenst wordt blijft hij contact met haar zoeken.
Uiteindelijk escaleert de situatie op 11 april 2008 bedreigt verdachte [slachtoffer 1] door haar met haar auto van de weg af proberen te duwen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter terechtzitting zijn gebleken, alsmede met het voorlichtingsrapport betreffende verdachte uitgebracht door S. Verdonschot van de GGZ Justitiële Verslavingszorg d.d. 15 juli 2008 en de latere voortgangsberichten van Novadic-Kentron. Zij schat de kans op recidive gemiddeld in en adviseert een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een reclasseringstoezicht voor de duur van 2 jaar.
Tenslotte houdt de rechtbank bij de strafoplegging, op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening met het feit dat verdachte op 11 juli 2008 door de politierechter te ’s-Hertogenbosch is veroordeeld tot een werkstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis, voor feiten begaan op 18 januari 2008.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf met een onvoorwaardelijk deel. Met het opleggen van een deels voorwaardelijke wordt de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
10.4 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten
08-003033 1 1.00 STK Telefoontoestel Kl:blauw SAMSUNG I450
IMEI-code 359081010475033 telfnnr. 06-24313223
08-003033 2 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart SAMSUNG SGH-D600
IMEI-code 359276001240960 incl. oplader;
dienen te worden verbeurdverklaard.
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met behulp van die voorwerpen de feiten onder 1 en 3 zijn begaan.
10.5 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[slacht[adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten geleden materiële en immateriële schade.
[slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 297,50 en de immateriële schade op een bedrag van € 2.000,00 gesteld, en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte zijn de hiervoor onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering met betrekking tot de materiële schade is onderbouwd middels een taxatierapport van een garagebedrijf, waarbij is aangegeven dat de reparatie van de auto van [slachtoffer 1] € 297,50 inclusief BTW zal bedragen.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Aangezien de vordering met betrekking tot de immateriële schade naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard ten aanzien van die immateriële schade en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij dat deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 297,50 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 5 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1], wonende [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 57, 36f, 63, 285, 285b.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf 6 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens Novadic-Kentron, netwerk voor verslavingszorg,
zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, met opdracht aan deze instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
08-003033 Telefoontoestel Kl:blauw, SAMSUNG I450, IMEI-code 359081010475033 telfnnr. 06-24313223;
08-003033 Telefoontoestel Kl:zwart, SAMSUNG SGH-D600, IMEI-code 359276001240960 incl. oplader;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], te betalen een bedrag van € 297,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 11 april 2008 tot de dag der algehele voldoening;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 297,50 subsidiair 5 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 297,50 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde
partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te
vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
verklaart niet-ontvankelijk benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres], voor het overige ten aanzien van de immateriële schade, aangezien de vordering op dat onderdeel naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte voornoemd met ingang van de dag dat de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, M.J.A.G. van Baal en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schreurs-van de Langemheen als griffier en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van de rechtbank op 26 september 2008.
Zijnde mr. W.A.H.J. Poppeliers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.